openingstekst        ‘Blijf niet staan bij wat eertijds is gebeurd, laat het verleden nu rusten. Zie, Ik ga iets nieuws verrichten, nu ontkiemt het – heb je het nog niet gemerkt?’ (Jesaja 43:18,19a)


Gemeente van Jezus Christus,

‘Oud en nieuw’. Het is en blijft een gevleugelde uitdrukking voor de jaarwisseling. Straks bij klokslag 12 laten we het oude jaar 2015 achter ons en gaan de drempel van het nieuwe jaar 2016 over.

‘Oud’ en ‘nieuw’ zijn op zichzelf woorden die tegengesteld zijn; zelfs absoluut tegengesteld. Net als ‘warm en koud’ en ‘zwart en wit’.

Maar geldt dat eigenlijk wel voor het oude en het nieuwe jaar? Lopen ze daar in feite niet in elkaar over? Wat wordt er nu eigenlijk ‘nieuw’ in het nieuwe jaar? Tuurlijk: het draagt een nieuw jaartal. We gaan een nieuwe agenda gebruiken. We hebben een nieuwe kalender opgehangen. We beginnen aan een nieuw boekjaar. Enzovoort. Enzovoort. Maar wat is daar nu eigenlijk nieuw aan? We gaan toch meestal op de oude voet verder. Professor Bavinck zei ooit: ‘Het nieuwe jaar is reeds bij de aanvang tot op de draad versleten, omdat het nu eenmaal alle spanningen, zorgen, moeilijkheden van het oude in zijn schoot geworpen krijgt.’ En iemand anders zei het zelfs heel raak: ‘de nieuwjaarsmorgen is zelfs nog een dag ouder dan de oudejaarsavond!’ Kortom: ook in het nieuwe jaar blijft het oude ons achtervolgen…

Vanavond horen we vanuit onze tekst uit Openbaring 21 God ook spreken over nieuw: ‘Alles maak Ik nieuw!’ In het Grieks wordt daar een woord gebruikt dat ‘nieuw van hoedanigheid’ betekent. Je kunt het daarom ook vertalen met ‘verrassend’ of ‘ongehoord’. Dat is dus een ander soort nieuw dan bij ons in het nieuwe jaar. Hier is het werkelijk nieuw, dus wel echt tegengesteld aan het oude.
Het is trouwens pas de tweede keer dat God zélf in het boek Openbaring expliciet het woord neemt. Verder waren het altijd Christus of engelen geweest die Johannes hadden aangesproken, maar nu is het God. Of zoals onze tekst plechtig zegt: ‘Hij die op de troon zat’. Als de Koning spreekt God spreekt deze woorden uit. Noem het zijn ‘troonrede’. Die troonrede bij ons, van koning Willem Alexander, op de derde dinsdag van september, schetst het huidige beeld van onze tijd en ons land in het bijzonder én in grote lijnen het beleid voor het komende jaar. Maar ook daarin zit veel ouds: de spanningen, de zorgen, de onzekerheid, het zoeken naar oplossingen, maar waarvan je nooit weet of het gaat lukken of er iets van terechtkomt. Dat alles was in de afgelopen troonrede echt niet anders dan bij de voorgaande. Dat is bij Gods troonrede anders. Daar klinkt het heel beslist: ‘Alles maak Ik nieuw.’ Dat God die woorden waarmaakt, wordt nog beslister gezegd in het volgende vers, vers 6: ‘Het is voltrokken!’ Daar wordt het zo voorgesteld, dat het al gebeurd is: dat alles al nieuw is. Met een technische term noem je dat een profetisch perfectum, de profetisch voltooide tijd. We kwamen dat niet lang geleden ook al tegen in de Lofzang van Maria. Dan worden de beloften zo verwoord en geschilderd dat ze al gerealiseerd zijn. Sterker kun je het niet uitdrukken. Dat kan er ook maar Eén zeggen: Hij die zelf Eeuwig is en de tijd omspant, die de tijd heeft en de toekomst overziet. Alsof Hij hiermee zeggen wil: ‘lieve mensen, twijfel niet, zit er niet over in, het gaat gebeuren, dit: ‘Alles maak Ik nieuw!’

