aanvangstekst       ‘Tenslotte kent u de liefde die onze Heer Jezus Christus heeft gegeven: hij was rijk, maar is omwille van u arm geworden opdat u door zijn armoede rijk zou worden.’ (2 Korinthe 8:9)


Gemeente van Jezus Christus,

De vorm van een kerstboom is eigenlijk best merkwaardig als het over kerst gaat. In abstracto is het in feite de vorm van een piramide. Die vorm sluit trouwens wel heel goed aan bij de wereld waarin Jezus gekomen is. En dat bedoel ik niet alleen letterlijk met die enorme piramides die ook toen al in Egypte stonden. Nee, ik bedoel het vooral figuurlijk. Want zo was toch ook rond de jaartelling de maatschappij opgebouwd en ingedeeld: onderaan bevinden zich de slaven, de armen, de wezen en weduwen. Daarboven komen de vrijen, de boeren, zij die een eigen bedrijfje hebben, de soldaten, de kunstenaars, de heren, de officieren, de magnaten, zij die van koninklijke bloede zijn en helemaal bovenaan de keizer van Rome: Augustus. En hij wilde graag eens weten wat er zich nu allemaal onder hem bevond. Hij hield een grote volkstelling. Puur om z’n macht te meten, de grootte van zijn piramide zeg maar.

Die vorm van de piramide is trouwens niet uit de tijd. Integendeel. Het is ook nu een vorm die veel van de lading dekt hoe de maatschappij in elkaar steekt, hoe mensen daarbinnen denken en doen. Want welk mens wil er immers niet omhoog, een hogere status krijgen, meer verdienen, meer aanzien, meer macht?! Het is oer- en oermenselijk om naar de top te willen.

Maar wat gebeurt er nu met kerst? Dan gaat die piramide op z’n kop! Daarom zou een kerstboom op z’n kop echt een stuk christelijker zijn (laten zien). Ja, letterlijk. Want in Christus gebeurt dat. Daar schrijft Paulus over in Filippenzen 2. Je zou kunnen zeggen: wat Lukas 2 als verhaal vertelt, daarvan laat Filippenzen 2 de diepste laag zien: Wat gebeurt hier nou vanuit God gezien? En wat betekent dat voor ons? Wat zijn de consequenties?

Vanuit God gezien – en dan hebben we het dus echt over de top van de piramide: Hij is de Heer der Heren en de Koning der koningen – schrijft Paulus: ‘Hij die de gestalte van God had, hield zijn gelijkheid aan God niet vast.’ Christus, die Gods eigen Zoon is, God zelf, wilde dat niet krampachtig vasthouden, maar Hij deed er afstand van, vervolgt Paulus. En let op: het zijn allemaal actieve werkwoorden. Het overkwam Jezus niet. Nee, Hij deed het zelf. Vrijwillig. Hij nam de gestalte van een slaaf aan. Hij koos dus de weg van de mééste weerstand. Christus liet al zijn goddelijke heerlijkheid los, verliet zijn hemelse troon en daalde af, tot op het niveau van een slaaf. Dat is dus echt helemaal onderaan die piramide. Terwijl Hij helemaal bovenaan stond.

Terug naar het verhaal van Lukas 2. Daar wordt dit verteld, eigenlijk heel sober. In vers 7 staat dat er geen plek voor Jezus was in het ‘nachtverblijf van de stad’. Maar dat woord kan ook ‘bovenzaal’ betekenen. In de bovenzaal van een bewust huis was voor Jezus geen plaats. Nee, het kan heel goed dat daar de Romeinen hun personeel hadden ingekwartierd: de landmeters, de schrijvers, de belastingambtenaren, die allemaal nodig waren voor de telling. De mensen die kwamen om zich te laten inschrijven, moesten maar zien waar ze ’s nachts een plaats vonden. Jozef en Maria vonden die dus op de benedenverdieping, letterlijk de onderafdeling: de plaats waar de slaven verbleven én de dieren. Ja, daar stond ook een kribbe. En daar wordt Jezus geboren. Zo zou het ook heel goed gegaan kunnen zijn. Het past in ieder geval heel goed bij onze tekst: ‘Hij heeft de gestalte van een slaaf aangenomen.’

