welkom en mededelingen
zingen Psalm 146:1,3 ‘Zing, mijn ziel, voor God uw HERE’
stil gebed
votum en groet
aanvangstekst
‘Zing voor God met heel uw hart psalmen, hymnen en liederen die de Geest u vol genade ingeeft. Doe alles wat u zegt of doet in de naam van de Heer Jezus, terwijl u God, de Vader, dankt door Hem.’ (Kolossenzen 3:16,17)
zingen Hemelhoog 548 ‘Breng dank aan de Eeuwige’
gebed om de verlichting met de Heilige Geest
schriftlezingen Psalm 137:1-6 en Efeziërs 5:16-20
verkondiging en zingen Lied 713 ‘Wij moeten Gode zingen’
zingen Lied 713:1,2
liedpreek deel 1
Gemeente van Jezus Christus,
In een aangrijpende scene uit de film 12 Years a Slave, zien we de hoofdpersoon Solomon. Samen met andere tot slaaf gemaakten staat hij bij een grafkuil. Daarin wordt Uncle Abram begraven. Deze oudere man is bezweken onder het hardvochtige en nietsontziende beleid van Mr. Epps, de eigenaar van de katoenplantage waarop ze hun slavenarbeid moeten verrichten.
Terwijl ze bij de grafkuil staan, waarin net het lichaam van Uncle Sam is neergelaten, begint er één te zingen. Het is de negrospiritual: Roll Jordan roll. De rest valt in, behalve Solomon. Hij is verstomd door z’n verdriet en z’n woede over al dit onrecht. Maar dan neemt het lied hem toch in beslag en zingt hij mee: ‘Roll Jordan, roll. My soul ought to rise in heaven, Lord, for the year when Jordan rolls. Halleluja.’ Steeds harder zingt hij of moet je zeggen: zingt het lied in hem. Ja, aan dit lied grijpt hij zich vast, aan het geloof, aan de hoop op een betere wereld, Gods wereld, als Hij recht zal doen.
Dit rijmt toch helemaal op ons lied van vanavond: ‘Wij moeten Gode zingen’?! Daar wordt toch ook gezongen tegen de klippen op, in de moeilijkste omstandigheden: ‘al zijn wij vreemdelingen, in schande en in scha.’ Ja, hier op aarde vreemdeling zijn, omdat we hier ten diepste niet thuis zijn, door alles wat ons van God vervreemdt, wat haaks staat op zijn Koninkrijk. De schande. De schade. Het zou ons allemaal kunnen verstommen, maar toch: ‘wij moeten Gode zingen.’ Dit heerlijke lied, met die aanstekelijke en meeslepende melodie, wil ons daarin meenemen.
Willem Barnard, de dichter van dit lied, liet zich o.a. inspireren door Efeziërs 5, dat we vanavond ook lazen. Paulus roept de gemeente op om te zingen, te zingen en te jubelen voor God. Ook hier zijn de omstandigheden allesbehalve rooskleurig. Net daarvoor heeft hij gezegd dat we in een slechte tijd leven. Of zoals de HSV vertaalt: ‘de dagen zijn vol kwaad.’
Woorden die ook voor onze tijd gelden, toch? Het kwaad dat zich manifesteert in de brute oorlogen in Oekraïne, in Soedan, in Israël en Gaza. Hoe mensenlevens verwoest worden. Wat vrouwen en kinderen wordt aangedaan.
Het kwaad dat ook Gods goede schepping treft. De vervuiling, de plastic soep in de oceanen, de biodiversiteit die achteruit holt, de opwarming van de aarde, de stijging van de zeespiegel. Kwaad waaraan wij mensen debet zijn.
Maar ook het negeren hiervan. De achteloosheid waarin wij mensen met de aarde omgaan, alsof er tien zijn!
Slechte tijden die ook blijken in het wantrouwen dat er heerst in de politiek, het egoïsme dat in de samenleving hoogtij viert, de boosheid die er is bij velen in ons land, de ondankbaarheid, de verbale en fysieke agressie…Het zijn valse dissonanten in de harmonische symfonie die God juist bedoelt.
