welkom en mededelingen

stil gebed 

votum en groet

openingstekst        ‘U bent mijn enige hoop, HEER mijn God, van jongs af vertrouw ik op U. Al vanaf mijn geboorte steun ik op U, al in de moederschoot was U het die mij droeg, U wil ik altijd loven.’ (Psalm 71:5,6)

zingen           Hemelhoog 391:1,2 ‘Breng ons samen’ (Sela)

lezing van doopformulier

doopgebed

doopvragen

kindermoment


Vandaag heb ik weer iets meegenomen. Wat zou dit nu zijn? Een soort schaal met een deksel erop, of een soort plastic pannetje… Ik maak daar elke zaterdag pindasaus in. In de magnetron. Het wordt loeiheet, maar daar kan dit tegen. Terwijl het gemaakt is van kunststof, een soort plastic. Maar het is wel een speciaal soort plastic. Dat staat op de onderkant. Wie kan het lezen? ‘Tupperware’. Kennen jullie dat? Nooit op een tupperwareparty geweest? Ik ook niet. Maar mijn vrouw wel. Daar komt dit schaaltje, dit pannetje vandaan. Jaren geleden alweer. En nog steeds heel, doet het perfect. Ja, dat is het mooie van dat tupperware, dat is echt niet kapot te krijgen. En als het toch stuk gaat, mag je zo naar zo’n tupperwareparty en krijg je zo een nieuwe. Levenslange garantie. Vandaar dat het ook niet goedkoop is, dat merkte ik ook toen ik de rekening hiervan ooit zag…

Maar goed, levenslange garantie. Ik dacht: dat lijkt wel op de doop. Die gaat ook je leven lang mee. Je mag je leven lang geloven dat wat de Here God in die doop belooft, dat Hij je Vader is, dat Hij voor je zorgt, dat Hij van je houdt, dat Hij je vergeeft, dat dat allemaal helemaal waar is. En gaat er toch iets stuk, oftewel: laat je het er bij zitten, doe je verkeerde dingen, gaat het fout, dan mag je ook naar God toe en wil Hij het weer helemaal goed met je maken. Net zo zeker als dat met dit tupperware-schaaltje zou kunnen.
Nou die doop met die levenslange garantie mogen Thomas en Jedidja nu krijgen. Let maar goed op.

bediening van de Heilige Doop aan Thomas Gerrit Hannes van Tilburg (Jesaja 60:1 en Johannes 20:28) en Jedidja Deborah Visser (1 Kronieken 16:9,10)

zingen           (staande, en daarna blijven staan!) Psalm 134:3 uit de Oude Berijming

ouderling van dienst, Ferry Koole, steekt de doopkaarsen aan en overhandigt de doopkaarten

kinderen (groep 1-4) gaan naar de kindernevendienst

dankgebed en gebed om de verlichting met de Heilige Geest

schriftlezing                        Psalm 8

tekstlezing   ‘Met de stemmen van kinderen en zuigelingen bouwt U een macht op tegen uw vijanden om hun wraak en verzet te breken.’ (Psalm 8:3)

verkondiging          Thema: Verwondering

Gemeente van Jezus Christus, Job en Annemieke, Christian en Janneke,

Het is donker en David kijkt omhoog. Ontelbaar zijn de sterren. De maan met z’n reliëf, z’n lichte en donkere vlekken. Het is alles betoverend mooi en zo indrukwekkend.
Misschien herken je het wel. Bijvoorbeeld als je met vakantie bent en je zit voor je tent. De stoel in ligstand en je kijkt omhoog. Al die flonkerende sterren: de één sterker dan de ander en je ziet er steeds meer. Ontelbaar. En dan te bedenken hoe ver weg ze staan: lichtjaren weg. Misschien is die ster er niet eens meer, is hij al uitgedoofd, maar zien wij nog steeds zijn licht. Ja, je voelt jezelf daarbij heel klein.
Ja, intussen weten wij een stuk meer over de sterren dan David. Wij weten intussen dat onze zon – het centrum van ons zonnestelsel – maar één van de sterren is en niet eens een bijzonder grote. Geleerden schatten dat ons melkwegstelsel er maar eentje van de honderd miljard sterrenstelsels is. Minstens tien triljard sterren – dat is een één met 22 nullen! Zo onmetelijk groot is het heelal dus.
Daar ga je van duizelen. Daar kun je ook van gaan twijfelen. Als alles zo immens is, is er dan wel een God? En als er een God is, zou die zich dan iets aan ons gelegen laten liggen? Vergeleken bij dat immense heelal zijn wij toch maar een speldeknop?! Wat zeg ik: een molecuul?!
Zo kwam er ooit een vrouw bij de astronoom Russel. Deze hield een lezing over het heelal en vertelde ook iets over die immense getallen en die afstanden. Die vrouw vroeg na afloop van zijn verhaal: ‘Als onze wereld zo klein is en het heelal zo groot, hoe kunnen we dan geloven dat God echt om ons geeft?’ Die Russel antwoordde: ‘Dat hangt er helemaal van af, mevrouw, hoe groot de God is waarin u gelooft…’

