welkom en mededelingen

zingen           Psalm 99:8 ‘Maak Hem nu tezaam groot’

stil gebed

votum en groet

zingen (met combo)                     Hemelhoog 707 ‘Met open armen’

lezing van het gebod       uit Romeinen 13:8-10. Daarna zingen we Psalm 133:1,3

zingen           Psalm 133:1,3

gebed om de verlichting met de Heilige Geest   

kindermoment

Ik heb hier een steen bij me. En ik ga nu een verhaal vertellen, dat ik al eens in een preek verteld heb, maar daar waren jullie niet bij. Althans, niet bij die preek. Want dat is alwaar bijna 8 jaar geleden. Was je er toen al?

Goed, hier komt-ie. Er was eens een dominee die een steen bovenop de kanselbijbel neerlegde en zei: ‘Gemeente, er gaat nu een wonder gebeuren. Dat weet ik zeker.’ (trouwens, ik denk dat het vanmorgen hier ook gebeurt…)
Alle mensen keken, net zo ingespannen als jij nu, naar de steen. Het was doodstil…
‘Het wonder is gebeurd’, zei de dominee. Maar er was/er is toch helemaal niets met die steen gebeurd?! ‘Ja, het wonder is gebeurd’, zei de dominee, ‘want er is niemand in slaap gevallen! Niemand in de kerk zit te dutten! Echt iedereen is vol aandacht! Als dat geen wonder is…’
Ja, en het is natuurlijk helemaal een wonder als dat zo blijft! (even “streng” langzaam kerk rondkijken)

Maar eigenlijk wil ik met die steen nog iets anders zeggen. Allemaal zijn we als die steen. Iedereen één steen. Maar ja, kun je met één steen iets bouwen? Nee, daar heb je heel veel stenen nodig. Samen kun je dan een gebouw bouwen.
Zo, zijn wij bedoeld, om met elkaar een mooi bouwwerk te vormen. Waar God kan wonen, waar God zich thuis voelt. Waar iedereen welkom is. Met open armen. En het fundament is Jezus. Daar worden we op gebouwd. Bij Hem horen we. Van Hem houden we. Zullen we daar nu ook van zingen? Met dat mooie lied ‘Kijk, daar: een metselaar. We zingen dat samen met het combo.

zingen (met combo) Evangelische Liedbundel 455 ‘Kijk daar, een metselaar’

schriftlezing 1        Romeinen 12:3-8 (Bijbel in Gewone Taal) door Anoek  

zingen           Lied 970:1,3 ‘Vlammen zijn er vele’

schriftlezing 2         Romeinen 12:9-18 (Bijbel in Gewone Taal) door Lieke

zingen           Lied 970:4,5 ‘Velen mogen dienen’

verkondiging   Thema ‘Samen één?!’

Gemeente van Jezus Christus, beste jongeren,

‘We zouden het mooi vinden als het in de dienst zou gaan over hoe we samen gemeente zijn.’ Aldus de jongeren die meedachten over deze dienst.
En dát vond ik op mijn beurt nou weer mooi. Juist in een tijd die best individualistisch is. Waarin vaak de nadruk ligt op de persoonlijke ontwikkeling, op wat goed is voor míj, wat goed voelt voor mij. Dan is zo’n thema over sámen gemeente zijn een tegengeluid. Een tegengeluid, dat trouwens helemaal bij het geloof hoort. Vorige week zondag klonk het hier al: geloof is niet alleen persoonlijk – dat ook – maar ook gemeenschappelijk, iets van echt samen. We hebben de gemeenschap nodig. Augustinus zei het al: ‘Wie God als Vader heeft, heeft altijd de kerk als moeder.’ Of (in dezelfde lijn): ‘Wie bij Jezus hoort, hoort ook bij zijn hele gezin’.
Jezus is niet los verkrijgbaar. Je krijgt er zijn gezin bij: anderen die ook geloven, die samen met jou geloven. Daarom noemen we elkaar in de kerk ook broeders en zussen, broers en zussen. Het gezin van God. Zijn familie.