Maar dwars tegen die dissonanten in roept Paulus ook ons op: ‘Laat je vervullen door de Heilige Geest – en dat is een hele andere geest dan de tijdgeest – laat je vervullen door Gods Geest en zing met elkaar…’ ‘Wij moeten Gode zingen.’
Ja, die Geest komt ook in ons lied terug. In het begin van het tweede couplet: ‘Hij (dat is God), Hij schenkt de levensadem, Hij geeft de levensgeest.’
Ons jaarthema is ‘Kijk – laat je verrassen door het werk van Gods Geest.’ Ja, weet je waar je dat werk van Gods Geest al merkt? Aan de adem die je haalt. Voel maar… Het is een godsgeschenk. Die krijg je namelijk van Hem. Denk maar aan het scheppingsverhaal, als God de mens boetseert uit het stof van de aarde. Die mens wordt pas echt een levend wezen als God zijn adem in hem blaast. Ruach, staat er in het Hebreeuws. Het is hetzelfde woord voor de Geest. De Heilige Geest is Gods adem. Iedere ademteug is zijn geschenk voor ons.
Zingen is die adem terug offeren aan God, aan de Schenker, vanwege alle goede dingen, vanwege de zegeningen, omdat Hij ons nabij is, ons te stade komt. Dat wil zeggen: ons te hulp komt.
Dus, lieve mensen: er is reden genoeg om te zingen. Er is reden genoeg om God te danken. Ook anno 2025.
Dankdag wil zeggen: die redenen bedenken, die goede dingen opmerken, die zegeningen tellen. En daarom zingen, ook in slechte tijden, zelfs tegen de klippen op. Laten we dat nu ook doen, met het derde en vierde couplet.
zingen Lied 713:3,4
liedpreek deel 2
In het liedboek staat, direct onder de titel: ‘Van de lier aan de wilgen’. Dat komt ook terug in het vierde couplet: ‘De lier hing aan de wilgen.’ Het is een rechtstreekse verwijzing naar Psalm 137, dat aangrijpende lied van Israël uit de Babylonische ballingschap. Misschien wel het meest bekend uit dat liedje van Boney M: ‘By the rivers of Babylon.’ Aanschouwelijk wordt het verteld in de Psalm hoe daar, aan de oever, de Israëlieten zitten, treurend. De harp is aan de wilgen gehangen. Dat is zelfs een spreekwoord geworden voor ophouden met je activiteiten.
In de oorspronkelijke setting van de Psalm staat het voor ophouden met zingen. Is het trouwens nou een harp of een lier? In het Hebreeuws staat ‘kinnoor’, oftewel een kleine handharp, ook wel lier genoemd. Het is het begeleidingsinstrument voor zangers in bijbelse tijden. Dat is dus aan de wilgen gehangen, langs de oevers van de Eufraat in Babylon. Omdat ze niet meer kunnen, niet meer willen zingen. Zo verdrietig zijn ze. Murw geslagen. Stemloos geraakt. Hun beulen doen er nog een schepje bovenop door hun treiterend te vragen: ‘Zing voor ons een vrolijk lied uit Sion.’ Dat doet allemaal extra pijn, want hoe zouden ze dat kunnen, in ballingschap, vervreemd van hun vaderland, van hun moederstad Jeruzalem, waar de tempel, Gods huis, in puin ligt!
De lier aan de wilgen, die spreekwoordelijke treurwilgen zijn. Maar toch, heel paradoxaal, zingen ze wel. Want die Psalm waarin dit allemaal wordt geuit, Psalm 137, is ook een lied. Een treurlied, een klaagpsalm, maar die ze wel zingen. Hoe paradoxaal wil je het hebben (wat zeg ik: wat een inconsequentie!): je harp aan de wilgen hangen in een lied! Maar wat een gelukkige inconsequentie!
