De orde van dienst:

zingen          Lied 146a:1 uit het Nieuwe Liedboek

stil gebed

votum en groet     

zingen                    Lied 146a:6,7 uit het Nieuwe Liedboek

gebed om de verlichting met de Heilige Geest

samenvatting van 2 Koningen 6:24-7:2

Vandaag in deze Goudse Glazendienst staat dus glas 26 centraal, met als titel ‘het ontzet van Samaria.’ Dit is gebaseerd op het bijbelverhaal uit 2 koningen 6 en 7. Dat is een te lang gedeelte om hier helemaal te lezen. Daarom zal ik het eerste gedeelte samenvatten. Koning Benhadad van Aram (we zouden nu zeggen: Syrië) is opgetrokken tegen Israël (het zgn. 10 stammenrijk) en heeft de hoofdstad daarvan, Samaria, belegerd. Dat beleg duurt intussen zo lang dat er een hongersnood is ontstaan. Men betaalt absurde prijzen. Bijvoorbeeld 80 sjekel zilver, dat is zo’n kilo zilver, voor een ezelskop. Nota bene een onrein dier. En in een kop zit niet veel vlees. En men betaalt zelfs grif geld voor een pond duivenmest.
Er gebeuren hartverscheurende taferelen. Eén zullen we straks in de preek nog horen, maar de koning is ten einde raad. Hij eist het hoofd van Elisa. Men gaat naar de profeet toe, maar deze geeft geen krimp. Hij is niet bang, en geeft de belofte dat de volgende dag om deze tijd weer normale voedselprijzen zullen worden betaald, m.a.w. dat de hongersnood dan blijkbaar over is.

zingen (m.m.v. gelegenheidscantorij o.l.v. Hermy Wiechers)     Lied 1003 uit het Nieuwe Liedboek

schriftlezing           2 Koningen 7:3-15a (NBG-vertaling)

zingen          Psalm 107:2,3

verkondiging                   Thema: Ontzet

Gemeente van Jezus Christus,

Glas 26 a

Zo’n Gouds Glas is bijna immens: zo’n twaalf meter hoog en ruim vier en halve meter breed. En wat is er allemaal niet te zien! Het is één groot uitgebeeld verhaal. In dit geval het verhaal over het ontzet van Samaria uit 2 Koningen 6 en 7. Ik weet niet of u het kende, maar die ontwerper en glazenier zeker wel. Ze volgen het betreffende verhaal op de voet. Dat zie je juist ook terug in allerlei details.
Bovenaan in het glas zien we, net onder de blauwe horizon, de stad Samaria opdoemen. De stad is belegerd door de Arameeërs, zeg maar Syriërs. Al een hele tijd. Niemand kan erin en eruit. Er is honger. Die steeds nijpender wordt. We hoorden al over de absurde voedselprijzen. Nou ja, voedsel: een ezelskop en duivenmest… Het is een beproefde methode: de bevolking langzaam maar zeker uithongeren, totdat men zich overgeeft. Een gruwelijke methode ook. Wie herinnert zich de vreselijke beelden niet van uitgehongerde kinderen in de Syrische stad Madaya eerder dit jaar, waar het leger van Assad de stad omsingeld had? Ja, kinderen zijn altijd één van de eerste slachtoffers. Ook in Samaria. Er komt een vrouw bij de koning.
Glas 26 koningOp het glas zien we haar links van het midden op de stadsmuur voor de koning knielen. Ze smeekt hem om hulp. De dorsvloer en perskuip zijn leeg. Er is niets meer. Een vriendin deed haar het gruwelijke voorstel om hun beider kinder op te eten. Zo geschiedde, met eerst het kind van de vrouw, maar toen het kind van haar vriendin aan de beurt was, had deze het verstopt… De haren rijzen je te berge. Verschrikkelijk. De Bijbel vertelt niet alleen heldenverhalen, gemeente…
De koning is ontzet. Bij het horen van dit verschrikkelijke relaas scheurt hij zijn kleren. Het lijkt wel alsof hij op het glas op het punt staat dit net te gaan doen. Je kleren scheuren is een uiting van verdriet en verootmoediging. De koning lijdt en legt z’n status af. Maar dat is het niet alleen. Hij is tegelijk ook woedend op de profeet Elisa. Hij wil hem letterlijk een kopje kleiner maken: de profeet, de spreekbuis van God! Eigenlijk is alles dubbel aan die koning. Als de vrouw vraagt haar te helpen, zegt hij: ‘Als de HEER je niet helpt, hoe zou ik dat kunnen?’ Dat is niet alleen een weigering, maar ook dat hij gelooft dat God als enige echt kan helpen, maar ook weer de grote teleurstelling dat God het niet blijkbaar niet doet. En als hij het doodsvonnis over Elisa uitspreekt, gaat hij vervolgens wel mee, achter de soldaten aan naar Elisa. Alsof hij toch hoopt op een boodschap van God uit diens mond. De ontwerper en glazenier hebben dat dubbele van de koning perfect gevangen in zijn lichaamshouding en mimiek. In het lichaam van de koning zit een soort merkwaardige kronkel: van de vrouw af en naar haar toe: niet kunnen helpen, maar ook ontzet en bewogen zijn. Zelfs in zijn baard, gezicht en kroon gaat die kronkel door, maar zijn mimiek getuigt weer van verdriet en ontzetting.
Is dat dubbele niet herkenbaar, gemeente? Is ons geloof vaak ook niet gemengd? Zoals die ene man riep tegen Jezus: ‘Ik geloof, Heer. Kom mijn ongeloof te hulp!’ Willen geloven, maar ook besprongen worden door twijfels en ongeloof. Van Jezus houden, maar als Hij de vinger op een zere plek ligt, het weer van je afduwen. Om daar dan toch weer berouw over te krijgen. Je voet op het water zetten en gaan, en even later er dwars doorheen zakken. Ach, dat dubbele, dat gemengde, dat kronkelende is ook ons niet vreemd. Mij althans niet.