Eigenlijk is dat precies hetzelfde antwoord als dat Psalm 8 geeft: ‘HEER, onze Heer, hoe machtig is uw naam op heel de aarde.’ De HERE God is machtig. Hij heeft zijn naam uitgeschreven op heel de aarde, ja op heel zijn schepping, in heel het heelal. En als het daarover gaat in dat al genoemde vierde vers dan wordt dat het werk van Gods vingers genoemd. Niet zijn handen, maar zijn vingers. Dat zegt al iets over Gods grootheid: dat het immense heelal het werk is van zijn vingers. Hoe groot moet God dan zijn! En tegelijk zegt het ook iets over de fine tuning daarvan. Zo nauwkeurig heeft God dat scheppingswerk gedaan en doet Hij dat: als een horlogemaker (of moet ik in jullie geval zeggen: als een computerchipsontwerper?)… Hoe dan ook: als dit Gods vingers al hebben gemaakt, hoe groot is Hij dan!
Diezelfde indruk mag je niet alleen krijgen bij de macrokosmos van het heelal, maar ook bij de microkosmos, dat ene schepsel. De geboorte van een kind. Ach, wie raakt daar niet van onder de indruk?! Hoe zulk nieuw leven ontstond, een klompje cellen, dat verder groeide tot een mensje met alles er op en er aan. Jullie weten als geen ander hoe wonderlijk dat is, allesbehalve een vanzelfsprekend. Nee, een wonderlijk geschenk! En als je het dan zien mag, eerst op de echo en dan als het geboren wordt, je het echt vast kunt houden. Zo’n glimmend wezentje. Huilend en bewegend. Zoekend naar warmte en beschutting. Zoiets kan toch niet vanzelf ontstaan? Nee, dat krijg je van de Schepper, van de hemelse Vader. In zo’n pasgeboren kind zie je ook zijn grootheid: ‘HEER, onze Heer, hoe machtig is uw naam.’ Of zoals de berijming van Psalmen voor Nu het zo prachtig zegt: ‘O HEER, onze Heer, uw handtekening staat prachtig onder heel de wereld.’ Gods eigen handtekening staat ook op jouw kind en op jezelf. Voortgekomen uit zijn handen. Wat een wonder!
Als je Psalm 8 met één woord zou moeten typeren dan is dat het woord ‘verwondering.’ De Psalm tintelt van verwondering over Gods grote werken, in macro- en microkosmos.
Verwondering en bewondering. Ja, wie kunnen dat nog, mateloos vaak? Met  open mond en grote ogen? Inderdaad: kinderen! Dan komen ze naar je toe: ‘papa, mama, kijk eens wat een mooie bloem!’ En dan laten ze je een ‘gewone’ paardenbloem zien …! Ja, kinderen weten nog wat echte verwondering is. Daarom schuift de Psalm kinderen ook naar voren. Daar heeft God iets mee. Iets? Veel! Daar is onze tekst heel duidelijk over: ‘met de stemmen van kinderen en zuigelingen bouwt U een macht op tegen uw vijanden om hun wraak en verzet te breken.’
‘De stemmen van kinderen en zuigelingen.’ Zelfs de allerkleinsten, zoals Jedidja en Thomas – het gelach, het gebrabbel, maar ook de eerste woordjes, de liedjes als ze groter zijn, zoals Emmelie en Jiska. Wat uit de kindermond komt, daar bouwt de Here God een macht uit op. Daaruit heeft God ‘sterkte gegrondvest’ heeft de aloude Statenvertaling. Dat klinkt als een fort, een burcht, een tegenmacht tegen de vijanden. Een wapen zou je ook kunnen zeggen. Om daarmee hen te verstommen, hun wraak en verzet te breken.
Ja, het is de omgekeerde wereld. Niet degenen die zich groot maken voor God, staan aan Zijn kant, maar degenen die klein zijn en zich helemaal afhankelijk van God weten, die heel hun bestaan aan Hem danken en dat aanvaarden, die zich aan Hem toevertrouwen.

