welkom en mededelingen 

zingen           Psalm 122:1 ‘Hoe sprong mijn hart hoog op in mij’

stil gebed

votum en groet      

aanvangstekst        ‘Als je zaad op je akker strooit, valt dat in de grond om te sterven. Maar daarna gaat het weer leven, en groeien er planten uit.’ (1 Korintiërs 15:36; BGT)

zingen       Hemelhoog 181:1,2,3 ‘Hij kwam bij ons’

lezing van gebod des Heren     
vanuit Filippenzen 2

zingen        Hemelhoog 181:4 ‘Wij willen worden als Hij’      

gebed om de verlichting met de Heilige Geest

kindermoment 

Wat heb ik hier bij me?


Hebben jullie dat thuis ook? Hoe groot zijn de plantjes bij jullie geworden? Net zo groot? Of nog groter? Wij hebben er thuis alles aan gedaan: goed water gegeven, in het licht gezet, ertegen gepraat. Je weet wel: alles wat helpt om ze te laten groeien.
Maar waar begon het eigenlijk mee? Heb ik die plantjes zo in dat potje gestoken? En jullie? Nee, het begon met zaadjes. Waren die net zo groot als die plantjes? O nee, veel en veel kleiner. En wat deed je met die zaadjes? Die stopte je in de grond. Wat zou er nog over zijn van die zaadjes, denken jullie? Heel weinig, die zaadjes gaan dood, maar daaruit groeit dus zo’n plantje. Wat een wonder!

We kijken nu naar een filmpje.


Wat waren dat voor zaadjes? Graankorrels. Ook weer heel klein, maar daaruit groeit dus zo’n grote korenaar, van meer dan een meter hoog, met daarin tig graankorrels in de halm. Wat een wonder! Nou, dat heeft alles met het verhaal van Jezus te maken. Maar dat ga ik niet verklappen. Dat horen jullie op de kindernevendienst en wij hier ook in de kerk. Een goede kindernevendienst en tot straks. Dan zingen we ook nog het projectlied.

schriftlezing        Johannes 12:20-33 (BGT)

tekstlezing       ‘Luister heel goed naar mijn woorden: Een graankorrel die in de aarde gezaaid wordt, moet sterven. Zolang hij niet sterft, gebeurt er niets. Maar als hij sterft, levert hij veel nieuwe korrels op. Bedenk daarom: Als je je leven het allerbelangrijkste vindt, dan zul je het voor altijd verliezen. Maar als je bereid bent om je leven op aarde op te geven, dan zul je het eeuwige leven krijgen.’ (Johannes 12:24,25)

zingen    Lied 978:1,2 ‘Aan U behoort, o Heer der heren de aarde met haar wel en wee’

verkondiging

Gemeente van Jezus Christus, beste jongeren,

De jongeren die meedachten over deze dienst waren (zoals altijd) eerlijk. Ze waren vooral blijven haken bij vers 25, bij woorden als ‘je leven voor altijd verliezen’ en ‘je leven op aarde opgeven.’
‘Dat laatste zal toch niet letterlijk bedoeld worden. Wel voor Jezus natuurlijk, maar wat moeten wij opgeven dan?’

Ik snap het als je bij dat 25e vers blijft haken. Dat voelt ook wel als een steen op de maag, of een scherpe splinter in je voet. Maar bij zulke schurende teksten is het altijd belangrijk om naar de context te kijken. Ook hier. Want Jezus zegt er wel wat voor. Eigenlijk is het een soort minigelijkenis: ‘Een graankorrel die in de aarde gezaaid wordt, moet sterven. Zolang hij niet sterft, gebeurt er niets. Maar als hij sterft, levert hij veel nieuwe korrels op.’ Letterlijk zegt Jezus over die graankorrel die niet de aarde ingaat: ‘Dan blijft hij  alleen.’