Schuin linksonder dat tafereel van de koning en de vrouw zien we vier figuren bij de stadspoort.
Glas 26 bHet zijn vier melaatsen. De één heeft een staf vast, duidelijk op het punt staand te vertrekken. En de rechterfiguur ís al aan het lopen. Ja, ze stonden voor een dilemma en je hoort ze hardop denken: ‘De stad ingaan, betekent van de honger omkomen. Hier bij de stadsmuur blijven, idem dito. Waarom niet overlopen naar de Arameeërs? Daar is voedsel. Wie weet krijgen die medelijden en geven ze ons wat.’ Die wens heeft de glazenier al zo mooi vervat in de lepel die de linkermelaatse in z’n hand heeft, klaar om te lepelen uit een mok Aramese soep of pap. ‘Zijn ze niet van ons gediend, dan sterven we. Hier doen we dat zeker.’ Dus ze wagen het. Misschien wel met de woorden die Esther later zou zeggen: ‘Kom ik om, dan kom ik om!’ Het is een sprong in het duister. Of een sprong in geloof?

De Bijbelschrijver laat wel iets van die andere kant al zien, van Gods kant. In zoiets schijnbaar onopvallends als de tijdsaanduiding, vers 5: ‘Bij het vallen van de avond gingen ze naar het kamp van de Arameeërs.’ En het wonder wat zich net voltrokken blijkt te hebben, speelt zich volgens vers 7 in diezelfde avondschemering af. In de Bijbel is de avondschemering met regelmaat een bijzonder moment, waar de Here God beslissend handelt. De uittocht uit Egypte begon ooit met het in de avondschemering slachten van het lam en het eten van de Pesachmaaltijd. Later wordt in de tempel het avondoffer gebracht en op die ene Vrijdag zou op dat moment Jezus, het Lam van God, het uitroepen: ‘Het is volbracht.’ En in de avondschemering wordt Hij van het kruis gehaald en begraven. Maar de strijd is gestreden, de missie is behaald, de dood en het kwaad zijn overwonnen.
Ook hier, bij Samaria, doet God zijn grote werk in de avondschemering. En wie zijn als eerste daar getuige van? Niet de koning. Niet andere vooraanstaanden. Maar vier melaatsen. Als ze bij het kamp van de Arameeërs komen, blijkt het verlaten te zijn. De tenten, de paarden en ezels, de voorraden, die zijn er allemaal nog wel. Blijkbaar heeft het leger het in grote haast verlaten.

