Inleidend orgelspel           Improvisatie over Gezang 741 Liedboek 2013 (Johannes de Doper)

Welkom en mededelingen

Intredelied   Psalm 1

Antifoon 710a (voor de geboortedag van Johannes) ‘In de schoot van mijn moeder riep Hij mij, stelde mij tot licht voor de volken’ (Jes. 49:1, 6)

Psalm 1

Antifoon 710a (voor de geboortedag van Johannes)

Stil gebed

Votum en groet     

Aanvangstekst       ‘Sta op en schitter, je licht is gekomen. Over jou schijnt de luister van de HEER.’ (Jesaja 60:1)

Lied    Gezang 166

Gebed om de verlichting met de Heilige Geest 

Schriftlezing               Lukas 3:1-18

Introductie op glas 14

Zoals gezegd staat Glas 14 centraal. Dat gaat dus over Johannes de Dopers prediking. Dat flankeert het hoofdglas hier in de kerk, Glas 15, de doop van Jezus. Dat centraal in het koor geplaatst is, het oorspronkelijke centrum van deze kerk. Aan de andere kant is glas 16 te zien, dat gaat over Jezus’ eerste prediking. Ook in dat glas speelt ook Johannes de Doper een prominente rol. Dat is niet vreemd, want deze kerk is vernoemd naar hem: Sint-Jan, Sint Jan de Doper, de Hollandse versie van Johannes de Doper.
Dirck Crabeth maakte deze drie glazen. Ze behoren tot de allermooiste van deze kerk, artistiek en theologisch. Als voorbereiding op de verkonding wordt nu Gezang 69 gezongen, een lied dat gecomponeerd is n.a.v. het gelezen bijbelgedeelte uit Lukas 3.

Lied   Gezang 69

Verkondiging    

Gemeente van Jezus Christus,

Glas 14 is een prachtig glas: zo kleurrijk, zo schitterend geschilderd door Dirck Crabeth. De gelaatstrekken en kleding van de personages, maar ook het landschap. Fenomenaal.
De aandacht wordt vanzelf getrokken naar het middendeel.


Daar zien we Johannes de Doper staan, gekleed in een eenvoudige lichte mantel. Van kamelenhaar. Onslijtbaar en waterdicht. Crabeth heeft Johannes behoorlijk gecoiffeerd weergegeven, maar reken maar dat Johannes een woeste haardos en dito baard had. Z’n handgebaren zijn breed.
Ja, Johannes is hier duidelijk aan het woord. De mensen om hem heen hangen aan z’n lippen. Sommigen zitten. Anderen staan. Een zwaarbewapende soldaat – met zwaard en hellebaard – komt net aanlopen lijkt het wel. De gelaatstrekken van de toehoorders zijn verschillend. Er zijn er die glimlachen, maar ik zie ook verslagen gezichten.
Die preek van Johannes komt duidelijk binnen.

Dit is niet zomaar een preek. Nee, hier is een profeet aan het woord. De wijze namelijk waarop in vers 2 over hem geschreven staat, heeft alles weg van een profetische roeping, vergelijkbaar met die van Jeremia en Elia: ‘toen richtte God zich tot Johannes, de zoon van Zacharias.’ De priesterzoon wordt profeet.

Zijn preek is confronterend. Neem al z’n aanhef: ‘Adderengebroed.’
Johannes zegt dat tegen hele gewone Joodse mensen, die daar bij de oever van de Jordaan staan. Het zou je maar gezegd worden: ‘adderengebroed’! Wie denkt daarbij niet aan de slang uit Genesis 3, de duivel. Daar hebben jullie trekken van!
Je zou toch eerder verwachten dat Johannes dit zou roepen over die corrupte en wrede leiders, die in het intro van ons tekstgedeelte genoemd worden.
Laten we wel wezen. Dat is toch wat tegenwoordig overal rondzingt. Op straat, bij de koffieautomaat of op de sociale media: ‘Die lui in Den Haag… Die zitten daar alleen voor zichzelf!’ Of nog erger: ‘Het zijn leugenaars, landverraders!, enz. enz.’ Wat wordt er allemaal niet geschreven, gezegd en geroepen…
Ja, Johannes zal zich ook tegen koning Herodes richten – maar niet vanuit zijn onderbuik, maar als profeet, die hem Gods spiegel voorhoudt – maar hij spreekt dus net zo goed de gewone man en vrouw aan, in niet misverstane woorden: ‘Jullie zijn adderengebroed. En als er niets verandert, dan gaat het niet goed. De bijl ligt al aan de wortel van de boom. Nee, denk niet: ‘Ik ben toch een Jood, een kind van Abraham. Het zit toch al goed?!’ Ik las ergens: ‘De geboortegrond redt de boom niet, alleen het dragen van goede vruchten, de vruchten van boete en bekering, die bewaren voor het kappen en verbranden ervan.’ Maar zonder vruchten is het klaar.

