de cantorij zingt          Lord, have mercy upon us van Henry Purcell (1659-1695)

welkom en mededelingen 

zingen                       Psalm 103:1 (allen), 2 (cantorij), 3 en 4 (allen) 

stil gebed

votum en groet      

aanvangtekst        ‘HERE, Hoop van Israël, allen die U verlaten, zullen beschaamd worden. Wie zich van mij afkeren, zullen in de aarde worden geschreven, want zij hebben de bron van het levende water, de HERE, verlaten.’ (Jeremia 17:13 HSV)

zingen           Lied 289 Heer, het licht van uw liefde schittert

gebed om de verlichting met de Heilige Geest

schriftlezing           Johannes 7:53-8:11

zingen           Psalm 32, eerste couplet gezamenlijk, tweede door mannen, derde door vrouwen en vierde weer gezamenlijk

verkondiging          Glas 28

Gemeente van Jezus Christus,

Wat heeft de Rotterdamse glazenier Claes Janszoon Wytmans een fenomenaal glas ontworpen en geschilderd! Hij heeft zich helemaal uitgeleefd, als ik dat zo zeggen mag, op het interieur van de tempel: hier voorgesteld als een prachtig renaissancistisch bouwwerk, met pilaren, timpanen en bogen. Allemaal even rijk gedecoreerd.
Er zit ook heel veel diepte in, met prachtige doorkijkjes. Aan het eind bijvoorbeeld zie je een persoon met staf wegwandelen.


Is het een pelgrim die de tempel heeft bezocht en nu weer huiswaarts keert?
Maar ook naar boven toe zijn er doorkijkjes, waarbij je het blauw van de hemel ziet.


Wytmans heeft de tempel duidelijk afgebeeld als een enorme open ruimte. Alsof hij hiermee zeggen wil: God is te groot om hierin te passen. Of zoals Salomo sprak bij de inwijding van de tempel: ‘Zou God werkelijk op aarde kunnen wonen? Zelfs de hoogste hemel kan U niet bevatten, laat staan dit huis dat ik voor U heb gebouwd.’
Inderdaad, we kunnen God, met eerbied gezegd, niet opsluiten in een gebouw, Hem ook niet annexeren: ‘With God on our side’, zong Bob Dylan, in zijn kritische, en nog immer actuele en vooral profetische song. Nee, de Here God is de Allerhoogste, de God van de ganse kosmos, de Koning der wereld, de Heer van alles wat ademt. Hij is te groot om voor onszelf te houden.

Dit n.a.v. die enorme open ruimte op het glas.
Tegelijk wordt je oog naar dat middendeel getrokken, naar die mensen die daar staan.


Hoewel er ook nog twee hondjes uiterst links te zien zijn. Is dat humor van de glazenier, zo van: zelfs vindt de hond een huis, o Heer? Of moet je het symbolischer verstaan? De hond staat immers voor de trouw, en dat in een verhaal, waarin het juist over ontrouw gaat, of toch ten diepste juist weer over trouw?
Hoe dan ook, de bonte groep mensen trekt de meeste aandacht.


Met in het midden ervan een vrouw. Ze heeft haar ogen terneergeslagen. En naast haar, gebukt, Jezus, die wat op de grond geschreven heeft. Dat is eigenlijk een klein, om niet te zeggen: intiem gebeuren. En dat in die enorme ruimte van de tempel.
Ik las ergens over het onderscheid tussen de Engelse woorden ‘space’ en ‘room’. ‘Space’ is de grote ruimte, onoverzienbaar en onmetelijk, waarin je je heel klein voelt. ‘Room’ is de ruimte voor mensen, de ruimte die we voor elkaar maken, of niet maken, en die voor ons gemaakt wórdt. En om die ruimte gaat het bij Jezus, in zijn ontmoeting met mensen. Ook hier. Ook voor ons.