Iemand zei eens tegen me: ‘Sinds ik naar de kerk kom, heb ik er familie bijgekregen.’ En ze straalde erbij.
Prachtig! Zeker. Maar ook wel eens lastig. Net zoals dat bij je gewone familie is, bij je broers en zussen. Ik bedoel: die heb je niet uitgekozen. Nee, die krijg je. En dat kan ook wel eens botsen, irriteren. Maar toch ben je en blijf je familie van elkaar, heb je dezelfde bloedband, heb je dezelfde vader en moeder, ben je zo aan elkaar verbonden. En daarom leg je het weer bij als het misgaat. Daarom houd je elkaar vast, door dik en dun. Ja toch?

Zo is het ook in het gezin van God, in Zijn familie, die de kerk is. We hebben elkaar niet uitgekozen. We zijn aan elkaar gegeven. Daarom horen we bij elkaar. Als broers en zussen. Hoe houden we elkaar dan vast? Hoe zijn we samen één?
Door allereerst heel serieus te nemen wat Paulus in het begin van ons bijbelgedeelte schrijft, in vers 3: ‘Denk niet van jezelf dat je geweldig bent.’
Kijk, als jij jezelf geweldig vindt, in vergelijking met anderen (want daar gaat het hier om), dan ben je echt niet samen één. Integendeel, want dan voel jij je beter dan een ander. Dan kijk je neer op een ander. Dan worden juist de verschillen benadrukt. Dat bevordert juist de onenigheid.
Maar weet je: we zijn van onszelf helemaal niet geweldig. Het gaat namelijk ook wel eens mis in ons leven. Meer dan eens. Bij mij wel tenminste…
Weet je hoe Luther de kerk omschreef? Als ‘een bij elkaar geveegd hoopje zondaren.’ Je ziet dat toch voor je? Alsof de Here God, met eerbied gezegd, z’n bezem heeft gepakt en ons uit alle hoeken en gaten bij elkaar op een hoopje heeft geveegd. Dat zijn wij dus. Dat is de kerk: een hoopje bij elkaar geveegde zondaren. We hoeven ons dus echt niets te verbeelden.
En allemaal hebben we Jezus nodig. Zijn vergeving. Zijn heling. Daarin zijn we één. Eender, als allemaal patiënten van die ene dokter die Jezus Christus is, zonder Wie we niet kunnen.

Of zoals Paulus schrijft, in vers 5: ‘We horen allemaal bij Christus.’ Daarvoor gebruikt hij vervolgens een bekend, maar ook heel mooi beeld. Dat van het lichaam. Samen vormen we één lichaam. Enkelvoud. Samen één lichaam. Zijn lichaam. Dus samen één. In Hem. Door Hem. Met elkaar.
Samen één, maar dan niet als een soort klonen van elkaar. Een lichaam bestaat immers uit allerlei ledematen, die juist verschillend zijn. Gelukkig maar, want ze vullen elkaar aan. Ieder lichaamsdeel is daarbij belangrijk. Zonder benen kun je niet lopen. Zonder neus niet ruiken. Zonder ogen niet zien. Enzovoort.

Zo hebben we elkaar ook nodig. Iedereen heeft zijn of haar eigen plek in dat lichaam, dat de gemeente is. Met zijn of haar talent. Of zoals het in ons bijbelgedeelte genoemd wordt: ‘Ieder krijgt een bijzonder geschenk.’ ‘Charisma’ staat daar in het Grieks. Dat woord begint met ‘charis’, en dat betekent ‘genade’. Snap je: die talenten, die gaven, zijn genade. We krijgen ze van God. Uit genade. Het zijn geschenken, gaven van de Heilige Geest. Hij deelt ze uit.

Paulus noemt een aantal van die gaven. De gave bijvoorbeeld om door te geven wat God bedoelt. En de gave om te dienen. Om uit te delen. Om te helpen. En zo zijn er nog veel meer gaven. De Heilige Geest heeft van alles in z’n pakket, dat Hij uitdeelt.
‘Aan ieder van ons’, staat er. Denk dus niet: nou, vast niet aan mij. Zeker wel, want niemand wordt overgeslagen. Iedereen is begaafd in dit opzicht. Iedereen heeft zo’n gave van God gekregen. Jij dus ook. En u. En nu de hamvraag. Je voelt ‘m wel aankomen, denk ik: welke gave heb jij van God gekregen?