Ja, radicaal is Johannes’ preek. Radicaal komt trouwens van het Latijnse woord ‘radix’ en dat betekent wortel. Zou Crabeth daarom die wortels van die grote boom midden in het glas open en bloot hebben geschilderd? Als symbool voor de radicaliteit van Johannes’ preek? Als verbeelding van waar de bijl ingezet kan worden.
De preek van Johannes komt niet alleen tot die mensen daar bij de Jordaan, maar ook tot mensen rond de Gouwe en de Hollandse IJssel zeg maar. Niet voor niets lijkt die grijze rivier op het glas ook daarop. Ja, die preek is ook voor ons bestemd.
Wij kunnen ons niet beroemen op het feit dat we netjes en genuanceerd PKN zijn, een trouwe kerkganger of streamer, en een brave burger niet te vergeten. Nee, dat soort grond redt onze boom op zich niet. Het gaat om die goede vruchten van een nieuw leven. Dragen we die? Zo niet, dan gaat de bijl er uiteindelijk in. En dat is iets anders dan een snoeischaartje hier en daar.

De mensen zijn diep geraakt. ‘Wat moeten we doen?’, luidt hun reactie. Ze voelen de ernst. Ze begrijpen dat het anders moet. En dat kan, want die verandering – ‘metanoia’ in het Grieks, oftewel bekering, ommekeer – die is wel radicaal, maar niet onmogelijk. Nee, eigenlijk ook helemaal niet moeilijk om te begrijpen. In één woord: delen! Als je twee onderkleden hebt, deel er één met die er geen heeft. En met voedsel moet je hetzelfde doen.
Heel concreet dus. Toentertijd was er een grote kloof tussen rijk en arm. Er waren dus genoeg mogelijkheden om dit in de praktijk te brengen. Nu lijkt dat misschien lastiger met onze sociale wetgeving. Maar laten we wel wezen: er zijn ook nu daklozen. Er is een voedselbank. Mensen, die vermalen zijn tussen de raderen van de wet. Medemensen die psychisch in de knoop zijn geraakt. In de coronatijd is hun aantal gegroeid. Kunnen wij delen? Van de overvloed die wij hebben? Nee, het gaat niet alleen om geld en goederen. Het gaat ook om tijd en energie die we kunnen besteden aan anderen, anderen die het moeilijk hebben, op welke manier dan ook.

Het bijzondere van Johannes is ook dat zijn prediking én dooppraktijk juist mensen trekt, die toen werden uitgekotst, omdat ze in dienst waren van de Romeinse bezetter: tollenaars en soldaten. Die ene soldaat, die aan komt lopen op het glas, en vlakbij Johannes staat, is daar al een zichtbaar teken van.

In de bovenrand van het glas zien we er nog meer aankomen.


Links tollenaars, in het midden soldaten – infanterie en cavalerie; een heel peloton lijkt het wel – en rechts zien we Jezus in gesprek met een aantal tollenaars.
Kijk, Johannes zegt niet tegen die tollenaars en soldaten: ‘Neem ontslag. Sluit je tollenaarskantoor. Deserteer uit het leger. Want samenwerken met die vervloekte Romeinen is uit den boze!’ Nee, bekering, een vernieuwd leven leiden geldt juist binnen je eigen bestaan, in je eigen beroep.

Ook hier weer uiterst concreet.


De tollenaars wordt gezegd om niet meer geld te vragen dan opgedragen is. Daar hadden tollenaars namelijk vaak een handje van: om de tarieven flink op te schroeven, en het verschil staken ze in eigen zak. Zo verrijkten ze zichzelf. Maar dat is niet anders dan diefstal. En daar moeten ze mee stoppen. Het is namelijk gif dat bij die slang hoort zeg maar.
Zo wordt ons ook niet gevraagd ons terug te trekken uit deze wereld, of dat we allemaal dominee of evangelist worden. Nee, gewoon in je eigen leven, in je eigen werkkring, je netwerk. Als daar oneerlijk wordt gedaan, als je merkt dat er fraude wordt gepleegd, dan is de hamvraag: doe je daaraan mee of niet? M.a.w. zijn daar vruchten te zien die bij dat nieuwe leven horen?