In ieder geval: Jezus wordt in een kribbe gelegd, een voerbak. En laten we wel wezen: het woord ‘kribbe’ kan intussen zo obligaat geworden zijn, zo zoetsappig misschien wel, dat helemaal niet meer beseft wordt, waar het hier in feite om gaat: God in een voerbak! Gods Zoon in een trog! Daar waar de geur van beesten omheen hangt, daar wordt Hij in neergelegd. Daar is niets romantisch aan. Dat is in feite shocking!

En nogmaals: die weg kiest Jezus. Zo diep gaat Hij. Hij komt terecht in de onderafdeling van een huis, waar normaliter de slaven verblijven. Letterlijk zelfs bij de beesten af! Het tekent ook de verdere weg die Hij zal gaan. De verdere weg die Filippenzen 2 ook beschrijft: ‘Hij nam de gestalte aan van een slaaf en werd gelijk aan een mens. En als mens verschenen, heeft Hij zich vernederd en werd gehoorzaam tot de dood – de dood aan het kruis.’ De executie door de kruisdood, dat was toen de straf die een weggelopen slaaf ontving. Die weg kiest God in Christus. Verbijsterend.

Kijk, de Grieken en Romeinen toen kenden in hun religie ook het verschijnsel dat hun goden de gestalte van een mens konden aannemen, maar dat was dan altijd voor hun eigen bestwil, om vaak een andere god een loer te draaien, om hun eigen invloed te vergroten. Maar nergens lees je daar dat zo’n god als baby ergens in een voerbak wordt neergelegd en een slaaf wordt, laat staan gehoorzaam is tot de kruisdood. Nee, dat was voor Grieken en Romeinen een dwaasheid, weerzinwekkend.

Maar deze weg kiest de God van Israël. Deze weg gaat zijn zoon, Jezus Christus. De weg die ingezet wordt met zijn geboorte in Bethlehem, in het slavenverblijf, in een voerbak.

Ik hoop dat we hier opnieuw van ondersteboven raken. Ondersteboven: de piramide op z’n kop. Dat is namelijk de gezindheid van Christus, waar onze tekst over spreekt: ‘Laat onder u de gezindheid heersen die Christus Jezus had.’ Het is de gezindheid van de Messias, Davids Zoon lang verwacht. Daar hoort ook een symbool bij. U ziet het op de voorkant van de liturgie: de Davidsster.

Natuurlijk, dat is al heel lang het symbool voor het Joodse volk, van Israël. Maar eigenlijk is het vooral ook een symbool voor de Messias van Israël: Jezus. En let eens op wat er eigenlijk met dat symbool aan de hand is. Als je goed kijkt, dan zie je dat zo’n Davidsster in feite uit twee driehoeken bestaat. De eerste driehoek is die van de piramide, zoals gezegd teken van ons streven naar steeds hoger, steeds meer, steeds machtiger. Maar wat gebeurt er in die Davidsster met die piramide? Die wordt doorsneden, doorkruist, door een precies omgekeerde driehoek. Dat is de weg van Jezus. De piramide op z’n kop. Maar weet u waar dat ook op lijkt? (Ik heb dat niet van mezelf, maar van Willem Barnard). Het lijkt op een graankorrel. Dat is de weg van Jezus: de diepte in, een voerbak in, later als een vluchteling naar Egypte, weer later de minste onder de mensen zijn, als een slaaf de voeten van Zijn discipelen wassen, als een vervloekte die verschrikkelijke dood aan het kruis sterven, als een graankorrel de aarde in, als Hij begraven wordt. Over diepte-investering gesproken. Jezus houdt niets over. Hij geeft zelf alles op, inclusief zijn eigen leven. Waarom?