Als je het moeilijk vindt om die vraag te beantwoorden, denk dan eens na over de dingen die je graag zou willen doen, waar je plezier in hebt, die je goed afgaan. Dat heb je van God gekregen! Bedoeld om te gebruiken. Juist voor anderen.
Als je het lastig vindt om die gave zelf te ontdekken, dan kunnen andere mensen je daarbij helpen. Mensen in de kerk, die jou goed kennen. Of vrienden. Of je ouders. Of je opa of oma. Die het je zeggen: ik denk dat jij daar een gave voor hebt.
Zouden we elkaar daar in de kerk niet veel meer mee kunnen helpen, gemeente? In onze gesprekken, op kringen, op huisbezoeken: wat is jouw gave? Wat heb jij van God voor talent gekregen?
Om daar vervolgens natuurlijk ook wat mee te doen. Die gaven, die talenten zijn een cadeau van de Heilige Geest. Bedoeld om uit te pakken. Je kunt denken: ik heb de kerk niet nodig. Maar draai het om: de kerk heeft jou wel nodig. Precies daarom heb je die gave ook gekregen! Want hoe kan het lichaam functioneren als bepaalde lichaamsdelen werkeloos blijven…?
En dan juist iets doen wat bij je past, want daar heb je die gave voor gekregen. Zoals jongeren die aangaven het prettig te vinden om mee te werken bij het kinderwerk, omdat dat bij hen past. Of juist een andere jongere, die een tussenjaar heeft, en een aantal ouderen bezoekt. Of een tiener die hier in de kerk een maatschappelijke stage deed en zei: ‘Ik vond het boeiend om zo allerlei aspecten van de kerk te ontdekken. En ik denk dat ik zelf later ook best in de kerk wil meedoen.’ Nou, dat kan dus nu al. Er is genoeg te doen! En weet je, juist door mee te doen, voel je je meer verbonden met de gemeente, met elkaar, kortom: worden we zo meer één, toch?

‘Dat is mooi, dominee. Maar er zijn toch ook verschillen? Meningsverschillen ook. Soms best heftig. En dan lijkt er van die eenheid niet zoveel meer over.’
Dat is verdrietig. Verdrietig voor ons, maar zeker ook verdrietig voor onze Heer zelf. Het gaat immers om Zijn lichaam. Hij voelt dat ook als daar conflicten zijn, als mensen elkaar daar niet meer kunnen luchten of zien, of wegblijven.
Naar buiten toe is zulke verdeeldheid ook helemaal geen goede reclame voor het geloof. Dan denken mensen toch ook: Daar wil ik niet bijhoren! En dat is jammer. Dat is zonde. Ja, echt zonde.

Weet je wat daartegen helpt? De liefde. Daar schrijft Paulus in het vervolg ook over, vanaf vers 9: ‘Jullie liefde voor elkaar moet echt zijn  (…) ‘Houd van elkaar zoals broers en zussen van elkaar houden.’
Houd jij van je broer, van je zus? Ik wel. O ja, ik heb ook heel wat ruzie met mijn broer gehad vroeger. Er zat net een jaar tussen ons en veel concurrentie en competitie. Als kinderen. Ik weet nog dat we ergens samen gingen logeren en dat de moeder van dat gezamenlijke vriendje ons uit elkaar moest trekken… Aber das war einmal…
Toen ik ouder en rustiger werd ging ik steeds meer van hem houden. Toen ging ik ontdekken wat een ontzettend creatieve gast hij is. Een hele goede leraar. Een fijne vader. Een gevoelige zoon van onze ouders. Zijn toespraak in de afscheidsdienst van onze vader was onvergetelijk: zo pijnlijk mooi.
Ja, ik houd van mijn broer. En ook van mijn andere broer en zus. Hoe verschillend we zijn, er stroomt hetzelfde Bergenbloed door onze aderen.