In die ruimte, in de ‘room’ van dat middendeel zeg maar, zien we de vrouw staan. Hier weergegeven als een chique dame, met prachtige kleding. Maar ze wordt vastgehouden door twee zwaarbewapende soldaten. Hun opdrachtgevers staan er omheen. Twee daarvan hebben een mijter op, anderen deftige tulbanden. Het zijn duidelijk geestelijke leiders. Een paar hebben dikke boeken onder hun arm. Is het de Thora, de wet van Mozes, waar ze immers aan refereren?

‘Jezus en de overspelige vrouw’, luidt de titel van het glas. Zo is die vrouw gaan heten. Ze is vreemdgegaan. Ze hebben haar zelfs letterlijk op heterdaad betrapt. Pijnlijk, beschamend. Maar waar is de man eigenlijk? Bij overspel zijn er toch twee in het spel. Maar van de man in kwestie is geen spoor te bekennen. Ook dat is pijnlijk. Ongelijkwaardig ook. Maar ze hebben haar alleen meegevoerd naar Jezus. Die is in de tempel om te leren, vermeldt vers 2. De geoefende bijbellezer weet dan al: uit wat nu komt zal ongetwijfeld veel te leren zijn. Nou, die Schriftgeleerden en Farizeeën willen met name Jezus een lesje leren. Het gaat hen uiteindelijk helemaal niet om die vrouw. Op het glas zie je eigenlijk ook niemand van die mannen haar aankijken. Nee, ze gebruiken haar, ze misbruiken haar in feite, om Jezus op de proef te stellen, Hem klem te zetten, Hem te kijk te zetten als een waardeloze leraar, als een hele slechte rabbi. Daarom hebben ze die boeken bij zich. Ze verwijzen naar de wet van Mozes. Jezus kan het zelfs opzoeken: ‘Rabbi, deze vrouw is op heterdaad betrapt toen ze overspel pleegde. Mozes draagt ons in de wet op zulke vrouwen te stenigen. Wat vindt U daarvan?’

Het is een strikvraag. Wat Jezus ook zal antwoorden, Hij lijkt te hangen. Want als Hij tegen de steniging van deze vrouw pleit, dan staat Jezus te kijk als Iemand die zich niet aan de Thora houdt, die tegen Gods eigen gebod ingaat. Als Jezus juist ervoor is, dan werkt Hij zichzelf in de problemen bij de Romeinen. Want Joden mochten toen helemaal niet de doodstraf voltrekken, dat was alleen aan de Romeinen voorbehouden. Bovendien zou Jezus ook tegen zijn eigen boodschap, zijn zeer geliefde boodschap, van barmhartigheid en vergeving, ingaan als Hij voor de steniging zou pleiten. Kortom: Jezus lijkt helemaal klem te zitten met die strikvraag van de Joodse geestelijke leiders.

Waar kiest Jezus voor? Nou, Hij gaat helemaal niet in op hun vraag. Hij zwijgt. Hij bukt en schrijft met zijn vinger op de grond.


Het is een soort pantomime eigenlijk. Zonder iets te zeggen maakt Jezus wat duidelijk. Maar wat? Wat bedoelt Hij hiermee? Wát schrijft Hij eigenlijk met zijn vinger op de grond?
Op het Glas zien we woorden staan, een zin. Op z’n kop trouwens, omdat het geschilderd is vanuit Jezus’ perspectief natuurlijk. Maar gelukkig kun je het op het scherm draaien. Voilà:

Nu is het eenvoudiger te lezen: ‘Wie onder u sonder sonde is die werpe de eerste steen op.’ Het is oud-Nederlands, maar de bedoeling is duidelijk. Volgens de glazenier heeft Jezus dit geschreven, in feite dus wat Hij later tegen de omstanders zegt.

