welkom en mededelingen
zingen Psalm 92:1,3 ‘Waarlijk, dit is rechtvaardig dat men de Here prijst’
stil gebed
votum en groet
aanvangstekst ‘U wijst mij de weg van het leven: overvloedige vreugde in uw nabijheid.’ (Psalm 16:11)
zingen Lied 280:1,4,5 ‘De vreugde voert ons naar dit huis’
lezing van gebod des Heren
zingen Hemelhoog 494 ‘Uw woord is een lamp voor mijn voet’
gebed om de verlichting met de Heilige Geest
kindermoment
Afgelopen week keek ik voetbal op televisie en toen zag ik dit…
Al die lichtjes. Een prachtgezicht. Weten jullie waaruit die lichtjes komen?
Uit een telefoon. Hier heb ik er één. Eens even kijken of zo’n lampje hier ook in zit. Moet ik even naar de instellingen en dan de functie ‘zaklamp’.
Hier heb je ‘m.
Maar ja, één zo’n telefoon met z’n lampje had niet zo’n mooi effect gegeven. Daar heb je er heel veel voor nodig, duizenden…
Toch is die zaklamp in je telefoon wel handig. En dan kan het gebeuren dat je er aan één genoeg hebt. Wanneer bijvoorbeeld?
Als je in het donker iets laat vallen en het niet ziet. Gewoon de lamp van je telefoon aanzetten.
Als je iets moet lezen in het donker…
Als iemand je zoekt tussen heel veel mensen in het donker. Gewoon je telefoon met lamp omhooghouden…
We zongen net: ‘Uw woord is een lamp voor mijn voet en een licht op mijn pad.’ In de tijd van de bijbel was dat een olielampje. Ook geen supergroot licht, maar wel handig het donker. Het wees alleen de weg vlak voor je. Zo is de Bijbel ook bedoeld, die heb je elke keer weer nodig. Voor iedere dag.
Maar tegelijk is het ook de bedoeling dat we het licht van God, zijn liefde doorgeven. Aan andere mensen. In hoe je doet en wat je zegt. En dat lijkt ook wel op zo’n lamp in je telefoon die je omhoog houdt. Daar gaan we nu ook van zingen: ‘Laat zo je licht maar schijnen.’ En als we dat met elkaar doen, dat laten schijnen van ons licht, wordt het nog veel mooier dan al die lichtjes in dat stadion…
zingen Hemelhoog 685 ‘Laat zo je licht maar schijnen’
schriftlezingen Jesaja 61:1-3 en Lukas 4:14-30
zingen Lied 530 ‘De Geest des Heren is op hem’
verkondiging
Gemeente van Jezus Christus,
‘Moet ik nu echt mee naar de kerk?’
‘Nou, je moet niet mee; je mag mee.’
‘O, dus ik kan ook thuisblijven?’
‘Nou, dat zeggen we niet. Kom op, straks komen we nog te laat…’
Misschien is het bij jullie vanmorgen zo wel gegaan. Waarom ga je naar de kerk? Omdat je moet, of omdat je mag, of…
Ja, waarom zou je naar de kerk gaan? Jaren geleden schreef ene professor Van Ruler een boek met precies deze titel: Waarom zou ik naar de kerk gaan? Ik heb het hier al vaker genoemd, maar het blijft een mooi en actueel boek, waarin maar liefst 21 antwoorden gegeven worden op die vraag, 21 redenen eigenlijk om naar de kerk te gaan.
Eén van de eerste antwoorden is: ‘om een gewoonte vol te houden.’
Naar de kerk uit gewoonte? Is dat geen oppervlakkige reden? Wordt het dan ook niet snel een sleur? Is het niet veel beter om naar de kerk te gaan uit behoefte? Dat gaat toch veel dieper?
Toch zou ik, met Van Ruler, wel een lans willen breken om ook naar de kerk te gaan uit gewoonte. Want als je je kerkgang laat afhangen van je innerlijke behoefte, dan kan er zo de klad in komen. Je hebt die behoefte nu eenmaal niet altijd, toch? Maar heb je nu altijd zo’n enorme behoefte om te eten, zo’n geweldige trek? Nee, en toch eet je, op gezette tijden, uit gewoonte, omdat je het nodig hebt. Je snapt de vergelijking: de kerkgang biedt geestelijk voedsel. Dan is het goed als je ook uit gewoonte gaat, ook al voel je niet altijd zo’n diepe behoefte.