Om zo ons te dragen, waar we ook zitten in die piramide. Omdat Jezus die omdraait, draagt Hij allen, ook u, ook jou en mij. Hij draagt onze schuld, onze schaamte, ons tekort, onze pijn en ons verdriet, héél ons leven.

Hij draagt het niet alleen, die schuld en dat tekort. Hij neemt het van ons af en geeft ons Zijn rijkdom. Ja, dat is die ruil waar Paulus in een andere brief over schrijft: ‘Hij was rijk, maar is omwille van u arm geworden, opdat u door zijn armoede rijk zou worden.’ Jezus neemt onze armoede op zich. De armoede van ons gebrek aan liefde. De armoede van de brokken die wij gemaakt hebben. De armoede van onze schuld, die torenhoog is. Die armoede heeft Jezus op zich genomen om ons zijn rijkdom te geven. Die rijkdom, dat is geen 25 miljoen euro. Dat is geen geweldig aandelenfonds. Dat is geen tig baar goud. Want al die rijkdom moet je eens toch loslaten. Crue gezegd: er gaat geen verhuiswagen mee achter de lijkwagen. Die rijkdom heeft geen eeuwigheidswaarde. Maar ook in dit leven schenkt die rijkdom je geen echt geluk, geen ware liefde, geen totale vervulling. Die rijkdom maakt alleen maar hongeriger naar weer meer. Dat ‘piramidespel’ zit ons namelijk in het bloed: altijd maar meer, nooit tevreden. Maar Jezus’ rijkdom vult wel het gat in ons leven, dat diepe verlangen naar echte aanvaarding en waardering, naar iemand die onvoorwaardelijk van je houdt en je niet laat vallen, maar je draagt, dag aan dag, zelfs over die laatste grens van de dood heen. Die rijkdom heeft dus eeuwigheidswaarde.

Nou, dat is dus die wonderlijke ruil: Hij onze armoede, wij zijn rijkdom. Hij onze schuld, wij zijn vergeving. Hij onze dood, wij zijn leven. Je hebt die ruil toch al wel ontvangen met open handen en een ontvankelijk hart? Zo niet, dan wordt het hoog tijd, anders blijf je arm, doodarm!

Als je zo die ruil ontvangen hebt en de Here Jezus je dus alles is, ja dan wil je toch ook zijn gezindheid hebben. Dat hoort ook bij kerst, lieve mensen. Dat laat Paulus in Filippenzen 2 toch zien: niet alleen de betekenis vanuit God gezien, maar ook wat het voor ons betekent. De consequenties.

Nou, die gezindheid van Jezus wijst ons hierin dus de weg. Zijn gezindheid wil zeggen: ‘hoe Hij over mensen dacht en met ze omging. Hoe Hij over ons denkt en met ons omgaat.’ Die piramide dus op z’n kop. Betekent dat dan dat we opeens ook een slaaf moeten worden, lage baantjes moeten ambiëren, geen carrière meer mogen maken? Nee, ik zou zeggen: blijf maar gewoon zitten op die plek waar u of jij in die piramide zit, en als je promotie maakt, is er ook nog niets aan de hand. Je mag je ontplooien, je gaven ontwikkelen. Dat is ook heel christelijk!

Maar dan toch die piramide op z’n kop. Ik las ergens: het is andersom denken. En als je dat doet, dan betekent het dus niet heersen, op mensen neerkijken, ze vooral gebruiken of misbruiken om zelf beter te worden en hoger te komen. Nee, als je andersom denkt, dan blijk je niet opeens boven die ander te zitten, maar dan draag jij die ander, dan wil je hem of haar ook vérdragen, sterker nog: dan ga je hem of haar uitnemender achten dan jijzelf, zegt Filippenzen 2. Je kent immers je eigen fouten en zwakheden maar al te goed en bij de ander ga je juist het goede zoeken. Het gaat er dan niet meer om hoe jij er het beste uitkomt, maar juist om die ander: hoe kan ik die verder helpen, ruimte bieden, vreugde schenken? Als we die gezindheid zouden hebben, zo andersom zouden denken, hoe anders zou het er dan niet kunnen gaan uitzien in huwelijken, gezinnen, families, werkkringen, de kerk en de maatschappij??! O, wat kan ik daar naar verlangen, u niet?

