zingen Lied 280:1,4,5 ‘De vreugde voert ons naar dit huis’
stil gebed
votum en groet
openingstekst ‘Ik houd van uw huis, machtige Heer! Ik verlang naar uw tempel, levende God. Met heel mijn hart wil ik bij U zijn.’ (Psalm 84:2,3)
zingen (met combo) Psalm 84a ‘Wat hou ik van uw huis’
lezing van het gebod Uit Deuteronomium 6:1-9
zingen Psalm 119:3
gebed om de verlichting met de Heilige Geest
kindermoment
Kijk eens wat ik meegenomen heb. Ik kreeg hiervan afgelopen week een zak vol van Myrthe. Wat zou het zijn? Hoe ruikt het? Vies hè? Dat komt omdat het oude bladeren zijn, maar als je die er vanaf haalt, wat zie je dan? Een noot. Wat voor merk? Het is een walnoot. Maar daaromheen zit wel z’n bast. Die is keihard. Die moet je kraken. Met een notenkraker. En dan zit binnenin dit… Heerlijk vind ik die.
Dat zou je niet zeggen hè, als je dit ding ziet. Die ziet er maar vies uit. Hij ruikt vies. Maar van binnen is-ie prachtig.
Zo kan het met ons mensen ook zijn. Je denkt misschien van een jongetje of een meisje, een groot iemand: wat ziet die er raar uit. Wat doet-ie vreemd. Maar van binnen is het een toch een mooi mensenkind. Zo kijkt God naar ons mensen. Hij kijkt verder dan de buitenkant. Laten wij dat dan ook doen.
Daar horen jullie straks ook over in de kinderdienst. Hoe God, hoe Jezus naar ons leven kijkt en wat Hij echt belangrijk vindt. Een goede kindernevendienst en tot straks. Jullie komen iets eerder terug, omdat jullie natuurlijk ook de zegen van de kleine Alessio mogen zien.
schriftlezingen Psalm 78:1-8 en 2 Timoteüs 1:1-7 (Bijbel in Gewone Taal)
zingen Psalm 78:2 ‘Laat ons wat onze vaderen vertelden’
verkondiging Thema ‘Met de paplepel ingegoten’
Gemeente van Jezus Christus, William en Gabriëlle, beste jongeren,
Ik las ergens dat 90% van alle kinderen geboren wordt met de vuisten dicht. Ik weet niet hoe dat bij Alessio was, of jullie daar überhaupt op gelet hebben… Maar gelukkig blijven die vuistjes bij pasgeborenen niet dicht. Nee, ze gaan open en de kleine vingertjes maken trage en ongecontroleerde bewegingen. Alsof ze daarmee aangeven: ‘Mijn leven is begonnen, hier zijn mijn beide handen, vul ze maar met jullie liefde!’
Hier in de kerk zeggen we er nog wat bij: ‘Vul ze maar met Gods liefde, met het geloof in Hem: Vader, Zoon en Heilige Geest.’
Zo hebben wij dat toch ook meegekregen? Van onze ouders. Zoals zij op hun beurt het weer kregen van hun ouders. Althans, zo is het gegaan bij de meesten van ons: ‘met de paplepel ingegoten’, zoals het spreekwoordelijk heet.
De jongeren die meedachten met deze dienst vroegen: ‘Hoe groot is de kans dat je anders in deze wereld in aanraking zou gekomen zijn met het geloof?’ Dat weet ik niet. Er zijn mensen, ook hier, weet ik, die er niet mee opgevoed zijn, die het geloof niet met de paplepel ingegoten kregen, maar die het toch ontdekten, soms op wonderbaarlijke wijze. Het is een minderheid, maar het kan wel.
Maar laat mij de vraag omdraaien: is het erg dat je het geloof via de paplepel hebt ingegoten kreeg? Is het erg dat je ouders het aan jou meegegeven hebben? Nee, het is juist Bijbels. Psalm 78 zegt het helder: ‘Ook onze kinderen moeten dat weten. Wij zullen hun het verhaal vertellen over de machtige daden van de Heer, de wonderen die Hij heeft gedaan.’ Zoals zij het weer van hun voorouders hoorden.