Bovendien geeft een gewoonte ook structuur aan het leven. Zonder gewoonten wordt het een chaos. De kerkgang kan je leven vormen, juist ook het leven voor de rest van de week en het geeft de rustdag stijl: Gods stijl.
Eigenlijk is het een prachtig woord: ‘gewoonte.’ Daarin zit het woord ‘woon.’ In goede gewoonten kun je wonen, je thuisvoelen. Nou, zo’n goede gewoonte is een vaste kerkgang ook; daarin kun je wonen, je thuisvoelen.
Bovendien is kerkgang uit gewoonte bijbels; sterker nog: Jezus zelf kende dat ook. Neem ons tekstgedeelte. Je zou er zomaar overheen lezen in vers 16, maar daar staat: ‘volgens zijn gewoonte ging Hij op sabbat naar de synagoge.’ Op de rustdag ging Hij naar de synagoge, dat wat toen de kerk was, zeg maar. Hij ging daar heen, uit gewoonte. Nee, Hij zei niet: ‘Dat heb Ik niet nodig. Ik ben immers de Messias. Ik sta daarboven. Ik heb m’n eigen relatie met mijn Vader, die Ik ook heel persoonlijk beleef. Wat moet Ik in die synagoge, waar zoveel ongeloof, zoveel schijnheiligheid is?’
Dat zei Jezus niet. Het was zijn gewoonte om juist wel te gaan. Om juist ook daar God en de mensen te dienen. Die gewoonte had Hij en die gewoonte wilde Hij volhouden. Heel bewust. En als wij een volgeling van Jezus willen zijn, dan nemen we die gewoonte toch van Hem over? De gewoonte om hier te zijn. Ook al is het hier niet perfect. Ook al heb je misschien van alles aan te merken op de mensen hier, op de kerkenraad. O, dat kon Jezus zeker ook in de synagoge, op de mensen die daar kwamen. Wat denk je! Maar toch was het voor Hem geen reden om weg te blijven. Zou jij dat dan wel doen?! Wil je daarin eigenwijzer zijn dan de Heer zelf? Nee, Hij kon niet zonder. En wij dus ook niet. Omdat die gewoonte structuur en stijl aan je leven geeft, omdat je daarin kunt wonen en thuiszijn.
Vanmorgen ontmoeten we Jezus niet alleen als kerkganger, maar ook als voorganger. In de synagoge van Nazaret, z’n woonplaats. Hij zit daar niet zozeer onder het Woord, maar staat op om een gedeelte uit dat Woord voor te lezen. In de synagogedienst kon elke Joodse man dat doen. Nu staat Jezus op en vraagt om de rol van Jesaja.
Het duurt even voordat de rol opengerold is en Hij het gedeelte gevonden heeft. In die tijd kende de Bijbel nog geen hoofdstukkenindeling en verzen. Dat is pas veel later gekomen. Dus duurde het wel even voordat je een bepaald gedeelte gevonden had. Maar dan heeft Jezus het: dat gedeelte uit (zoals wij dat intussen dan kennen) Jesaja 61. Woorden over de Messias, de Gezalfde van de Heer, gezalfd met de Geest; Degene die armen het Evangelie zal brengen, gevangenen zal bevrijden, blinden ziende zal maken en onderdrukten hun vrijheid zal geven.
Juist dit gedeelte zocht Jezus blijkbaar en tegelijk heeft dit gedeelte Hem gezocht, zou je kunnen zeggen. Want deze profetie wachtte op de ultieme vervulling, die nu is gekomen. Want Jezus is door de Geest gezalfd, bij zijn doop in de Jordaan. Hij is de Messias, Die het goede nieuws brengt, Die dat goede nieuws is.
Na deze schriftlezing uit Jesaja 61 is Jezus’ preek niet lang, wat zeg ik: in feite bestaat-ie uit één zin: ‘Vandaag is de schrifttekst die jullie gehoord hebben in vervulling gegaan.’