Zo is het in de gemeente ook. Maar dan is dat het bloed van Jezus dat ons aan elkaar verbindt. En dat gaat nog veel dieper: wat Hij voor ons over heeft gehad. Tot in de dood, aan het kruis. Ja, dat deed Hij net zo goed ook voor die ander in de kerk, die zo anders is, die zo anders denkt, met wie je moeite hebt. Jezus is ook voor hem gestorven. Jezus is voor haar opgestaan. Hij is mijn broer. Zij is mijn zus. We zijn bloedbroeders en -zusters. En daarom moet ik ze liefhebben. Vanwege Jezus’ onvoorwaardelijke liefde. Dat is zeg maar de bloedsomloop in Zijn lichaam dat de gemeente, de kerk is.
Dus hoe gaan we om met verschillen en geschillen? Door dicht bij Jezus te blijven. Door ons te laten vullen met Zijn liefde, door zijn Heilige Geest. ‘Houd van elkaar zoals broers en zussen van elkaar houden…’

Als ik eerlijk ben vond ik de afgelopen jaren best moeilijk. Soms ook pijnlijk. En toch: ik ben van de gemeente blijven houden. Vooral omdat Jezus dat van mij vraagt. Omdat het Zijn gemeente is, Zijn lichaam. En juist in de kerkdiensten besef ik dat extra. Als ik namens die Heer de dienst elke keer weer mag beginnen met Zijn groet: ‘Genade en vrede voor u, voor jou.’ Als we samen zingen. Als we samen bidden. Als ik u en jou een hand mag geven, na de dienst.
Hier, achter de geopende kanselbijbel – Gods liefdesbrief – , achter de avondmaaltafel – waar Gods liefdesmaal wordt gevierd – en dichtbij het doopvont – waar de Drie-enige ons zijn liefde heeft verklaard – daar word ik geïnspireerd om van de gemeente, van u en jullie allemaal, te blijven houden.

Weet je, eigenlijk is de gemeente een soort oefenplek. Hier leer je liefhebben. Juist ook diegenen die je niet zo liggen. Die je vrienden echt niet zijn. Maar wel je broers en zussen. De medefamilieleden van God zeg maar. Hier leer je dat. En bij leren hoort ook fouten maken. Wel eens flink op je snufferd gaan. Maar dan elkaar weer bij de hand pakken. Elkaar vergeven. Geen wraak oefenen, want dan kom je in die eindeloze cirkel van elkaar telkens weer betaald zetten, of de patstelling om elkaar links laten liggen. Nee, die cirkel doorbreken, de patstelling verlaten, door juist vrede met de ander te zoeken. ‘Voor zover het van jou afhangt’, schrijft Paulus, ‘doe jij dan je uiterste best daarvoor.’ Tuurlijk hangt dat ook van die ander af. Voor vrede heb je twee partijen nodig, die allebei willen. Maar laat het dan aan jou niet liggen. Omdat je weet van de vrede van God voor jou, in jouw hart. Dankzij Jezus Christus.
De gemeente als oefenplek. Oefen je mee? Dan kun je dat ook toepassen buiten de kerk, buiten de gemeente. Op school. Op je werk. In je vrije tijd. Waar dan ook. Als leerling van Jezus. Zullen we samen bidden?

Heer Jezus, wij willen uw leerlingen zijn.

Leer ons minder te praten om meer te zeggen,
de kunst van het zwijgen om meer te verstaan,
stilte te vinden om tegenwoordigheid van Geest te ervaren.

Leer ons aan uw voeten te zitten om uw woorden in te drinken,
brood te ontvangen om ronduit te delen,
vergeving te vinden om vergeving te schenken.

Leer ons onze handen te vouwen om uw kracht te ervaren,
onze ogen te sluiten om zicht te krijgen,
liefde te zien om liefde te zijn.

(gebed van Jaap Zijlstra)

En zo samen één te zijn. In U. Door U. Uit genade. Amen

bijdrage van Gerard en Janneke de Wit, zendingswerkers uit Schwerin (Duitsland), uitgezonden o.a. vanuit onze gemeente 

gedenken overleden gemeentelid 

dankgebed en voorbeden 

collectemoment

slotlied          Lied 418:1,2 ‘God, schenk ons de kracht’

zegen