Maar in Johannes 8 zelf staat dus niet wát Jezus schrijft. Maar misschien gaat het daar allereerst ook niet om. Het oorspronkelijk Griekse woord dat hier met ‘schrijven’ vertaald is, kun je namelijk ook vertalen met ‘lijntjes trekken, figuurtjes tekenen.’ Dat doet me denken als je op een vergadering zit, die je eigenlijk weinig boeit. Wat ga je dan doen, om de tijd te verdrijven? Je gaat met je pen zomaar allerlei lijntjes trekken, doelloos allerlei figuurtjes tekenen op de agenda bijvoorbeeld of in je aantekenschrift. ‘Doedelen’ heet dat. Zo doet Jezus hier ook, alsof Hij ermee wil aangeven: ‘met deze manier van omgaan met de Thora heb Ik niets. Zo wil Ik helemaal geen oordeel vellen.’

De Schriftgeleerden en Farizeeën willen echter wel een uitspraak van Jezus horen. Dit stommetje spelen van Jezus, met dat geschrijf en geteken op de grond, irriteert hen mateloos: ‘Zeg dan eens wat! Wat vindt U er nou van! Zeg het dan!’
Dan spreekt Jezus: ‘Wie van jullie zonder zonde is, laat die als eerste een steen naar haar werpen.’
‘Wie van jullie…? Jezus draait het om. Zij wezen naar de vrouw. Zij hadden het voorzien op Jezus om Hem door de mand te laten vallen, maar Jezus houdt hen een spiegel voor: ‘Jullie. Wie van jullie zonder zonde is, laat die maar de eerste steen werpen.’
En zo spreekt Jezus ook ons aan. Want ik kan wel afgeven op die Farizeeën en Schriftgeleerden, maar wie ben ik? Hoe is het in mijn hart, in mijn leven? Als ik mijn leven aan Gods wil spiegel, ben ik dan zonder zonde?’ Zo wordt die room wel heel intiem, het krijgt de omvang van een biechthokje…

Jezus bukt opnieuw en schrijft weer op de grond. Letterlijk staat er dat Hij schreef op de aarde. In de Naardense Bijbel staat er tussen haakjes een bijbeltekst achter: Jeremia 17:13. Het is dezelfde tekst waar we deze dienst mee begonnen, de aanvangstekst: ‘Wie zich van mij afkeren, zullen in de aarde worden geschreven.’ In aarde geschreven worden staat daar voor schuldig staan. Ontdekkend dus. In het Hebreeuws staat er voor aarde ‘adamah’. Daar is de naam Adam van afgeleid. De naam voor de mens. Veelzeggend: wij mensen zijn uit de aarde genomen, als Adam uit de adamah. Stof uit stof. Het tekent onze aardsheid, onze broosheid, onze kwetsbaarheid. En als we dan in de aarde geschreven worden, blijkt die kwetsbaarheid ook geneigdheid te zijn om ons van God af te keren, om onze eigen gang te gaan, weg bij Hem en zijn liefde vandaan. En dat is zonde!

Dus als Jezus zo op de grond, in de aarde schrijft, in het stof dat op de tempelvloer ligt, dan tekent dat de kleinheid, de zondigheid, van de mensen daar, en hier. Want dat glas hangt niet voor niets hier in de kerk, in het schip, rechts achter de preekstoel. Je kunt er niet omheen als je hier in de kerk zit.
Het zou ons mild moeten maken. Ook anno 2025. Want we leven wel in een zogenaamde cancelcultuur. Als je een misser begaan hebt, niet in de laatste plaats als je een bekend iemand bent, dan kun je gecanceld worden: aan de spreekwoordelijke schandpaal genageld. In de media. In hoe erover je gepraat wordt.
Ook in de kerk kan dat gebeuren. Het gemak waarmee wij over de fouten van anderen kunnen praten en de ander zélf eigenlijk helemaal vergeten. Die fóut van iemand, die kennen we, die onthouden we. Die misser, die meten we uit en blazen we op. En daarmee labelen we ook de ander: ‘Eens een dief, altijd een dief.’