En zeggen de hoorders van die preek, z’n plaatsgenoten daar in die synagoge van Nazaret, dan: ‘Amen. Zo zal het zijn’? Nee, zo niet helemaal, maar hun reactie lijkt toch positief, vers 22: ‘Allen betuigden Hem hun bijval en verwonderden zich over de genaderijke woorden, die uit zijn mond vloeiden, en ze zeiden: ‘Dat is toch de zoon van Jozef?’’
Ik zeg niet voor niets dat dit positief lijkt, want Jezus’ reactie daarop is allesbehalve positief, maar juist scherp. Hij verwijt hen dat ze Hem als een geneesheer zien, die eerst maar zichzelf moet genezen.
Jezus’ scherpe reactie maakt duidelijk dat de reactie van de aanwezigen in de synagoge dus helemaal niet zo positief is. Integendeel. Alleen blijkt dat niet uit onze vertaling. Maar vers 22 is ook heel anders te vertalen, namelijk zo: ‘Allen getuigden tegen Hem en verbaasden zich over de woorden van genade.’ Die verbazing is allesbehalve positief. Nee, ze zijn verbijsterd dat deze Jezus, die ze toch allemaal kennen als de zoon van Jozef, die ze nog kennen uit de timmerwerkplaats, of uit de schoolbanken, of van de straat, dat deze Jezus zulke woorden spreekt. Woorden van genade, woorden van vrijspraak. De Enige die zulke woorden spreekt en kan en mag spreken is toch God zelf! Met andere woorden: wat matigt die Jezus zich wel niet aan!
En daarom zien ze Jezus als een zieke dokter, die eerst maar eens genezen moet worden van z’n grootheidswaanzin, van z’n godslastering. Kijk, als wonderdoener accepteren ze Hem. Tenminste, als Hij dat nu, ter plekke, bewijzen kan. Daar zitten ze best op te wachten: wat spectaculaire wonderen. Maar op dit soort woorden niet, op Iemand die zich aanmatigt de Messias te zijn
Immers, ‘dat is toch de zoon van Jozef?’ Met andere woorden: is Hij niet één van ons? En moet dat ook niet zo blijven? Dat Hij voldoet aan onze verwachtingen, aan onze wensen, aan onze voorstellingen?
Ja, gemeente: is dat niet iets wat ons ook in het bloed kan zitten? Dat we Jezus graag vormen naar ons beeld, hoe Hij ons het beste uitkomt? Jezus bijvoorbeeld als een soort EHBO, een Eerste Hulp bij Ongelukken: ‘Jezus, help me nu ik zo in de sores zit, en wel snel graag.’ Maar als alles voor de wind gaat, blijft Hij buiten beeld.
‘Nou, zo erg is het bij mij niet hoor. Ik geloof echt in Hem en heb me aan Hem overgeven.’ Dat is geweldig. Maar mag ik vragen: krijgt Hij ook alle kamers van je levenshuis? Bijvoorbeeld hoe je omgaat met je geld en bezit? Hoe je omgaat met de schepping? Hoe je praat over anderen? Hoe je oordeelt en veroordeelt? Of zijn die kamers voor Hem op slot? Omdat we daar liever zelf bepalen zelf hoe het er aan toe gaat? Maar de navolging van Christus, zijn koningschap, gaat over het hele leven.
Het liefst hebben we een Jezus, die ons het makkelijkst ligt, wat ons het minste kost? Uit onszelf spannen we Hem toch, net als die mensen in Nazaret, liever voor ons karretje, dan dat we Hem volgen, helemaal toegewijd?
Maar Jezus laat zich niet voor ons karretje spannen. Daar is Hij ook in die synagoge in Nazaret heel duidelijk over. Hij wil niet op afroep de wonderdoener uithangen. Nee, als profeet spreekt Hij, sterker nog: als Messias wil Hij het Evangelie, Gods bevrijdende boodschap, brengen. En als ze dat niet willen, zal Hij gaan, zoals de profeten in het Oude Testament ook gingen, naar de heidenen buiten Israël, als ze daar niet wilden. Als de mensen in de synagoge dat horen, worden ze woedend. En ze jagen Jezus de synagoge uit, de stad uit.