Bij de soldaten is het al net zo concreet.


Johannes dringt er bij hen op aan om niemand af te persen, zich niet te laten omkopen. Dat gebeurde blijkbaar veel door soldaten. Maar dat is het oude leven. En daarmee moet het klaar zijn. Nee, juist eerlijk zijn. En ook genoeg hebben aan je soldij, aan je loon zeg maar.
Genoeg hebben. Dat profetische woord is ook zeer actueel. Want is dat niet de ziekte van onze tijd? Dat we niet genoeg hebben? Maar altijd maar meer willen? Maar nooit is het echt genoeg. Maar in het Koninkrijk van God leer je om wel genoeg te hebben, om dankbaar en tevreden te zijn, om die leegte te laten vullen met God, zijn koninkrijk en zijn gerechtigheid. Om juist te delen en te strijden tegen hebzucht, onrecht en oneerlijkheid.

Maar wat heeft dat voor zin dan? Als je één van de weinigen bent? Ze zeiden dat ook eens tegen moeder Theresa, die in die Indiase miljoenenstad Calcutta de kastelozen, de verschoppelingen, hielp: ‘Zuster Theresa, zijn dat geen druppels op een gloeiende plaat?’ Zij antwoordde: ‘God hasn’t called me to be succesful, but to be faithful – God heeft mij niet geroepen om succesvol te zijn, maar om trouw te zijn.’ En zo is het. Ook voor ons.

Klinkt dit niet naar, wat ze vroeger noemden ‘werkheiligheid’? Oftewel: je behoud zelf bewerkstelligen, zelf verdienen?
Nee, deze profetische en radicale preek, van boete en bekering, van verandering en vernieuwing, is ook Evangelie. Vers 18 is er duidelijk over: ‘Op deze en andere wijze verkondigde Johannes hun het goede nieuws.’ In het Grieks wordt daar een woord gebruikt, waarin het woord Evangelie te herkennen is. En dat Evangelie kan natuurlijk niet zonder Jezus en zijn genade.

Kijk, Johannes lijkt wel een beetje op Jezus. Op het glas met z’n mooie lange haren, die lichte mantel, die gunnende blik. En ook in zijn prediking, zijn gezag, zijn aanspraak op mensen. En als ze het hem op de man afvragen: ‘Ben jij de Messias?’, dan antwoordt hij juist: ‘Nee, er komt Iemand die machtiger is dan Ik. De Sterkere. Hij zal dopen met de Heilige Geest en met vuur.’ Dat is de Geest die de vernieuwing schenkt, ons opnieuw doet geboren worden. En dat vuur is het vuur van de reiniging, door en door. Vuur reinigt namelijk nog sterker dan water. Dat – Hem: Christus en zijn Geest – hebben we nodig. En goddank wordt Hij ons geschonken. En Johannes deed niets liever dan op Hem wijzen, naar Hem doorverwijzen.

Dirck Crabeth heeft dit op bijzondere wijze weergegeven in het onderste deel van het glas: de zgn. schenkersrand.


We zien daar in het midden de schenker van dit glas geknield: Robert van Bergen. Hij was proost, oftewel een ondergeschikte van de bisschop in Utrecht. De kerk waar hij werkzaam was, heette de Salvatorkerk. Salvator is Latijn voor Redder. En hoe heet de wijze waarop Christus rechts is afgebeeld? Christus Salvator Mundi (oftewel: Christus, de Redder der wereld)!
Elders in deze kerk, boven in het koor, is glas 51, genaamd ‘Christus Verlosser der wereld’ te zien.


Daar staat Christus óp de wereld. Zegenend groet Hij. De oud-koster van de Sint-Jan, Nico Metselaar, zei me eens: ‘Als ik bij een trouwdienst in het koor dienst deed en de dominee dan de zegen uit zag spreken, keek ik altijd omhoog naar dat glas en besefte ik: het is niet die dominee ten diepste, maar de Here Jezus Christus die ons zegent.’ En zo is het.