‘Maar betekent dat dan dat ik nooit nee mag zeggen? Dat ik er altijd voor een ander moet zijn? Dat houd je toch niet vol?’

Nee, dat betekent het niet. Paulus schrijft ook heel nuchter, vers 4: ‘Heb niet alleen uw eigen belangen voor ogen, maar ook die van de ander.’ Er staat dus: niet alleen uw eigen belang.’ Met andere woorden: je mag ook aan je eigen belang denken. Het is ook goed om wel eens nee te zeggen, omdat je er anders aan gaat. Iemand zei eens: ‘voor zelfverloochening heb je wel een zelf nodig!’ Dat zelf moet je ook niet verwaarlozen. Dat vraag Christus niet van je. Wat Hij wel vraagt is om in zijn spoor het belang van de ander zeker niet te vergeten. Integendeel: om het goede voor die ander te zoeken, vrede, voor zover het van jou afhangt. En wees dan zelf maar de eerste.

Een aangrijpend voorbeeld hoorde ik gisteren op de radio. Het ging over een Nederlandse vrouw, die al sinds 1977 in Jeruzalem woont. Zij had altijd Palestijnse pleegkinderen gehad. Haar huis stond in het teken van vrede. Ze leerde de kinderen de ander niet te haten, ook al hebben Palestijnse kinderen in Israël minder rechten en kansen dan joodse kinderen. Haar devies was: ga niet de straat op om stenen te gooien, maar zorg dat je een goede studie doet. Maar toen werd ze dit jaar neergestoken in een bus door een Palestijn. Verschillende keren had hij gestoken, met maar één doel: om haar te vermoorden. Ze had het overleefd. Toen ze haar vroegen: ‘Haat je nu de Palestijnen?’, zei ze: ‘Nee, want deze terrorist staat niet voor alle Palestijnen.’ Maar ze was nog verder gegaan, want ze had hem vergeven. Ze zei: ‘Ik voel geen haat (…) Juist als we degene die ons kwaad heeft aangedaan kunnen vergeven, kan Gods genade bij ons komen.’

Dat is niet makkelijk. O nee, haar kinderen hadden het er erg moeilijk mee. En toch had ze haar bijna-moordenaar vergeven. Omdat ze door Gods genade werd bezield. Alleen dan kun je het. Vanuit Hem. Denk nog maar aan die piramide op z’n kop, want wie is er helemaal onderaan, wie draagt ons allen – ook jou met je moeite om die ander te dragen en te verdragen? Jezus Christus. Vanuit Hem kan het en zal het gaan!

Die weg heeft Jezus ons gewezen. Die weg die Hij inzette met kerst. Die graankorrel die toen door die piramide heenging. Die Davidsster vertelt me dat nog steeds de piramide er bovenuit steekt. Ja, dat was rond zijn geboorte toch al zo. Keizer Augustus en koning Herodes, de potentaten van toen, leken alles voor het zeggen te hebben. En tegenwoordig is het toch in feite niet anders?! Wat kan zo’n zachte kracht, die kwetsbaarheid van de graankorrel, van die gezindheid van Christus daar nu tegenin brengen? Uiteindelijk alles. Want Zijn liefde is het sterkst. Zijn Koninkrijk gaat door. Al is het begonnen als een zaadje. Het zal ontkiemen. De oogst zal komen. Hij zal voor de tweede keer komen. Niet meer als slaaf, maar als Heer, voor wie een ieder zich zal buigen. En een ieder die in zijn spoor is meegegaan, die weg van de graankorrel, die zijn gezindheid heeft betracht, ook andersom heeft gedacht en gehandeld, die zal meeregeren, tot in alle eeuwigheid. Dan zal de diepte-investering zich uitbetalen. Lof zij Christus. Halleluja! Amen