Ik moest hierbij denken aan een verhaal van de Russische schrijver Dostojevski: het verhaal over de Grootinquisiteur; een verzonnen verhaal, maar met een diepe waarheid. Het speelt zich af in de zestiende eeuw, in het Spaanse Sevilla. Daar is de Inquisitie volop bezig de stad van ketters te ontdoen. Op dat moment verschijnt Jezus ten tonele. En het is alsof de geschiedenis zich herhaalt: mensen lopen massaal te hoop, er gebeuren wonderen, een dode wordt opgewekt door Jezus. De stad is in rep en roer. Maar dan komt de leider van de Inquisitie, een negentigjarige kardinaal: De Grootinquisiteur. Hij wil de bron van al deze onrust wegnemen en daarom laat hij Jezus gevangennemen. Het vonnis is snel geveld: de volgende morgen staat de brandstapel voor Hem klaar. ‘En’, zegt de Grootinquisiteur, ‘de mensen zullen zelf het hout aandragen, omdat ze zullen inzien dat Jij niet Degene bent die ze graag willen.’ Vervolgens licht hij dat toe in een lange monoloog, waarin hij Jezus allerlei verwijten maakt. Dat Hij veel meer had moeten laten zien dat Hij echt machtig is, in plaats van dienaar te worden, en dat Hij veel meer wonderen had moeten doen, om de mensen echt versteld te doen staan. En dat Hij de mens niet de vrije keuze had moeten laten om Hem wel of niet te volgen. Maar Jezus heeft dat allemaal niet gedaan, heeft niet voldaan aan het beeld dat deze Grootinquisiteur van Hem heeft. Daarom: opnieuw weg met Hem!
En Jezus? Hij zwijgt. Ook als de Grootinquisiteur uitgesproken is en wacht op wat Jezus zal zeggen. Jezus zwijgt en kijkt alleen maar, zacht en indringend, schrijft Dostojevski. ‘Maar plotseling stapt Jezus op de oude man af en geeft hem zacht een kus op zijn bloedeloze, negentigjarige mond. Dat is het enige antwoord. De oude man schrikt op, er trilt iets in de hoeken van zijn mond; hij gaat naar de deur, opent deze en zegt tot Jezus: ‘Ga heen, en kom nooit terug… nooit meer… nooit.. nooit!’ En de Grootinquisiteur laat Jezus uit in de donkere straten van de stad en Jezus gaat.
Uit de stad…
Net zoals Jezus in ons tekstgedeelte ook uit de stad wordt gezet. Daar zelfs naar een berg wordt gesleept om Hem daar naar beneden te storten. Over verwerping gesproken! Een voorafschaduwing van die andere berg, waar Jezus uiteindelijk door de mensen verworpen, gekruisigd zal worden gebracht.
Maar die tijd, Gods tijd, is nu nog niet gekomen, en daarom keert Jezus om en gaat zwijgend tussen hen door en ze kunnen niets doen. Heel die roerige massa staat als versteend als Jezus door hun rijen terugkeert. Even krijgen ze een indruk van Zijn majesteit. Klinkt daarin al iets van Zijn opstanding in door? Al wordt Hij verworpen, gekruisigd zelfs, het kan Hem niet keren!
En misschien denk je: Was ik er maar bij geweest! Daar in die synagoge in Nazaret: Jezus met m’n eigen oren kunnen horen. En met eigen ogen kunnen zien hoe Hij tussen die mensen doorging, die Hem geen strobreed in de weg konden leggen. Was ik er maar bij geweest! Maar dat is niet zo. Tussen mij en deze geschiedenis zit een kloof van 2000 jaar.
En toch is die kloof er ook weer niet! Toch kunnen wij tijdgenoot worden van Jezus, gelijktijdig met Hem zijn, of misschien beter gezegd: wordt Hij onze tijdgenoot. Niet voor niets begint Jezus
zijn korte preek met ‘vandaag’: ‘Vandaag is de schrifttekst die jullie gehoord hebben in vervulling gegaan.’ Vandaag. Dus niet alleen toen in die synagoge in Nazaret, 2000 jaar geleden, maar ook 26 januari 2025 in de Pauluskerk in Gouda.
