Welkom

Stil gebed 

Votum en Groet

Aanvangstekst:   ‘Alleen bij God vindt mijn ziel haar rust, van Hem komt mijn redding.
Hij alleen is mijn rots en mijn redding, mijn burcht, nooit zal ik wankelen.’ (Psalm 62: 2,3)

Woorden van Bonhoeffer:         

Door goede machten wonderbaar geborgen
Wachten wij rustig, wat ons lot ook zij,
God is met ons in de avond en de morgen,
en elke nieuwe dag is Hij nabij.

Ik dank U voor alle wegen waarop U mij leidt
Ik dank U dat U mijn God bent. Amen

Zingen: Gezang 182/Lied 575: 1, 2 en 6 Jezus, leven van ons leven

Lezing: Mattheüs 26:26-30

Overdenking   n.a.v. ‘Door goede machten’
Door goede machten trouw en stil omgeven,
Bewaard, getroost als door een wonder,
zo wil ik deze dagen met de mijnen leven,
met jullie samen een nieuw jaar ingaan.

Nog zullen oude wonden pijnlijk schrijnen,
nog drukt op ons het lood van deze tijd.
Verleen Heer, onze opgejaagde zielen
het heil dat U voor ons hebt voorbereid.

En wilt U ons de zware, bittere beker geven
met leed en droefenis tot aan de rand gevuld,
dan zullen wij die dankbaar zonder beven
aanvaarden uit uw goede en geliefde hand.

Ach, wilt U ons nog een keer vreugde schenken
aan deze wereld en het stralen van de zon,
dan zullen we gedenken wat voorbijging
en hoort ons leven helemaal tot U, o God.

Laat warm en rustig nu de kaarsen branden
door U in onze duisternis gebracht.
Breng als het zijn mag, ons weer samen.
We weten het, uw licht schijnt in de nacht.

Als dan de diepste stilte is gevallen,
laat ons genieten van de volle klank,
in wijde kringen om ons heen te horen,
een grote samenzang vol lof en dank.

Door goede machten vaderlijk geborgen,
wachten wij kalm op wat er komen gaat.
God is bij ons in de avond en de morgen
en zonder twijfel elke nieuwe dag.

Gemeente van Jezus Christus,

December 1944. Vanuit de Berlijnse gevangenis schrijft Bonhoeffer het gedicht ‘Von guten Mächten – Door goede machten’:

Door goede machten trouw en stil omgeven,
Bewaard, getroost als door een wonder,
zo wil ik deze dagen met de mijnen leven,
met jullie samen een nieuw jaar ingaan.

Hij heeft het gedicht gevoegd bij twee brieven die hij gevangenis uit laat smokkelen, één brief aan zijn moeder die op 28 december jarig zou zijn en één brief aan zijn verloofde Maria.
Opvallend is dat de toon van dit gedicht positief gestemd is: ‘Door goede machten trouw en stil omgeven.’ Terwijl de omstandigheden eigenlijk verschrikkelijk zijn: het strenge regime in de gevangenis, de continue bombardementen van Berlijn, ook dichtbij die gevangenis: de doodsangst, de onzekerheid, de wanhoop. Maar Bonhoeffer richt zich op het goede, op bewaring, op troost, op positieve nieuwjaarswensen.

Ik moest denken aan Jezus, die na de maaltijd, waarin duidelijk geworden was dat één van zijn discipelen Hem zou verraden, maar ook vlak voor zijn verschrikkelijke worsteling in Gethsemané, en niet te vergeten voor zijn gevangenneming, oftewel de opmaat naar dat showproces, de bespotting, de marteling en uiteindelijk zijn gruwelijke executie aan het kruis, dat Jezus vlak voor dat alles, met zijn discipelen, de lofzang zingt, zoals het slotvers van ons tekstgedeelte vermeldt (vers 30): ‘Nadat ze de lofzang hadden gezongen, vertrokken ze naar de ​Olijfberg.’ Jezus zingt, zoals de Joden dat altijd deden en doen aan het slot van de Pesachmaaltijd, ‘de lofzang’, oftewel het Hallel: de Psalmen 113-118, stuk voor stuk lof- en dankliederen. Met regels als ‘Ik zal de beker van bevrijding heffen, de naam aanroepen van de HEER’ (Psalm 116:13) en ‘Loof de HEER, want Hij is goed, eeuwig duurt zijn trouw.’ Ook Jezus richt zich, in verschrikkelijke omstandigheden, aan de vooravond van zijn diepste lijden, op het goede, op dé Goede, op de lof aan de God van Israël, zijn hemelse Vader.