Glas 26, tenten

Rechts in het glas zie je dezelfde melaatse mannen.  Ze doen zich tegoed aan het voedsel. En de linkerfiguur heeft iets kostbaars meegenomen. Maar dan komen ze tot inkeer. ‘Waar zijn we nu mee bezig? Dit is niet goed. Er is goed nieuws. Als we dat voor ons houden, raken we in de problemen.’ Natuurlijk zijn ze ook bang voor hun eigen hachje, maar ze beseffen ook dat dit goede nieuws bekend moet worden in de stad. Dit grote wonder!
Want dat was het! Een ‘hoorwonder’, zoals iemand schreef. Wat was er gebeurd? De Here God had het geluid laten klinken van paarden en wagens, van een talrijk leger. De Arameeërs waren doodsbang geworden, omdat ze dachten dat Israël de hulp had ingeroepen van naburige volken en dat hun legers nu in aantocht waren. Hals over kop waren ze op de vlucht geslagen.
Glas 26 dIn het glas bestrijkt dit gebeuren het hele midden: het grootste deel van het glas. Het is één gekrioel van vluchtende en over elkaar heen vallende soldaten. Er zit zoveel dynamiek in, dat je zou denken dat de soldaten van het glas afbuitelen.

glas 26 e

Links krijgt er één een paardenhoef op z’n helm. Daaronder valt er ook weer één. En het lijkt ook wel alsof ze elkaar te lijf gaan. Pure paniek. En dat alles veroorzaakt door een hemelse soundtrack zeg maar. Goddelijke humor. Toch? Bevrijdend vooral, want daardoor is in één keer die verschrikkelijke dreiging, de naderende hongerdood verdwenen!

En wie mogen dat goede nieuws als eerste gaan vertellen? Niet de priesters uit de tempel. Niet de schriftgeleerden. Niet de aanzienlijken. Nee, diezelfde vier melaatsen.Links van de tent, net daarboven, gaan ze. Op weg naar de stad. Nu weer met z’n vieren. Netjes in het gelid. Vier op een rij. Als vier Evangelisten.

glas 26 c
Ze mogen het goede, het blijde nieuws gaan vertellen. Gaan doorgeven. Want daarvoor is het Evangelie bedoeld. Het Evangelie van Gods bevrijding. Dat Hij ons ontzet uit knellende machten. Dat Hij groter is dan onze angst. Dat Hij in de avondschemering, als wij het misschien helemaal niet meer verwachten, het licht doet dagen. Als wij gewonnen zijn door dat Evangelie, dan houden wij dat toch ook niet voor onszelf? Ik las ergens een mooi voorbeeld over de twee binnenlandse grote wateren die er in Israël zijn: het meer van Galilea en de Dode Zee. Beiden zijn verbonden door de Jordaan. Maar er is een wereld van verschil tussen die beide wateren. Bij de eerste leeft en bruist het: zoveel vis, zoveel groen, zoveel leven. Bij de tweede groeit en leeft er niets. Het is letterlijk en figuurlijk een Dode Zee. Dat verschil zit ‘m erin, omdat de eerste, het meer van Galilea, het water van de Jordaan doorgeeft. De Jordaan stroomt er boven in, en onder weer uit. Maar bij de Dode Zee niet: daar stopt de Jordaan: stroomt er alleen in, maar niet uit. Zo is het met Gods liefde, met zijn bevrijding ook. Pas als we deze doorgeven, laten doorstromen naar anderen, dan is er leven, werkelijk leven. Anders niet.
Dat wil niet zeggen dat iedereen dat zomaar en klakkeloos aanvaardt. De koning reageert heel achterdochtig. Hij is bang voor een list van de Arameeërs, maar z’n raadsheren doen een voorstel, om met een aantal verkenners polshoogte te gaan nemen. En deze ontdekken dat het werkelijk waar is wat de vier melaatsen vertelden. En daarna trekt het volk in blijdschap uit naar het tentenkamp van het Aramese leger en doet zich ook tegoed aan alles wat daar te vinden is. Ontzet en ontzettend blij en dankbaar.