Terug naar glas 14:


daar staat Christus niet op de wereld, maar heeft Hij de wereld in zijn handen. ‘He’s got the whole world in His hands.’ Dat is tederder, zorgzamer, liefdevoller. Christus zit op de wolken. Hij troont in heerlijkheid. En om Hem heen zien we een engel, een leeuw, een stier en een adelaar, respectievelijk de symbolen van Matteüs, Marcus, Lucas en Johannes, de vier evangelisten. Ja, Christus, de Redder van de wereld, ónze Redder, is het hart van de Evangeliën, het Evangelie zelf!

Achter de geknielde schenker staat een monnik.


Het is de naamheilige, dus degene naar wie Robert is vernoemd. Het is Robertus van Melesme, een Benedictijner monnik, die de orde van de Cisterciënzers stichtte. Hij heeft een boek z’n hand. Daarin staat (en daar heb je echt een verrekijker voor nodig) in het Latijn een citaat uit Psalm 112: ‘Welzalig de man die de Here vreest.’ Het boek is waarschijnlijk de ‘Regel van Benedictus’. Benedictus schreef het voor de monniken. Maar ook voor ons bevat het veel wijsheid. De essentie ervan is namelijk dat God gekend en gediend wil worden in het gewone leven. Als je met aandacht leeft, vanuit de omgang met God, en dat vertaalt naar het alledaagse leven, hoe je bij wijze van spreken de vaatwasser uitruimt, de telefoon opneemt, mensen groet, enz., dan ben je een gezegend mens, een zalig mens, zoals die Psalm op dat boek zegt. Ach, sluit dat niet helemaal aan bij die prediking van Johannes de Doper boven hem in het glas, dat juist in je eigen alledaagse leven die vruchten zichtbaar moeten worden?

Tot slot: die geknielde houding van Robert van Bergen is veelzeggend. Natuurlijk, is dat uit aanbidding voor Christus, de Redder der wereld. Maar het is ook een gebedshouding.
Dat deed me denken aan Desmond Tutu, die recent overleed. Collega Kees van Ekris bespreekt hem in zijn mooie podcastserie ‘Moderne profeten’. Ja, Tutu was profetisch. Hij schroomde niet om de machthebbers aan te spreken, hen Gods spiegel voor te houden, of dat nu het Apartheidsregime betrof of het ANC. Of in een ingezonden stuk in een Nederlandse krant het kabinet Rutte, dat hij fel kapittelde vanwege bezuinigingen op Ontwikkelingshulp.
Maar hij sprak, net als Johannes, ook de gewone man en vrouw aan. Hij ging daarin zelfs zo ver dat hij bij de begrafenis van Steve Biko, die door de politie was doodgemarteld, de 30.000 rouwende zwarten vroeg ook voor de politie en gevangenbewaarders te bidden, ‘opdat ze mogen beseffen dat ook zij mensen zijn die zich kunnen beteren’, die kunnen veranderen dus.

Wat was het geheim van Tutu? Van Ekris vertelt dat Tutu een intens gebedsleven had. Daardoor hield hij het vol. Net zoals Johannes de Doper in de woestijn God zocht, in de stilte, in de verborgen omgang met God.
In 2012 kreeg Tutu een eredoctoraat aan de Rijksuniversiteit in Groningen. Met natuurlijk een receptie met allerlei internationale gasten. Iedereen verguld. Op een gegeven moment was Tutu kwijt. De hoofdgast nota bene. Een vrouw van de catering reed met haar karretje vol rinkelende glazen een ruimte in. Ze schrok. Daar zat iemand in de hoek. Het was Tutu. ‘Sorry mevrouw, neem me niet kwalijk. Ik was aan het bidden. Voor je het weet denk je dat dit allemaal om mij draait. Daarom bid ik. Om daar los van te komen. Om te beseffen wie ik ben, en Wie God is.’ Ja, niet alleen Tutu’s lach was aanstekelijk…

Of zoals Rikkert Zuiderveld ergens dicht:

Bespaar mij valse vroomheid, de clichés
vol kletspraat, of het ongepaste juichen
wanneer ook ik het moede hoofd moet buigen
vanwege alle doornen in het vlees,

maar raak mijn hart, al doet de waarheid pijn:
één woord slechts en ik zal genezen zijn.

Amen

Musica pro Deo (cantorij)           Prophetarum maxime – Heinrich Isaac (1450-1517)

Dankgebed en voorbeden

Collectemoment     Comfort ye’ (Messiah) – Georg Friedrich Händel (1685-1759)

Lied    Psalm 85:3,4

Zegen           

Orgelspel     Ut queant laxis (Hymne Johannes de Doper) – Louis Couperin (1626-1661)