Iemand vergeleek dat met de estafetteloop. Weet je nog, de afgelopen Olympische Spelen: die 4 x 400 meter gemengd? Hoe Nederland daar goud won, dankzij een fenomenale eindsprint van Femke Bol? Maar zij was nooit als eerste over de finish gekomen als ze het stokje niet had gekregen van de loper voor haar. En die op zijn beurt weer van de loopster voor hem, en zij van de loper voor haar. Dat stokje moet echt doorgegeven worden. Dat mag niet op de grond vallen. Zo is het met dat stokje van het geloof zeg maar ook. Om dat door te geven aan de volgende generaties. Binnen het gezin. Binnen de kerk. En naar iedereen die het aan wil pakken.
Waarom? Psalm 78 zegt het helder in vers 7: ‘Opdat we niet vergeten wat God voor ons heeft gedaan, opdat we Hem vertrouwen en ons aan zijn regels houden.’
Gaan we weer, denk je misschien. Het geloof als set regels, wat je allemaal niet mag en juist allemaal moet.
Maar wacht even: die regels worden als derde genoemd. Het eerste is wat God heeft gedaan. Eigenlijk is het net als met de Tien Geboden. Ja, zo worden ze vaak genoemd. Maar eigenlijk staat er: Tien Woorden. En waar beginnen die mee? ‘Ik ben de HEER, jullie God, die jullie uit de slavernij, uit Egypte, bevrijd heb.’ Dus ook hier begint het met wat God gedaan heeft. Dat Hij Israël bevrijd heeft. Maar niet alleen Israël, ook ons. Hij bevrijdt uit alles waar we in vast kunnen raken: de zonde, de duivel, de dood uiteindelijk.
Of zoals Paulus schrijft in dat andere gedeelte dat we vanmorgen lazen: ‘Ik heb over Gods belofte verteld. En die belofte is dat iedereen die bij Jezus Christus hoort, eeuwig zal leven.’
Wow, dit is dus het doel van dat doorgeven van dat stokje van het geloof. Dat je eeuwig leven krijgt. Dat ligt bij die finish op je te wachten. Zeker, maar, zegt Jezus, zelfs nú heb je al eeuwig leven, als je bij Mij hoort, als je in Mij gelooft, als je dat stokje van het geloof vasthoudt en doorgeeft. Dan wordt je leven eeuwig, wordt het gevuld door de Eeuwige zelf.
Hoe geweldig, hoe bevrijdend, is dat? Maar dan moet je wel bij die bevrijding blijven en niet opnieuw slaaf worden. En daar zijn nou die regels, die leefregels van God, voor bedoeld. Dat het leven goed blijft, niet alleen voor jouzelf, maar ook voor anderen. Een leven in vertrouwen in God, in de Here Jezus Christus. Dat wat er ook gebeurt, dat je veilig bent bij Hem.
Zoals een lied zingt:
Ik ben veilig in Jezus’ armen.
Veilig ben ik bij Hem.
Ik ben veilig in Jezus’ armen.
Er is nergens een plek waar ik zo veilig ben.
Hoe mooi, hoe levensbelangrijk, is het dat dit doorgegeven wordt: dat vertrouwen, wat God gedaan heeft, en vandaaruit die leefregels.
Zo heeft Timoteüs dat stokje van het geloof ook gekregen. Via zijn moeder Eunice en z’n oma Loïs. Hoe zit het eigenlijk met z’n vader? Daarover lezen we in Handelingen 16. Z’n pa was een Griek, een heiden. Z’n moeder en oma waren Joods, en christen geworden. Van hen had Timoteüs het geloof doorgekregen.
Paulus noemt dat geloof, zowel van Timoteüs als van z’n moeder en oma, zuiver.
Oei, denk je misschien, bij mij is dat geloof helemaal niet zo zuiver. Ik heb ook de nodige twijfels.
Maar dat wordt hier niet bedoeld met ‘zuiver geloof’: een geloof zonder enige twijfel. Nee, geloof gaat juist vaak gepaard met twijfel. Twijfel is een zusje van het geloof zeg maar. Of zoals iemand anders eens zei: ‘Twijfel is de groeipijn van het geloof.’ Om te groeien in je geloof moet je door de twijfels heen.