Diezelfde inconsequentie zit er ook in ons lied, met de titel ‘Wij moeten Gode zingen’ en juist de ondertitel ‘Van de lier aan de wilgen.’ Willem Barnard zelf schreef hierbij: ‘Dit is de sprong van de inconsequentie, die elke kerkdienst trouwens beoefend wordt.’ Hij noemde dit ‘de hink-stap-sprong van de liturgie’. Het Kyrie gaat zonder overgang over in het Gloria.
Ook in ons lied. Het derde couplet begint met ‘kyrieleison’, oftewel: ‘Heer, ontferm U’ en het eindigt met ‘nog moeten wij U loven met stem en fluit en trom.’
En het vierde couplet begint met die lier aan de wilgen en ‘misericordia.’ Dat is een Latijns woord en je hoort daarin nog ons woord ‘misère’ in terug, oftewel ‘ellende’. Misericordia is medelijden, barmhartigheid, ontferming. En in datzelfde vierde couplet gaat het daarna over ‘gloria’ en ‘halleluja’. In één adem door.
Het zou kunnen dat je dat te snel vindt gaan, met te grote sprongen. Dat je blijft haken bij het ‘kyrieleison’ en dat ‘misericordia’. Dat je daarom ook best opzag tegen zo’n dienst als deze: dankdag, met al die uitbundige liederen, met al die nadruk op het goede, op de zegeningen. Terwijl je zelf in de hoek zit waar de klappen vallen. En dat je die lier aan de wilgen daarom herkent. Of misschien niet zozeer voor jezelf, maar voor anderen, die je lief zijn, die in de ellende zitten. Of omdat je bewogen bent om zoveel leed vandaag de dag. Dat ‘land van vuur en oven’, zoals dat in het derde couplet heet. Dat je ziet en dat je raakt. Wat mensen elkaar aandoen. Verschrikkelijk. Je voelt je er zo machteloos bij. Je kunt eigenlijk alleen maar verzuchten: ‘Kyrieleison – misericordia.’
Wat dat laatste betreft: ik las ergens dat die term ‘misericordia’ ook gebruikt wordt voor klapstoeltjes in de koorbanken in oude kerken. Daarop kunnen mensen gaan zitten als ze moe worden van het lange staan.
Wat een bemoedigend en troostvol gegeven, gemeente. Soms lukt het niet om te staan, om de jubel te vinden. Weet je: dan mag je gaan zitten. Dan mag je rusten in Christus’ ontferming, in Gods beloften. Zijn beloften die ook in dit lied klinken: ‘Hij zal ons niet verdelgen.’ Nee, Hij geeft ons niet over aan de vernietiging. En ‘zijn woord zal ons genezen.’ Ook al voel je het misschien niet, ook al zie je er nog niet veel van: de gebrokenheid heeft niet het laatste woord. Nee, de Heer maakt heel. Zo is zijn naam immers: Heiland – ‘Hij die heel maakt’. En die naam, die ook een belofte is, maakt de Heer waar. Dat is zeg maar het klapstoeltje waarop je mag rusten als het moeilijk en zwaar is.
En weet je wat ook zo mooi is aan die ‘hink-stap-sprong’ van de liturgie? Dat die wel plaatsvindt. Iedere keer weer. Ondanks jouw moeiten. Er wórdt gezongen. Met elkaar. Dat schrijft Paulus ook expliciet in Efeziërs 5: ‘Zing met elkaar’. Ik hoor daarin ook: ‘Zing vóór elkaar’. We zingen ook voor hen die een brok in de keel hebben, die murw geslagen zijn. We zingen voor elkaar, en nemen zo elkaar mee, in het Kyrie én het Gloria.
Laten we dat nu ook doen met het slotcouplet…
zingen Lied 713:5
liedpreek deel 3
‘Wij moeten Gode zingen…’ Het is de begin- en slotregel van het lied. Hier gaat het dus om.