Laten wij dat ook goed beseffen gemeente. Juist omdat God uit de mond van kinderen het loflied kan laten klinken, zijn macht bouwt; het zijn wapen is; mogen  kinderen ook een volwaardige een plek in ons midden hebben. Tellen ze helemaal mee! Sterker nog: wil God ons veel laten zien, ons leren.
Natuurlijk, wij nemen kinderen bij de hand. We voeden ze op. We geven ze ook een geloofsopvoeding, toch? Dat is inherent aan de doop. Daar wordt naar gevraagd, om ‘je kind voor te gaan op de weg van de Heer.’ Daar heb je je ‘jawoord’ aan gegeven. We hadden het daar ook over tijdens ons voorgesprek. Hoe mooi dat is, maar ook best moeilijk. Zeker in een tijd waarin dat allesbehalve vanzelfsprekend is.
Tegelijk is die geloofsopvoeding ook iets wederzijds. Je mag je kinderen niet alleen veel meegeven, vanuit het geloof, vanuit de Bijbel, vanuit de kerk: ze de weg van Jezus wijzen, maar je ontvangt ook veel van hen. Kinderen kunnen ons daarin namelijk ook voorgaan, gemeente. Als ze onbeschroomd het loflied laten horen. Midden in een winkel opeens hard zingen: ‘Jezus is de Goede Herder!’ Dan staan wij beschaamd.
Ze kunnen ons ook voorgaan in waar Psalm 8 zo vol van is: de verwondering. Zoals dat jongetje dat eens zei: ‘De Here Jezus heeft grote handen, joh. Daar draagt Hij alle mensen in en soms giechelt Hij even, want al die beentjes kriebelen zo.’  Grappig gezegd natuurlijk, maar ook meer dan dat. Eigenlijk is het ook een diepe geloofsbelijdenis over Jezus’ macht: alle mensen draagt Hij en vérdraagt Hij. Zo kunnen kinderen je ook stilzetten. Joke Verweerd verwoordde dat eens zo:

Soms zie ik in de ogen van een kind
een stukje paradijs, door mij verloren.
Een kind kan nog verborgen dingen horen,
praat met de regen, wedrent met de wind.

Soms zie ik in de ogen van een kind
meer inzicht in de diepte van het leven
dan ik bezit, een kind durft zich nog te geven
en trekt geen grens, daar waar de droom begint.

Soms zie ik in de ogen van een kind
het stil gezicht van God, Zijn open armen
en ik omhels het kind om me te warmen
verlangend, (o dat mij Zijn liefde vindt).

Dat is ook verwondering. In een kind een stukje paradijs zien, inzicht in de diepte van het leven, het stil gezicht van God. Vergeet het niet te ontvangen als het je door God aangereikt wordt…