Vandaag spreekt Jezus ook ons aan, net zo reëel als die mensen toen. Want Jezus Christus is gisteren en heden dezelfde. Hij is niet veranderd. Hij is ook onze Tijdgenoot. Hij spreekt ook ons aan. Als we de Bijbel lezen, horen we daarin Zijn stem. Als er gepreekt wordt, is Hij aan het Woord. Door de Heilige Geest. Diezelfde Geest die op Hem rustte, brengt Jezus nu ter sprake, brengt ons aan Zijn voeten, doet ons Zijn woorden horen.
Woorden van genade. Voor jou als je helemaal vastgelopen bent met jezelf. Dan zegt Hij: ‘Kom maar, Ik bevrijd je, Ik maak je los van alles wat je knelt.’ En jij, die tobt met schaamte- en minderwaardigheidsgevoelens. Dan zegt Hij: ‘Voor Mij ben je zoveel waard; Ik gaf mijn leven voor jou. Mijn genade is je genoeg.’
En u die worstelt met de beperkingen van uw lichaam, van uw geest, van de wereld die daardoor zo klein geworden is, zegt Hij: ‘In die wereld ben Ik er om je te dragen en om je verder te leren kijken, tot in Mijn koninkrijk.’
Ja, woorden van genade. Weet je, waar je dat ook heel goed aan kunt merken? Aan wat Jezus niet zegt. Dat moet ik uitleggen. Als Jezus die profetie van Jesaja namelijk voorleest, laat Hij een zinnetje weg. Bij de profeet staat namelijk: ‘om een genadejaar van de HEER uit te roepen (en dan komt het) en een dag van wraak voor onze God.’ Maar dat laatste noemt Jezus niet, als Hij de profeet aanhaalt. Heel bewust niet, denk ik. Omdat die dag van wraak later komt. Voor Hem zelf. Op die andere berg, de berg Golgotha, als Hij, in onze plaats, die wraak van God, de gerechtvaardigde straf over alle zonden, aan het kruis zal dragen, en zo de wraak voor ons wegdraagt. En voor ons is er dan de vrijspraak, de genade.
De genade die werkelijk alles anders maakt en zal maken. Zoals de profeet het in zijn beeldende taal zegt: ‘Armen het goede nieuws, gevangenen vrijlating, blinden herstel van hun zicht en onderdrukten hun vrijheid.’
‘Dat’, zegt Jezus, ‘gaat vandaag in vervulling.’ Vandaag, dus ook voor ons. Letterlijk zegt Hij trouwens: ‘Heden wordt het voor uw oren vervuld.’ Ja, voor onze oren. Kijk, onze ogen zien vaak wat anders: die zien nog zoveel gevangenschap, zoveel onderdrukking en gebrokenheid, zoveel kwaad. Denk nog maar aan de preek van vorige week over dat vierde dier uit het visioen van Daniël, dat symbool staat voor het kwaad in deze wereld, buiten ons, ín ons. We zien het. We ervaren het.
Maar geloven, gemeente, is nu juist leven, niet bij wat je ziet, maar bij wat je gehoord hebt. Zoals Paulus ergens schrijft: ‘Het geloof is uit het gehoor.’ Daarom zegt Jezus: ‘Heden is het voor uw oren vervuld.’
Maar dan moet je het wel echt willen horen. ‘Zo gij zijn stem dan heden hoort, verhardt u niet (zoals die mensen in Nazaret), maar laat u leiden.’ Laat je leiden door wat Jezus je laat horen. Laat je leiden door Hem die niet veranderd is, maar ook ons nu aanspreekt, met genaderijke woorden. Laat je leiden door Hem die ons alles wil zijn en ons leven wil vullen met Zijn Geest en Woord. Dan mag je geloven dat het ook eens ook voor je ogen helemaal vervuld zal worden in zijn nieuwe wereld, die vol van zijn vrede en gerechtigheid zal zijn. Dan zullen niet alleen je oren tuten, maar zal je ook ogen tekort hebben. Amen.
zingen Lied 313:1,4,5 ‘Een rijke schat van wijsheid’
voorbereiding avondmaal
zingen Psalm 139:14 ‘Doorgrond, o God, mijn hart’
dankgebed en voorbeden
collectemoment
zingen Psalm 92:7,8 ‘Zoals de cederbomen hoog op de Libanon’
zegen
0 Reacties