Wat de Bijbel in Gewone Taal hier met ‘zuiver geloof’ vertaalt, is letterlijk een ‘niet-hypocriet’ geloof. En ‘hypocriet’ is schijnheilig, niet oprecht. Dus het gaat hier om een geloof dat oprecht is, eerlijk. Of zoals jullie zeiden: ‘Dat het echt uit het hart komt.’
Zulk geloof had dus Timoteüs, net als z’n moeder en z’n oma. En ik hoop jij, en je ouders en grootouders ook. Ik moest denken aan mijn eigen moeder. Ik weet nog dat zij naar het avondmaal ging. Vanuit de bank zag ik haar aan de avondmaalstafel zitten. Ze had haar handen gevouwen. Haar hoofd gebogen. Heel eerbiedig. Heel geconcentreerd. Toen ze terugkeerde, zag ik tranen in haar ogen. Mijn moeder huilde, terwijl ze bij Jezus aan tafel was geweest! Ik begreep er niks van. Dit was toch juist iets om heel blij om te zijn? Ik vroeg het haar thuis. Ze zei: ‘Ik ben ook heel blij met Jezus. Maar tegelijk besefte ik daar bij het avondmaal ook hoe Hij voor mij geleden had, en aan dat verschrikkelijke kruis gestorven was. Voor mij. Door mijn zonden.’ Ik ben het nooit meer vergeten, hoe oprecht, hoe eerlijk zij was, toen ze me dit vertelde.
Of mijn vader, de dag voordat hij stierf (dat wist hij toen niet, want zijn overlijden kwam toch onverwacht), maar op die dag ervoor had hij heel moeilijk. Twijfels hadden hem bestookt. God was voor hem heel ver weg. Hij leek het wel kwijt te zijn, vertelde hij aan mijn moeder. Maar toen keek hij naar de kerkdienst (door zijn chronische ziekte kon hij niet meer naar de kerk, maar hij sloeg geen dienst op de stream over), toen hij daarnaar keek, ging het over de belofte van God, dat die zekerder is dan al onze twijfels bij elkaar. En mijn vader mocht het stokje van het geloof weer pakken. Hij zei: ‘Ik heb het weer.’ En hij dankte God, hij dankte ook mijn moeder voor alles wat zij voor hem betekend had. Hij kuste haar met alle liefde die hij voelde. En in de nacht daarop stierf hij, ontving hij dat eeuwige leven bij God.
Van mijn ouders heb ik geleerd dat het belangrijk is om trouw te blijven. Om ook naar de kerk te gaan als je niet zo’n zin hebt misschien. Zoals Jezus ook iedere sabbat naar de synagoge ging, ‘naar zijn gewoonte’, staat er in het Evangelie. En in goede gewoonten kun je wonen, raak je thuis…
De jongeren die meedachten met deze dienst waren hierin ook eerlijk. Eén van hen zei: ‘Stoppen met naar de kerk gaan voelt voor mij heel raar. Dan mist er toch wat.’ Alsof ze zich dan een soort dakloos voelde. Want in goede gewoonten – en dat is naar de kerk gaan toch – in goede gewoonten kun je wonen. Een ander zei dat ze het lastiger vond, in verband met haar drukke schema en omdat haar ouders minder naar de kerk gaan. Vervolgens kregen ze er een mooi en eerlijk gesprek over met elkaar.
De jeugdouderling die dit gesprek leidde, wees me op een filmpje, dat ze recent zag. Daarin zegt iemand: ‘Als wij als ouders de kerkgang als optioneel gaan zien, dan zal de volgende generatie het als onnodig gaan zien. Zo snel kan dat gaan. Als ouders ervoor kiezen om van de vier zondagen er twee te skippen, je ongemerkt aan je kinderen doorgeeft dat het blijkbaar minder belangrijk voor hen is.’
Dat geldt ook voor zoiets als catechisatie. Ook hier geldt: als je dat voor je kinderen als optie laat zijn, minder belangrijk dan school, of sport, of werk, dan moet je er niet vreemd van opkijken dat je kinderen de inzet voor het geloof uiteindelijk als onbelangrijk en onnodig gaan zien.