Boven de NBG-vertaling van Psalm 8 staat ‘de mens, de kroon der schepping Gods.’ Eerlijk gezegd vind ik dat een beetje een misleidende titel. Ten eerste gaat het in Psalm 8 niet vooral over de mens, maar over God. Het is een loflied op Hem en zijn machtige naam. In de tweede plaats wordt de mens niet alleen in zijn grootheid getekend, maar ook in zijn kleinheid. Als de dichter naar de hemel kijkt en de hemellichamen – de maan en die talloze sterren – dan voelt hij zich klein. Dan roept hij uit: ‘wat is de sterveling dat U aan hem denkt?’ Dat woord dat hier in het Hebreeuws gebruikt wordt, betekent zoiets als ‘nietigheid’. Wij mensen zijn zo nietig en zo kwetsbaar. Dat besef je als je dat immense heelal in staart. Maar dat besef je bijvoorbeeld ook als je ziek wordt. Als je krachten afnemen. Als je niet meer kunt wat je wilt en je je zo machteloos voelt. Maar die kwetsbaarheid besef je ook als iemand om je heen opeens wordt weggerukt uit het leven. Kortom: we moeten ons niets verbeelden. Dat heeft deze coronatijd ons ook geleerd.
Maar dan de verwondering dat God naar zulke kleine, kwetsbare mensen omziet, hen opzoekt! U, jou, mij. Wij, die één van de 7 miljard zijn; de Here ziet ons, zoekt ons op, wil niets liever dan dat we Hem leren kennen en ons leven met Hem delen. Daar is de doop ook zo’n sprekend teken van. Dat God ons opzoekt en naar ons blijft omzien. Over Gods handtekening gesproken…! Ja, de doop is een teken van echtheid dat Hij zich aan ons verbindt, hoe klein we nog zijn en dat Hij ons zijn vaste belofte van vergeving en vernieuwing schenkt. Om stil van te worden! Om nooit meer te vergeten. Om je kinderen te vertellen. Om het jezelf te binnen te brengen, telkens weer.
En dan de paradox – vers 6 – dat God die mens, ons, bijna een god heeft gemaakt, ons gekroond heeft met glans en glorie. Ja, het is allebei waar: we zijn klein, kwetsbaar, zo nietig en we zijn groots en glorierijk. Pascal noemde dat de misère en grandeur van de mens. Z’n grandeur is dat hij gekroond is, een stadhouder van God mag zijn op aarde, om de schepping te beheren.
En daar zit dan toch het gelijk in van die titel uit de NBG-vertaling: ‘de mens, de kroon van de schepping Gods.’ Als we ons maar niet op de borst gaan kloppen en ons verheven voelen boven alles en iedereen. Want dan wijst de Psalm ons direct terug naar die kleinheid, naar die kwetsbaarheid. Nee, we zijn het niet uit onszelf: die kroon. God heeft ons zo gemaakt en bedoeld. Hij heeft ons die rol geschonken.

‘Nou, die rol hebben we niet best uitgevoerd… De schepping beheren? Uitgebuit, bedoelt u. De bodem en het water vervuild. Vele dieren intussen uitgestorven. En wat wij mensen elkaar kunnen aandoen. Verschrikkelijk. ‘Gods handtekening staat prachtig onder heel de wereld’? Daar hebben we dan flink doorheen zitten krassen!’
Dat is helemaal waar. Psalm 8 klinkt ook bijna te mooi om waar te zijn, maar toch blijft het staan, is dit de bedoeling van God met ons en met zijn schepping. En ligt het geheim daarvan niet in die verwondering? Als we ons werkelijk verwonderen over Gods grootheid en glorie, ook in zijn schepping, ook in kinderen, in ons eigen leven; dan zouden we toch veel zuiniger omgaan met wat uit zijn handen is voortgekomen, met de natuur?! Dan zouden we toch veel zorgvuldiger omgaan met elkaar?

In de Hebreeënbrief wordt Psalm 8 betrokken op Jezus. In Hem is deze Psalm vervuld, zegt deze brief. Ja, Hij is die koninklijke mens, met glorie en glans gekroond. Ja, Hij was Gods stadhouder op aarde. Hij heeft Gods wil gedaan, volmaakt en met liefde.
Maar ook onze tekst verwijst naar Hem. Hij werd een kind, een zuigeling. Zo kwam Hij deze wereld binnen: zo klein, zo kwetsbaar, zo helemaal als wij. Zo zwak. Maar juist dat zwakke heeft God gebruikt om het sterke te beschamen. Dat zwakke, dat dwaze zelfs, dat z’n climax bereikte in het kruis. Daar hing die Heer: weerloos, vastgespijkerd aan het kruis. Maar juist zo brak Hij ons verzet. Om alles wat wij verstoord en verziekt hebben, op te ruimen, te verzoenen en de weg naar Gods koninkrijk weer open te leggen. Om ons tot Gods kinderen te maken: koningskinderen.
En deze mens, Gods eigen Zoon, staat er garant voor dat uiteindelijk Gods grote plan met deze wereld, met zijn hele schepping, niet strandt, maar lukt. Dat de lof op God, ook de uitbundige lof van Psalm 8, niet verstomt, maar uiteindelijk overal zal klinken:

Het lied in alle talen zal
zijn liefde loven overal,
en uit de kindermond ontspringt
de lofzang die zijn naam omringt.

Amen

meditatief orgelspel + collectemoment

zingen    Gezang 281:1,2 ‘Jezus zal heersen om de zon’

gedenken overleden gemeentelid

dankgebed en voorbeden

zingen  Evangelische Liedbundel 270 ‘Ga nu heen in vrede’

zegen