De kanselkleden, de zogeheten antependia, van de Pauluskerk in Gouda waren na ruim vijftig jaar gebruik verkleurd en versleten – kortom: aan vervanging toe.
Gemeentelid mevrouw Riet Olivier-Heijmenberg nam het initiatief om nieuwe kleden aan de kerk te schenken.

Zij heeft aan mevrouw Sary ten Napel-Beukelman gevraagd om deze kleden te ontwerpen en te maken.
Mevrouw Ten Napel heeft indertijd, samen met anderen, de tafelkleden en stola’s voor de Goudse Turfmarktkerk ontworpen.
Na jarenlang gebruik in die kerk en in andere kerken kwamen deze kleden in 2014 naar de Westerkerk, eveneens in Gouda.
Mevrouw Ten Napel heeft toen de bijbehorende kanselkleden ontworpen.

Na goedkeuring van de ontwerpen door de kerkenraad van de Pauluskerk heeft mevrouw Ten Napel, geassisteerd door mevrouw Anja Poley-Van der Rhee, de vijf nieuwe kanselkleden gemaakt.
De basisstoffen voor de kleden zijn geleverd door het atelier van Carien van Hedel in Den Dungen, dat ook veel toga’s en aanverwante kerkelijke attributen vervaardigt.

Het eerste nieuwe kleed – het witte – hing bij de kerstviering in 2018 aan de lessenaar van de kansel. In de eerste helft van 2019 werden de andere vier kleden in gebruik genomen.

Van links naar rechts: Anja Poley-Van der Rhee, Riet Olivier-Heijmenberg en Sary ten Napel-Beukelman


De Pauluskerk in Gouda

De Pauluskerk in Gouda werd ontworpen door de Amersfoortse architect David Zuiderhoek (1911-1993), die in de jaren vijftig en zestig van de twintigste eeuw ook kerkgebouwen in Dronten, Amersfoort, Veenendaal, Baarn, Hilversum en ’s-Hertogenbosch ontwierp.
Kenmerkend voor zijn kerken zijn een hoge bouw, platte daken en grote, niet of nauwelijks versierde muurvlakken.

Het kerkgebouw werd in 1963 in gebruik genomen.
Gouda telde in dat jaar 43.400 inwoners, van wie 37 procent tot de Nederlands Hervormde Kerk behoorde.
De kerk heeft een kleine 550 zitplaatsen.

De losstaande toren is 27 meter hoog, de luidklok in de toren heeft een diameter van 85 cm en weegt 38 kg.

Het doopvont met duif, uitgevoerd in nikkel, is ontworpen door edelsmid Bert ten Brink, de open schalen voor de deurcollecte zijn van edelsmid Menno Meyer.

Het orgel werd in 1966 door de firma L. Verschueren uit Heythuysen gebouwd voor de Salvatorkerk in Leeuwarden, waar het tot 2003 in gebruik was.
In dat jaar plaatste de firma Slooff Orgelbouw uit Lekkerkerk het orgel over naar de Goudse Pauluskerk.


De ontwerpen

Bij het ontwerpen van de nieuwe kanselkleden is gekeken naar elementen die in het interieur van de Pauluskerk aanwezig zijn, zoals de kruizen in het metselwerk, de zig-zagmuur achter de preekstoel, de vorm van de liturgische tafel en de kleuren van het glas in de ‘serre’.

Op alle kleden is het kruis, in dezelfde vorm als in en op de muren, het middelpunt.
Daar omheen zijn symbolen te zien die passen bij de betreffende liturgische periode.
De hoofdkleur van de kleden sluit aan bij de kleuren die van oudsher met een bepaalde periode in het kerkelijk jaar zijn verbonden.
Op deze kleuren zijn ook die van de betreffende applicaties en garens aangepast.
Het getal zeven, het getal van de volheid en van de heiligheid van God en van zijn verbond met zijn volk, is ook in de symboliek op de nieuwe kanselkleden verwerkt.

Paars

Het paarse kanselkleed wordt gebruikt in de adventstijd, als wij ons voorbereiden op het kerstfeest, en in de veertigdagentijd, de tijd van bezinning en inkeer als voorbereiding op Pasen.
Ook kan dit kleed worden gebruikt bij een begrafenisdienst.

De zeven staande rechthoeken zijn als wachters.
Zij staan onder het kruis, dat het middelpunt is van het kleed. De weerschijn van dat kruis verlicht hen op een terughoudende wijze.
Iedere beschouwer kan de plaats van zo’n wachter innemen voor een moment van contemplatie.
De lichtpunten boven het kruis staan voor de Drie-eenheid. De aanwezigheid van deze lichtpunten biedt moed en troost in een tijd van voorbereiding en bezinning.