Dat was ook precies de reden waarom dit glas ooit hier, in 1601 om precies te zijn, in de Sint-Jan terechtkwam. De schenker was de stad Leiden. Een stad die ook een wonderlijk ontzet kende. In 1574. Ook een stad die heel lang belegerd werd, door de Spanjaarden, en dientengevolge ook een hongersnood kende. Maar door het water dat kwam en door het donderend geraas van een instortende poort, sloegen de Spanjaarden halsoverkop op de vlucht. En toen kwamen de Watergeuzen met hun boten vol voedsel. U vindt de hele geschiedenis op glas 25. Parallel is dus ons glas 26. Zoals gezegd: geschonken door de stad Leiden, als dankbare herinnering aan haar eigen ontzet, dat zo leek op wat er in Bijbelse tijden met Samaria gebeurd was. Zo staat het ook op het onderste deel van het glas, het zgn. ‘cartouche’, in een lange tekst, dat wat in Samaria gebeurde, ook in Leiden geschiedde, waaruit blijkt dat Gods machtige hand niet verkort is.

glas 26 f
In tegenstelling tot de paniek en de dynamiek uit het middendeel van het glas met die vluchtende soldaten is het hier op dat cartouche juist één en al rust. Middenin zien we twee engelen met bazuinen die in de andere hand een wapenschild houden: links van Holland, rechts van Leiden. Helemaal links staat een vrouwenfiguur, het zinnebeeld van de macht. Ze houdt een scepter vast, waarmee ze omhoog wijst. De tekst onder haar voeten luidt dan ook: ‘alle macht is alleen van ’t goddelijk vermogen.’ Rechts staat Victoria, het symbool van de overwinning. Als we op haar inzoomen,

Glas 26 Victoriazien we dat ze in haar ene hand een palmtak houdt, teken van overwinning, en met haar andere hand wijst ze naar boven en de tekst onder haar voeten luidt dan ook: ‘’s Heren werk is wonderlijk in onze ogen.’

Mooi hoe zo’n glas letterlijk en figuurlijk omhoog wijst. De eer aan God geeft en ons oproept te blijven gedenken dat Gods hand niet verkort is. Dat Hij niet veranderd is. Dat zijn machtige hand ook nu bevrijdt en ontzet. Tegelijk zeggen we het nu misschien minder jubelend, minder zeker. We vinden het misschien moeilijk om Gods hand in de geschiedenis zo aan te wijzen, om Gods almacht te onderstrepen. Want hoe zit dat dan met al dat leed? Hoe zit dat dan met die honger vandaag de dag? Die enorme droogte nu in Afrika, waardoor een grote ramp dreigt? Wat is Gods hand daarin dan?
Maar laten we niet vergeten dat ook in Samaria er zulke vragen konden rijzen. Een moeder verloor een moeder haar kind, op gruwelijke wijze, door de waanzin van de honger gedreven. En wie weet hoe velen er nog meer omkwamen. In Leiden was er bij het beleg niet alleen verschrikkelijke honger, maar waarde ook de pest rond, die duizenden slachtoffers maakte. Dank en jubel? Zeker, maar wel met een gebroken stem. Het Gloria kan niet zonder het Kyrie, net als andersom. Ik dacht: zit dat ook niet bovenaan in het glas? Er hangen daar wel heel veel donkere wolken, en daardoorheen komen de zonnestralen. Is het zo ook niet met Gods merkbare aanwezigheid, de signalen van zijn ingrijpen? Soms zien we niet veel meer dan die donkere wolken en dan licht Gods aanwezigheid weer voor ons op. En waar kom je die beter op het spoor dan in Gods huis?! Daar waar Zijn woord opengaat, vol met zijn beloften. Je daaraan vastklampen. Ook al zie je het misschien niet. Ook al voel je het niet. Maar in Christus zijn ze ‘ja en amen’. Hier, waar je mee mag zingen, zodat het ook weer in je gaat zingen. Zodat je dat geloof niet alleen mag uiten, maar ook mag innen. En ik kijk naar die vrouw met de palmtak in haar hand, Victoria, en ik stamel het Paulus na: ‘In Christus zijn we meer dan overwinnaars.’ Amen

meditatief orgelspel over Gezang 416 uit het Liedboek voor de Kerken ‘Gelukkig is het land’ door organist Christiaan Ingelse

zingen         Gezang 416 uit het Liedboek voor de Kerken

dankgebed en voorbeden         afgewisseld door het refrein van Lied 103e uit Nieuwe Liedboek, ‘Bless the Lord, my soul’ (Taizé)

inzameling van de gaven

zingen         Lied 416 uit Nieuwe Liedboek

zegen          

(met dank aan de Stichting Goudse Sint-Jan voor het beschikbaar stellen van de gebruikte afbeeldingen)