Dat doet mij denken aan een verhaaltje over een mier en een graankorrel. Die mier wilde een graankorrel wegslepen naar zijn nest. Maar de graankorrel deed een voorstel aan de mier: ‘Begraaf me hier in de akker en kom een jaar later terug. Dan zie je een halm met wel 100 korrels.’ De mier ging op het voorstel in. Na een jaar kwam hij terug. De graankorrel had woord gehouden…

Jezus vergelijkt zichzelf met zo’n graankorrel. Ja, het gaat over Hem. In het vers hiervoor zegt Hij: ‘Het moment is gekomen dat de Mensenzoon verheerlijkt zal worden.’ Dit is het beslissende moment. Het kantelpunt. En dan begint Jezus over die graankorrel, die de grond in moet, die moet sterven. Die verheerlijking waar Jezus over spreekt gaat dus niet linea recta omhoog, nee: die gaat eerst de diepte in.

Het overallthema van de diensten voor Pasen is ‘In de tuin.’ De eerste keer hoorden we over die tuin van Eden, het paradijs. Het paradijs dat we verloren. Paradise lost. Door onze eigen schuld. Maar godzijdank liet God het daar niet bij. Hij keek vooruit. Zo hoorden we vorige week over de woestijn die als een tuin zal worden. De woestenij wordt één bloeiend gebeuren. De woestijn zal bloeien. Dat is Gods visioen. Dat is zijn doel, dat zeker zal komen.

Maar hoe bereikt God dat doel? Door de weg van de graankorrel te gaan. God zélf is de graankorrel. Hij zelf gaat de diepte in om dat verloren paradijs te herwinnen, om deze hele werkelijkheid weer tot bloei te brengen, inclusief ons leven: het jouwe en het mijne.
In Jezus gaat God zélf dus de weg van de graankorrel: zal Hij sterven, zal Hij begraven worden. Ongekend, als je erbij stilstaat.
Maar stel dat God, dat Jezus, dat niet gedaan had. Dan hadden we hier vanmorgen niet gezeten. Mmm, denk je misschien, duh! Dan had ik nog lekker in mijn bed gelegen, of thuis in een luie stoel op m’n foon zitten scrollen.
Ha, maar we gaan nog even verder met dat gedachtenexperiment: als Jezus niet die weg van de graankorrel was gegaan, niet voor ons gestorven zou zijn en begraven, dan was Hij dus alleen gebleven. Dan zouden wij niet Gods kind zijn. Dan had dat goede nieuws ons, en velen met ons, nooit bereikt. Dan zouden wij nu wel heerlijk de lente kunnen vieren en het over eieren en de Paashaas kunnen hebben, maar niet over het eeuwige leven, over Gods oneindige liefde waar we ons aan kunnen warmen, over hoe Jezus je echt een ander mens maakt. Nee, niets van dat alles. Dan bleef het dus gewoon een woestijn in je leven…

Ik hoop dat je daar van doordrongen bent: hoe cruciaal het is dat Jezus die weg van de graankorrel is gegaan. En wat daar de gevolgen van zijn. Dat het daarbij gaat tintelen in je, zeg maar. Dat je Hem daar diep en diep dankbaar voor bent. En dat het nog veel meer in je wakker roept.
En weet je, dat volgende vers, dat 25e vers, die steen op je maag zeg maar, die scherpe splinter, dat vers gaat allereerst dus ook over Jezus hè. Hij was bereid om zijn leven op te geven. Sterker nog: Hij dééd dat. En zo heeft Hij eeuwig leven gekregen, niet alleen voor zichzelf, maar juist voor ons mensen. En Jezus vond zijn eigen leven niet het belangrijkste. Nee, Hij gaf dat. Vrijwillig.
Het is zeg maar de wet van de graankorrel, maar vooral het verhaal van Jezus dus: als je je leven wilt behouden, dan verlies je het. Maar als je het geeft, dan win je het. In de vorm van eeuwig leven zelfs. En een mooier leven is er niet, want dat is leven dat helemaal gevuld is met de Eeuwige, met God zelf. Wow.