Johannes krijgt daar in dat visioen al een indruk van. Zo begint het hoofdstuk ook: ‘ik zag een nieuwe hemel en een nieuwe aarde. Want de eerste hemel en de eerste aarde zijn voorbij, en de zee is niet meer.’ Hoort u het: ook hier wordt het al in voltooide tijd beschreven, alsof het al tot stand gebracht is. Zo zeker is deze belofte. En hier blijkt ook echt dat het nieuw is, in de zin van nieuw van hoedanigheid, verrassend en ongehoord, want het oude is voorbij.

‘Maar wacht even, wordt hier nu bedoeld dat God een grote streep zal zetten door deze werkelijkheid? Gaat alles er aan? Wordt dat alles verwoest, om plaats te maken voor iets nieuws?’ Nee, dat staat er ook niet. Onze tekst luidt niet: ‘Ik ga allemaal nieuwe dingen maken.’ Nee, er staat: ‘alle dingen maak Ik nieuw.’ Alles wordt dus vernieuwd. God laat zijn schepping toch niet los?! Hoe beginnen we elke kerkdienst? Met die prachtige woorden: ‘Onze hulp is in de naam van de HERE, die de hemel en de aarde gemaakt heeft, die trouw houdt tot in eeuwigheid én die níet loslaat het werk van zijn handen’! Dat staat toch haaks op God die alles te gronde laat gaan en zodoende wél loslaat?!

Het deed mij denken aan een verhaal dat ik ergens tegenkwam. Over Carina en haar oude pop, Carlijntje. Die pop was al helemaal versleten. Eén arm bungelde er een beetje los bij, de benen werden rafelig en het gezicht kon je bijna niet meer zien. Haar moeder gooide die pop in de vuilnisbak en zei tegen Carina: ‘Morgen krijg je een nieuwe pop. De volgende dag kocht haar vader een prachtige pop. Maar Carina wilde die nieuwe pop helemaal niet; ze wilde haar oude Carlijntje terug. Moeder haalde Carlijntje weer uit de vuilnisbak en knapte de pop op. En wat was Carina blij toen ze haar Carlijntje weer terug had!

Zo maakt God straks ook niet een totaal ándere wereld. Hij zal deze wereld, deze werkelijkheid vernieuwen. Ja, wel helemaal vernieuwen. Niet maar een beetje repareren of renoveren. In die zin gaat dat voorbeeld van die pop natuurlijk ook weer niet helemaal op. Het is een totale vernieuwing: alles wordt nieuw. ‘Maar hoe moet dat dan straks met die miljarden mensen? Wordt dat hier op die vernieuwde aarde dan niet overvol?’

Ach, laten we dat maar aan God overlaten. Hij zal daar toch wel raad mee weten?! En laten we niet te veel in onze huidige categorieën over die nieuwe werkelijkheid nadenken. Het zal immers werkelijk nieuw zijn, wie weet wel met extra dimensies, meer dan de drie of de vier dimensies (als je de tijd meerekent) dan we nu kennen. Extra dimensies straks, zodat al die beperkingen van hier en nu helemaal geen rol meer spelen. Weet u, je kunt daarover eindeloos speculeren en fantaseren, maar laten we ons maar vooral laten verrassen: het zal onze stoutste verwachtingen namelijk overtreffen.

Johannes krijgt er een indruk van, een oogstrelend en vooral hartverwarmend visioen. Hij ziet het nieuwe Jeruzalem neerdalen uit de hemel bij God vandaan en op de nieuwe aarde terechtkomen. Het zal Johannes diep geraakt hebben, want op dat moment was er van het aardse Jeruzalem niet veel meer over: dat was n.l. in het jaar 70 verwoest door de Romeinen. Die prachtige stad, die moederstad, helemaal vernield, maar nu daalt er een nieuw Jeruzalem, een hemels Jeruzalem, neer.
Veelzeggend trouwens: wij denken vaak dat wij naar de hemel moeten. Dat daar ons thuisland is. Maar God laat zien dat de beweging uiteindelijk andersom is: dat de hemel neerdaalt naar de aarde. Dat het uiteindelijk om de vernieuwde aarde gaat. God blijft zijn schepping trouw. Hij laat niet los wat zijn handen begonnen zijn: kijk maar hoe in dat visioen de hemel neerdaalt op de aarde, een hemel op aarde, een verborgen werkelijkheid die de aardse werkelijkheid doorstraalt. Dat is Gods doel en zo gaat Hij alles nieuw maken. Hoe en wat precies blijft een groot mysterie, dat wij niet kunnen bevatten, maar dat ons wel mag omvatten, ons mag bemoedigen, waar we hoop uit mogen putten en verwachting: ‘O blij vooruitzicht dat mij streelt’!