Ja, het is een pittig filmpje. Confronterend misschien ook. Maar niet onwaar toch? Misschien goed om daar thuis met elkaar over door te praten… Mag dat geloof me nog iets kosten?
De jongeren gaven in ieder geval zelf aan hoe belangrijk het is als ouders standaard naar de kerk gaan, en het tegelijk ook in de praktijk laten zien, het geloof voorleven, het hele leven verbinden met God, kinderen brengen naar plekken waar God centraal staat. En dat ook nodig is dat je het delen kunt met leeftijdsgenoten, met vrienden. In de kerk, op catechisatie, op club. En dat je daarin zelf ook gaat meedoen. Zelf ook actief met God bezig bent. De bijbel leest, bidt, een goede podcast luistert, enz. enz. En dat je je inzet voor de kerk, voor de ander.
Het helpt allemaal om zelf dat stokje aan te pakken. Om aan te sluiten bij het thema ‘met de paplepel ingegoten’: je bent toch niet alleen pap blijven eten? Je bent geen klein kind gebleven. Uiteindelijk gaat het erom dat je er zelf voor kiest, dat stokje van het geloof aanpakt.
Net als Timoteüs dat ook had gedaan. Maar hij heeft het zwaar. Paulus schrijft niet voor niets over Timoteüs’ tranen. Timoteüs vindt het moeilijk om het vol te houden, nu Paulus ook ver weg is. En daarom schrijft deze hem brieven. Waarin Paulus Timoteüs bemoedigt, hem herinnert aan dat geloof van z’n moeder en oma. Hoe de Here God dat gebruikt had. En dat die God leeft, en trouw blijft. Zelfs in hem is, door de Heilige Geest. ‘Die Geest heeft God ons gegeven’, schrijft Paulus, ‘niet om bange mensen van ons te maken, maar moedige mensen, vol liefde en geduld.’
Ik vind dit zo mooi! Voor ons allemaal. Voor kinderen en jongeren. Voor ouders en ouderen. Voor stellen en singles. God heeft zijn Geest gegeven. Aan ons. Die Geest maakt ons niet bang, maar moedig, en vol liefde en geduld.
O ja, je kunt soms zomaar bang worden. Bang voor de toekomst. Bang of je het wel volhoudt. Maar denk dan aan de Heilige Geest die je gegeven is. En je mag Hem vragen of Hij je vervult. Je voller maakt met zijn liefde en geduld. Dat zal Hij doen, want dat heeft Hij belooft. En dan wordt het donker licht. Dan verdwijnt de angst.
Afgelopen maandag maakte Bastiaan Ragas dat op een prachtige wijze duidelijk in de voorstelling In Gods naam. Hij vertelde een verhaal over drie boerendochters. Hun vader zei: ‘Wie de enorme opslagruimte bij de boerderij helemaal weet te vullen, krijgt de erfenis.’ De eerste dochter haalde een olifant uit Afrika. Maar die vulde de ruimte toch niet geheel. De tweede dochter liet een enorme hooiwagen aanrukken. Maar ook deze was te klein voor de ruimte. De derde dochter deed iets heel anders. Ze sloot alle deuren en luiken. De hele ruimte werd pikkedonker. En toen stak ze een kaars aan. Het licht hiervan vulde de hele ruimte…
Zo kan de Heilige Geest, met zijn kracht, liefde en geduld, ook ons hele leven verlichten.
Daarom: ‘Als alles duister is, ontsteek dan een lichtend vuur dat nooit meer dooft.’ Amen
zingen Hemelhoog 413 ‘Als alles duister is’
zegening van Alessio Chong
Als tekst kreeg hij mee: ‘Ik weet: mijn Redder leeft.’ (Job 19:25a)
zingen (met combo) Opwekking 602 ‘Vrede van God’
dankgebed en voorbeden
collectemoment Tijdens het collectemoment zingt het combo Hemelhoog 703 ‘Ik was hongerig’
slotlied Lied 675:1 ‘Geest van hierboven’
zegen
0 Reacties