Ons tekstgedeelte spreekt nog op een andere manier over Jezus’ weg. Niet die van de diepte in, maar juist de hoogte. Jezus zegt dat Hij verhoogd zal worden. Wij denken daarbij natuurlijk aan zijn hemelvaart, dat Hij mag zitten aan de rechterhand van God. Dat is toch de verhoging?! Zeker, maar Jezus zelf denkt hier vooral aan het kruis waaraan Hij zal hangen. Dat is zijn verhoging.
Letterlijk is dat natuurlijk ook zo. Een gekruisigde hangt een paar meter boven de grond. Zo’n kruis staat opgericht, zodat iedereen het kan zien. Jezus’ kruis stond ook langs de openbare weg, bovenop een heuvel. Zichtbaar voor iedereen.
Maar die verhoging aan het kruis is niet alleen iets letterlijks. Nee, de evangelist Johannes gebruikt niet voor niets ook het woord ‘verheerlijking’. Aan het kruis van Jezus is Gods heerlijkheid te zien. En Gods heerlijkheid is zijn lichtglans zeg maar. Ja, juist in Jezus’ lijden en sterven schittert Hij. Het is zijn verhoging.

Weet je waar ze dat heel goed begrepen hebben? In oosters-orthodoxe kerken. Dat zijn die kerken met al die iconen zeg maar, oftewel prachtige afbeeldingen van bijbelse figuren en voorstellingen. Ja, ook van Jezus die aan het kruis hangt. Op die iconen daar straalt de gekruisigde Christus. Er is veel goudverf gebruikt. Om daarmee te zeggen: hier wordt Jezus verheerlijkt. Jezus hangt daar aan het kruis uiteindelijk niet als verliezer, maar als overwinnaar. Het is zijn verhoging.

En net als bij dat beeld van die graankorrel in de grond, die vele korrels oplevert, heeft ook dit grote gevolgen. Jezus zegt namelijk in vers 32: ‘En ik zal een hoge plaats krijgen boven de aarde (aan het kruis dus). Dan zal ik alle mensen die bij Mij horen, naar mij toe halen.’ Letterlijk zegt Jezus: ‘Dan zal Ik allen tot Mij trekken.’
Ik vind dit zo ontroerend, iets om helemaal stil van te worden. Van verwondering en aanbidding. Dat Jezus ons, juist als gekruisigde Heer, naar zich toehaalt, ons trekt.

Weer een gedachte-experiment: als Hij dat niet zou doen, als het van ons moest afhangen – of en hoe wij voor Jezus kiezen, wat wij allemaal voor Hem doen – dan werd het toch niks. Althans, bij mij niet.
Dus weg met dat gedachte-experiment en over naar die geweldige tekst uit het Evangelie, waar Jezus zegt: ‘Dan zal Ik allen tot Mij trekken’! Het grote wonder is dat Hij ons trekt. ‘Met koorden van liefde’, zeiden ze vroeger. Ook zo mooi: zijn liefde trekt je. Want zijn liefde is nergens zo diep, zo onvergelijkbaar, als juist aan dat kruis. Waar Jezus hangt, tussen hemel en aarde, door alles en iedereen verlaten, maar Hij houdt het vol, uit liefde, uit pure liefde voor jou en voor mij. Daar aan dat kruis rekent Hij zelf af met al onze missers, met al onze tekorten. Hij verzoent die met zijn eigen leven, met zijn eigen bloed. Zodat dat alles weg is, helemaal weg.

Als dat je niet trekt, wat dan?! Heb je het nooit gemerkt? Zoals die ene meid. Ze mocht zingen in de belijdenisdienst van haar zus, en ze zag wat dit met die zus deed, hoe ze daar stond te stralen. De schittering van Jezus straalde van haar af zeg maar. En toen dacht die meid: dit wil ik ook. En ze ging op belijdeniscatechisatie. Maar het was Jezus die getrokken had!

Ik moest denken aan vele jaren geleden. Het was op Goede Vrijdagavond. Hier in de Pauluskerk. Ik had verkering met Mirjam en samen met haar ouders gingen we hier naar de kerk. Ds. Abma preekte. Ik zat toen helemaal niet lekker in mijn vel. Vooral mentaal niet. Maar het leek wel alsof die dominee hier alleen voor mij stond te preken. Nee, alsof ik daar ook op Golgotha stond, aan de voet van het kruis – er helemaal gelijktijdig mee werd, zoals Kierkegaard dat noemt – en ik Jezus zelf in z’n ogen keek, ik zijn stem hoorde: ‘Vader, vergeef het hun, want ze weten niet wat ze doen.’ Ja, ook voor mij was die vergeving. En Jezus het uiteindelijk uitriep: ‘Het is volbracht.’ Ja, ook voor mij, met al mijn gedoe en getob. En zo trok Jezus mij naar Zich toe. En daar is het niet bij gebleven. Telkens weer deed Hij dat. Ik ben nooit meer van Hem losgekomen. Niet omdat ik zo vasthoudend ben, omdat ik zo’n sterk geloof heb. Nee, omdat Hij mij blijft trekken.