Roze

Het roze kanselkleed wordt slechts op twee zondagen per jaar gebruikt: op de derde zondag in de adventstijd (zondag Gaudete, ook wel klein kerstfeest genoemd) en op de vierde zondag in de veertigdagentijd (zondag Laetare, ook wel halfvasten genoemd).
De kleur roze laat zien dat het Kerstfeest en Pasen eraan komen: in de ‘paarse’ periode breekt de kleur wit al door het paars heen.

Ook op dit kleed is het kruis het middelpunt.
Daar omheen zijn, als teken van het feest dat komen gaat, stralen te zien.
Daaronder staan zeven rechthoeken, verwachtingsvol dicht onder het kruis. Het licht van dat kruis straalt al sterker op hen.
De beschouwer kan zich daarin verplaatsen voor een moment van bezinning en hoop.

Wit

Het witte kanselkleed wordt gebruikt op kerkelijke feestdagen, zoals het Kerstfeest en Pasen. Ook bij doop-, rouw- en trouwdiensten vindt het toepassing.

Om het kruis in het middelpunt zijn veel stralen te zien. Die verwijzen naar de geboorte van het Christuskind en de verrezen Christus.
De zeven mat-gouden vlakken wijzen de weg naar het Overwinningskruis.

Rood

Het rode kanselkleed wordt gebruikt met Pinksteren, en ook bij de bevestiging van ambtsdragers, voor een belijdenisdienst en bij de intrede van een predikant.
Als Tweede Kerstdag op een zondag valt, kan het kleed met deze kleur ook worden gebruikt.
De kleur verwijst naar de Heilige Geest, of ook wel naar het bloed van de martelaren die stierven omdat zij van hun geloof in Jezus bleven getuigen, zoals Stefanus.

Om het kruis in het midden dalen zeven vlammen neer als tongen van vuur.
Zij symboliseren de Heilige Geest die neerdaalt.
De onderste drie vlammen worden opgevangen door drie bogen, die symbool staan voor de kerkelijke gemeente die de Geest ontvangt en die ook weer doorgeeft.

Groen

Het groene kanselkleed wordt gebruikt in de periode tussen Epifanie en de veertigdagentijd en tussen Pinksteren en Advent.
De kleur groen betekent hoop, groei en toekomst.

In de Pauluskerk ligt de Bijbel direct boven op het kanselkleed.
Het Woord wordt vanuit die bron verkondigd. Dát is het hoofdmotief van dit kleed.


De Alpha en de Omega zijn de eerste en de laatste letter van het Griekse alfabet: het begin en het einde – een overduidelijke verwijzing naar Jezus Christus.


De zeven zig-zagvormen staan voor het Woord dat als levend water de kerk instroomt.
Het kruis is het centrale punt van waaruit alles plaatsvindt.


Kleuren in de kerk

Het gebruik van kleuren in de christelijke eredienst om de verschillende periodes van het kerkelijk jaar aan te duiden, is al eeuwenoud.
Paus Innocentius III (1160-1216) schreef als eerste het gebruik van kleuren in de kerk voor.
Vandaag de dag kom je deze kleuren in veel kerken tegen op een kleed (antependium) dat over de kansel of de avondmaalstafel hangt, soms ook op een stola die de voorganger over de toga draagt.

De ‘standaardkleur’ is groen, als symbool voor het nieuwe leven dat na de kerkelijke feesten gestalte krijgt.
Maar in bepaalde periodes van het kerkelijk jaar, zoals de adventsperiode, de kersttijd, de paasweek en Pinksteren, komen andere kleuren aan bod.
Dat geldt ook voor sommige bijzondere diensten, zoals bij de bevestiging van ambtsdragers.

In de kerken van de Reformatie is het gebruik van deze kleuren lange tijd taboe geweest.
Er werd grote soberheid in acht genomen en er was weinig aandacht voor symbolen.
Pas in de twintigste eeuw kwam daarin, onder invloed van de Liturgische Beweging, geleidelijk verandering.

Het gebruik van de kleuren en symbolen op de kleden kan de kerkgangers helpen bij hun bewustwording van de periode in het kerkelijk jaar.
Maar de kleuren en symbolen zijn alleen middel, geen doel. Ze dragen er in elk geval toe bij dat de aandacht nog sterker is gericht op de kansel – de plaats in de kerk waar het Woord wordt verkondigd.