Maarre… waarom zouden we dat eigenlijk moeten? Stel nou dat je niet van zingen houdt. Of dat je niet echt goed kunt. Een kraai zingt nog fraai vergeleken bij jou…
Tja, waarom we moeten zingen? Da’s heel eenvoudig: omdat God zelf ons daartoe opdraagt. Omdat zijn eigen Woord ons daartoe oproept. De Psalmen staan bol van zulke oproepen. We begonnen er deze dienst nog mee: ‘Zing mijn ziel voor God uw Here, zing die u het leven geeft, zing mijn ziel, uw God ter ere, zing voor Hem zo lang gij leeft, ziel gij zijt geboren tot zingen voor de Heer uw God.’ Je bent ervoor geboren. Daarvoor ben je gemaakt. Je komt dus tot je bestemming, als je zingt voor de Here God.
Ook Efeziërs 5 is kraakhelder: ‘Zing met elkaar psalmen, hymnen en liederen die de Geest u ingeeft. Zing en jubel met heel uw hart voor de Heer.’
Zingen voor de Heer is dus eenvoudigweg een kwestie van gehoorzamen, doen wat God zelf van je vraagt en wat de vervulling van de Geest met je doet. Dan gá je zingen. Dat kan niet anders… Vandaar dus: ‘Wij moeten Gode zingen.’
John Piper zegt: ‘De werkelijkheid van God, Christus, de schepping, de hemel en de hel zijn te groot om er alleen van te spreken (…) Zingen is de christelijke manier om te zeggen: God is zo groot dat begrijpen niet genoeg zal zijn, er moet een diep gevoel bij zijn, en spreken is niet genoeg, er moet gezongen worden.’
Vandaar dus: ‘Wij moeten Gode zingen.’ Ik hoop dat je dit herkent, want dan ben je in Gods spoor, in het spoor van de Geest.
Zingen niet alleen met je mond, maar ook met je hart. Niet voor niets zegt Paulus dat er ook expliciet bij. Dat het dus echt van binnenuit komt. Vanuit de kern van je bestaan, wat dat is je hart. En dat je ook beseft wát je zingt en vooral voor Wie je zingt. Nee, zingen is niet allereerst om zelf een lekker gevoel te krijgen, om je een soort geestelijk op te pompen. Nee, het is zingen voor de Heer. Zingen voor de Vader en de Zoon en de Geest. Hij moet centraal staan. Hij is het waard!
En dat gebeurt in het slotcouplet van ons lied ook. Daar draait het in feite alleen nog om God. Om de lofprijzing op Hem, om de aanbidding van Hem, om zijn eer.
Ik vind dit ook een spiegel voor onze kerkdiensten, gemeente. Voor de liturgie, met z’n hik-stap-sprong, met al die verschillende elementen. Dat is mooi. Dat is goed. Als we maar blijven beseffen, daar diep van doordrongen zijn, dat het een eredienst is. Dat het ten diepste en boven alles om de eer van God gaat. Juist ook als we zingen.
Willem Barnard besefte dat ook. Toen hij later nog eens kritisch naar z’n lied keek, toen veranderde hij voor z’n Verzamelde Liedbundel de slotregels van het derde couplet. Nu staat daar: ‘nog moeten wij U loven met stem en fluit en trom.’ Barnard veranderde dat in: ‘nog moeten wij U loven, ons lied uw heiligdom.’
‘Ons lied uw heiligdom’, sluit dat niet prachtig aan bij die ene psalmregel dat God troont op de lofzangen van zijn volk’? Probeer je dat eens voor te stellen: de Here God zetelt op onze lofzang. Daar voelt Hij zich thuis. Als we Hem eren met hart en mond, als we de hink-stap-sprong maken van Kyrie, Misericorda, Gloria en Halleluja, als we ons helemaal op Hem richten. Dan wordt ons lied Gods heiligdom. En dat is weer de richtingaanwijzer om met heel ons leven God te eren. Om Hem onder alle omstandigheden te danken. Ook anno Domini 2025.
Lof zij U, Vader, Zoon en Heilige Geest.
Van nu aan tot in eeuwigheid.
Halleluja.
Amen
zingen (gezongen geloofsbelijdenis) Hemelhoog 479 ‘Heer, U bent mijn leven’
dankgebed en voorbeden
collectemoment
zingen Psalm 89:7 ‘Hoe zalig is het volk dat U de lofzang zingt’
zegen
0 Reacties