Maar kijk dan nog eens naar Jezus die schrijft in de aarde: ben ik ten diepste anders? De Franse schrijver Albert Camus zei eens: ‘Er zijn geen rechtvaardigen. Er zijn alleen maar mensen die meer of minder arm zijn aan rechtvaardigheid. De ergste misdadiger en de meest integere rechter staan schouder aan schouder, en dáárin solidair.’ Of zoals Augustinus het zei: ‘De omgang tussen mensen moet er één zijn ‘met liefde voor de mensen en afkeer van de fouten.’ Dit lijkt me een heel goed medicijn tegen de ziekte van het cancelen: ‘Liefde voor de mensen en afkeer van de fouten.’ Eigenlijk ook helemaal in lijn met hoe Jezus met mensen omging en -gaat.

Want daar staat Jezus, alleen nog met de vrouw. De rest is afgedropen. Er is geen steen geworpen. Twee vragen stelt Jezus de vrouw: ‘Waar zijn ze? Heeft niemand u veroordeeld?’ ‘Niemand, Heer’, antwoordt ze.
Jezus vervolgt: ‘Ik veroordeel je ook niet.’ Nee, Hij eist geen excuus, geen diepe schuldbelijdenis. Hij laat haar vrijuit gaan, met de woorden: ‘Ga naar huis, en zondig vanaf nu niet meer.’
Nee, Jezus bagatelliseert het kwaad of de zonde niet. Daarom zegt Hij ook: ‘Zondig niet meer.’ Maar de diepste reden daarvoor ligt juist in die vrijspraak. En die wordt weer gegeven uit genade, vanwege Jezus’ barmhartigheid. Omdat Jezus haar schuld zal dragen. En daar heel ver voor zal gaan.
En in die pantomime van Jezus was dat al te zien. Tot twee keer toe staat er in Johannes 8 dat Jezus zich bukte. Niet voor niets heeft de glazenier dat moment ook als het ware bevroren op het glas. Verder iedereen daarop staat of loopt, maar Jezus bukt. Zo is Hij. Zo is onze God. Die maakt zich klein. Om ons te redden vernedert Hij zich. En diezelfde Augustinus zei: ‘Als God zich zo heeft vernederd, hoe kunnen wij mensen dan nog hoogmoedig zijn?’

Op het glas is Jezus’ mantel bruinrood: de kleur van de aarde, de adamah. Het is ook de kleur van het bloed. Zijn bloed dat Hij zal geven, de dood die Hij zal sterven. Nee, de vrouw wordt niet gestenigd. Jezus sterft voor haar, voor ons. Uit pure barmhartigheid.
En dat heeft die vrouw ontdekt. En jij hopelijk ook. En u. En als je dat ontdekt hebt, zul je ook niet makkelijk willen zondigen toch? Dan ben je juist vrij om Hem en anderen te dienen.

Gerrit Achterberg schreef n.a.v. dit gebeuren één van z’n allermooiste gedichten. Daarmee wil ik eindigen.

EN JEZUS SCHREEF IN ’T ZAND

Jezus schreef met Zijn vinger in het zand.
Hij bukte Zich en schreef in ’t zand, wij weten
niet wat Hij schreef, Hij was het zelf vergeten,
verzonken in de woorden van Zijn hand.

De schriftgeleerden, die Hem aan de tand
hadden gevoeld over een vrouw, van hete
hartstochten naar een andere man bezeten,
de schriftgeleerden stonden aan de kant.

Zondig niet meer, zei Hij, ik oordeel niet.
Ga heen en luister, luister naar het lied.

En Hij stond recht. De woorden lieten los
van hun figuur en brandden in de blos

waarmee zij heenging, als een kind zo licht.
Zo geestelijk schreef Jezus Zijn gedicht. 

Amen

de cantorij zingt     Remember not, Lord, our offences van Henry Purcell (1659-1695)

gezongen geloofsbelijdenis met Hemelhoog 523

dankgebed en voorbeden

inzameling van de gaven          

Tijdens de inzameling zingt de cantorij Almighty and everlasting God van Orlando Gibbons

slotlied           Lied 422 ‘Laat de woorden die we hoorden’

zegen

uitleidend orgelspel          Voluntary in d-minor van Orlando Gibbons (1583-1625)