Maar let op, het is niet alleen iets voor eens en straks. God zegt namelijk niet: ‘Alles zal Ik nieuw maken’ of ‘Ik ga alle dingen nieuw maken.’ Nee, Hij zegt: ‘Alle dingen maak Ik nieuw’. Het staat in de tegenwoordige tijd! God is daar nu al mee bezig. Hij is daar altijd mee bezig: om nieuw te maken, om te scheppen en te herscheppen.

Die vernieuwing begint dus al hier en nu. Paulus brengt dat krachtig onder woorden in 2 Korinthe 5: ‘Iemand die één is met Christus is een nieuwe schepping. Het oude is voorbij, het nieuwe is gekomen.’ Eén zijn met Christus, en dat ben je als je door het geloof aan Hem bent verbonden, als niet meer je eigen ik, je eigen ego op de troon zit, maar Hij de kern vormt van je bestaan; dan ben je een nieuwe schepping. Echt nieuw van hoedanigheid, want dan leeft Hij in je. Dat is wel een dagelijks vernieuwing: om in Hem te zijn en te blijven. Om Hem concreet na te volgen en in zijn gezindheid je keuzes te maken.

Dan kunnen er ook verrassende en ongehoorde dingen gebeuren. Echt iets nieuws: je blijkt iets te kunnen, wat je helemaal niet voor mogelijk had gehouden. Je kunt iemand vergeven, wat je nooit had gedacht. Je kunt iemand helpen, die daardoor weer nieuw perspectief krijgt. Je komt door een zware periode heen, omdat je je gedragen weet. Je ervaart een diepe vreugde en vrede, terwijl de omstandigheden zo heel anders zijn. Je mag iets over je geloof delen aan mensen die toch benieuwd zijn geraakt naar jouw motivatie om zo te doen als je doet. En dat alles niet door jou zelf, maar door Christus die in je woont en je een nieuwe schepping maakt. Die belofte staat dus voor elke dag, ook van 2016: ‘Alles maak Ik nieuw.’

Tegelijk is het net als met alle beloften van God, die hebben meerdere lagen van vervulling. Allereerst wordt dit dus vervuld in de band met Christus, waardoor we vernieuwd worden: in ons denken, in ons willen, in ons handelen. Tegelijk gaat die vernieuwing niet zonder strijd, want er is altijd weer die oude mens, die telkens weer de kop opsteekt. Altijd weer is er het gevecht met ons zondige hart, met een weerbarstige werkelijkheid, met de duisternis. De ultieme vervulling van de belofte van onze tekst is als er niets meer oud is, geen tegenstand, geen duisternis. Dat is waar Johannes dus in het visioen al een indruk van krijgt: als de hemel op aarde neerdaalt, als de Here God alles zal herscheppen en voorgoed nieuw zal maken.
Hoe dat zal zijn? Het valt mij elke keer weer op dat het vooral ook wordt verwoord in wat er niet meer zal zijn, vers 4: ‘er zal geen dood meer zijn, geen rouw, geen jammerklacht, geen pijn, want wat er eerst was, is voorbij.’ Wat er eerst was… Dat doet ook denken aan al die jaaroverzichten van de afgelopen dagen. Die foto’s en die beelden. De eindeloze rijen vluchtelingen. Dat overleden jongetje op het strand. De onafzienlijke bossen bloemen voor de Bataclan in Parijs, de concertzaal waar die gruwelijke aanslag plaatsvond. De bijna totaal verwoeste stad van Homs in Syrië, enz. enz. Passen daar die woorden uit vers 4 niet vaak naadloos bij als onderschrift: dood, rouw, jammerklacht, pijn?! Maar die woorden en vooral hun impact zijn dan voltooid verleden tijd, zijn voorbij als God alles nieuw gemaakt heeft. Je kunt het je haast niet voorstellen, maar toch zal het zo zijn. Werkelijk nieuw, zonder een flintertje van die oude wereld.