Hij trekt ons, Hij haalt ons naar zich toe. Naar het kruis dus. En de vorm daarvan is eigenlijk al heel veelzeggend: een kruis heeft een verticale balk en een horizontale. Die verticale balk staat zeg maar voor ons eigen ik, ons ego, dat zo graag omhoog wil. Maar als je naar Jezus getrokken wordt, gaat daar dus een dwarsbalk door. Oftewel: dwars door ons eigen ik. En dat wil dat lastige 25e vers dus eigenlijk zeggen, dat waar de jongeren (en wie niet) bij bleven haken: ‘Moeten we ons leven opgeven? Of: wat moeten we dan opgeven? Mogen we niet meer genieten van het leven dan?’
Jazeker, daarvoor zijn we door God geschapen, om te genieten van het vele goede dat Hij geeft. Maar cruciaal is hoe we dat doen. Hoe we genieten, hoe we leven. Kijk, als het alleen om ons eigen ik draait, ja: dan zijn we eigenlijk net als die graankorrel die alleen blijft, die niet de grond ingaat. Dan gebeurt er in feite niks. Niks meer dan jij zelf. En dat is leeg. Hartstikke leeg. Dan sta je uiteindelijk ook met lege handen. Dan verlies je dat. Maar als door jouw ik een dwarsbalk gaat. Als je beseft: ik ben er juist ook voor anderen, voor God, en daarvoor kan ik ook dingen opgeven, ja, dan wordt je leven zoveel rijker, dan worden anderen daar beter van, dan ben je dichtbij Jezus. Dan wordt je leven vruchtbaar.

Zoals die ene jongen die een baan had gevonden. Goeie baan. Vette leaseauto erbij. Dik salaris. Maar toch begon het na verloop van tijd bij hem te knagen: is dit nu echt zinvol? Wat beteken ik hiermee eigenlijk voor anderen? Is dit in lijn met hoe God mij bedoeld heeft? Wat bij Jezus hoort? Hij zag een advertentie bij het Leger des Heils. Nee, geen leaseauto meer, en het salaris was wat lager. Hij gaf wat op, om meer voor anderen en God te kunnen doen. Hoe zou jij dat kunnen doen?
Weet je, het gaat echt niet om spectaculaire dingen. Zo’n graankorrel gaat ook de grond in hè. Daar gebeurt het in de verborgenheid. Maar met grote gevolgen dus: vele nieuwe korrels die er uiteindelijk komen.
Zoals dat gemeentelid dat we straks zullen gedenken. Nee, dat was ook geen opvallende man. Heel bescheiden. Maar hij wilde er voor anderen zijn. Als die om een luisterend oor verlegen waren of een auto die gerepareerd moest worden: hij stond voor hen klaar. Liefdevol en trouw. Zo weerkaatste hij de liefde, het licht van Jezus. En dat was uiteindelijk niet onopgemerkt gebleven, gezien de vele mensen die afgelopen dinsdag naar de dankdienst voor zijn leven kwamen. Als een soort korenhalmen na het zaad dat hij was geweest.

Of zoals Rikkert Zuiderveld eens dichtte:

HET KOREN

Het wuift mij aan in goud, het golvend koren
dat hier eendrachtig op de akker staat.
Ooit op zichzelf, alleen gelaten zaad,
en nu: gestorven en opnieuw geboren.

In aardedonker, daar waar niemand zocht,
in stilte. Of geen mens het weten mocht.

Dank U, Jezus, dat U die weg gegaan bent en dat U ons daarin meeneemt en naar U toetrekt. Amen

zingen   Lied 939 ‘Op U alleen, mijn licht mijn kracht’

gedenken overleden gemeentelid

dankgebed en voorbeden

collectemoment

zingen           Projectlied ‘In de tuin’

zegen

zingen (als gezongen amen)  Lied 415:3 ‘Amen, amen, amen, dat wij niet beschamen’