Daar hoort ook dat 8e vers bij: ‘Maar voor hen die laf en trouweloos zijn geweest, die zich hebben ingelaten met gruwelijke dingen, met moord, ontucht, toverij of afgodendienst, voor allen die de leugen hebben gediend: hun deel is de vuurpoel met brandende zwavel, dat is de tweede dood.’ Vaak wordt dit vers achterwege gelaten als er gelezen wordt uit Openbaring 21. Eerlijkheidshalve heb ik dat zelf ook weleens gedaan. Op een pastoraal bezoek. Dan wil je iemand bemoedigen en troosten en dan lees je dit toch niet?! Want dat 8e vers klinkt toch als een krijtje op een bord, zo schril? Dat detoneert toch volledige met die prachtige symfonie van ervoor met die nieuwe schepping en dat nieuwe Jeruzalem?!

Ik weet nog dat in mijn eerste gemeente de familie van een overleden moeder bij elkaar was en hun wens was dat de meditatie zou gaan over Openbaring 21. Eén van de zonen zei: ‘en dan wil ik ook dat u dat 8e vers leest, als waarschuwing. Dat je niet zomaar deel krijgt aan Gods nieuwe wereld.’ Ik deed het, niet zozeer vanwege die eis van die zoon, maar vanwege de eerlijkheid naar Gods Woord. Het staat er blijkbaar niet voor niets. Die woorden roepen op om ernst te maken met die vernieuwing hier en nu. Om trouw te blijven aan Gods roeping, voor deze wereld, om in Christus te blijven en daarvanuit ook te leven. Zonder zal het ook niet gaan, blijft die nieuwe wereld van God voor ons gesloten…
Bovendien: dat is toch ook het verschil met de oude aarde. Als degenen die bewust Gods recht met voeten treden, die zich vergrijpen aan anderen, die denken: ‘wie maakt mij wat?!’; als die op de nieuwe aarde geduld zouden worden, dan zou die nieuwe aarde toch niet werkelijk nieuw zijn?! Dan zou er niets wezenlijks veranderd zijn. Dus ten diepste is dat schijnbaar schril klinkende 8e vers toch verblijdend nieuws: God gaat de dingen werkelijk recht zetten. De beulen op deze wereld, zij die zich niets gelegen laten liggen aan Gods goede bedoelingen; zij hebben het laatste woord niet. God gaat echt alles nieuw maken!

Zou je daar niet naar uitzien?! Zou je daar niet naar verlangen?! Ik bladerde van de week in een dichtbundel van Michel van der Plas: voormalig journalist, maar ook tekstschrijver voor menig cabaretier. Tegelijk was hij ook een gelovig mens, die ook zo kon twijfelen. In die dichtbundel is hij daar eerlijk in. Heel eerlijk. Denk nog maar aan het gedicht ‘Donkere Metten’, dat ook in die bundel staat en klonk in de preek op de eerste adventszondag, vier weken terug. Ja, wat is dat bevrijdend als mensen zich niet mooier voordoen dan ze zijn. Als ze echt zijn, ook in hun worstelingen en twijfels, in hun strijd. Maar in het laatste gedicht in die bundel laat Van der Plas die twijfels voor wat ze zijn en richt hij zich op God en zijn toekomst. Hij trekt daarin de vergelijking met Noach. Het raakte mij diep. Laat het de richting voor ons allemaal zijn, ook voor 2016:

TOEKOMSTDROMEN

 Leven als Noach aandachtig,

wakker en welgemoed:

weten dat God almachtig

eenmaal zijn wonderen doet;

 

weten dat Hij zal verschijnen,

eindelijk onverhuld,

als het geluk van de zijnen

dat hen voor eeuwig vervult.

 

Waakzaam de hemel afspeuren

naar zijn getuigenis.

Elke dag kan het gebeuren

dat daar een teken is.

 

Muren niet langer verduren,

luisteren naar het heelal,

vogels van hoop uitsturen

of Hij nu komen zal.

 

Leven met toekomstdromen

boven de aarde en de tijd.

God zal ons overkomen

en zijn barmhartigheid.
Amen