En in dat spoor gaat Bonhoeffer dus ook: ‘Door goede machten trouw en stil omgeven.’
Wat zíjn die goede machten? In die brief aan Maria legt Bonhoeffer het zelf uit: ‘Jullie zijn die goede machten, een soort engelen, jij, mijn ouders, jullie allemaal, vrienden, studenten, jullie zijn altijd aanwezig voor mij. Jullie gebeden, goede gedachten, Bijbelwoorden, allengs vergeten gesprekken, muziekstukken en boeken krijgen leven en werkelijkheid als nooit tevoren. Het is een groot en onzichtbaar rijk, waarin ik leef en aan de werkelijkheid waarvan ik niet twijfel!’
Ontroerend vind ik dit. Hoe hij juist geliefde mensen, hun gedachten, hun gebeden, maar ook Bijbelwoorden, muziek en boeken als die goede machten ziet. Wat een zegen als je je daardoor omgeven weet, juist ook in de moeilijke momenten. Ook in deze tijd van quarantaine en sociale distantie. Als er mensen aan je denken, je opbellen, voor je bidden, je een kaartje of een appje sturen met een bemoedigende tekst, maar ook concrete hulp bieden: een klus, de boodschappen, enz. Of dat jij dat natuurlijk voor een ander kunt doen. Allemaal goede machten, waarmee we omgeven worden of anderen mogen omgeven. Ik hoop dat je ze ook in deze tijd opmerkt…

‘Door goede machten’ is geen jubelend lied. Daarvoor zit er teveel pijn en leed in: 

Nog zullen oude wonden pijnlijk schrijnen,
nog drukt op ons het lood van deze tijd.

Bonhoeffer worstelde ook met God. Dat lees je ook in die brieven. Hij worstelde vanwege het kwaad dat zo z’n gang kon gaan. Vanwege de kerk die zo massaal voor de bijl was gegaan. Vanwege de twee broers en z’n schoonvader die hij verloren had. Vanwege God die het allemaal maar liet gebeuren. Daar worstelde Bonhoeffer mee. Niet voor niets heet de bundel waar de brieven van Bonhoeffer later in verschenen: ‘Verzet en Overgave.’ Een bekende uitspraak van hem is dan ook: ‘overgave zonder verzet leidt tot berusting en verzet zonder overgave tot verbittering.’ Verzet, worstelen met God kan, mag er zijn. Dat laat dit lied ook zien. Dat laten de Psalmen ook zien. Maar als er geen overgave komt, wordt het verbittering, en dat vergiftigt: jezelf, maar ook je relatie met God en met anderen.
Die overgave vind je ook in dit lied. Dat begint er al mee dat dit gedicht niet alleen een lied is, maar vooral een gebed:

O Heer, geef onze opgejaagde zielen
het heil waarvoor Gij zelf ons hebt bestemd.

Ik dacht nog deze week: dit is toch ook helemaal een gebed voor nu, voor de crisis waarin wij verkeren. Al die berichten, al die meningen, maar ook al die onzekerheid, het wachten, het opschorten van je activiteiten, je plannen: het kan je ziel opjagen, zoveel onrust geven, spanningen. Bonhoeffers gedicht, dat dus vooral een gebed is, leert ons om ook dit allemaal in Gods handen over te geven.
In het derde couplet is de ultieme overgave misschien nog wel sterker:

En wilt U ons de zware, bittere beker geven
met leed en droefenis tot aan de rand gevuld,
dan zullen wij die dankbaar zonder beven
aanvaarden uit uw goede en geliefde hand.

Dit roept wel vragen: geeft God zelf ons de beker van het lijden? Wat is dat voor een God? En dan zulk lijden dankbaar, zonder beven aanvaarden? Wat is dat voor een mens, die dat kan?
Toch moeten we dit couplet niet isoleren. Eerder en ook later in het lied komen ook de worstelingen, het pijnlijke, het moeilijke aan bod. Bovendien kunnen we hier niet om Gethsemané heen, waar Jezus zelf de beker van het lijden aanvaardde, niet zonder worsteling. Hij bad immers, letterlijk met bloed, zweet en tranen: ‘Vader, laat deze beker aan mij voorbijgaan’, maar Hij bad ook verder: ‘maar niet mijn wil, maar Uw wil geschiedde.’ Uiteindelijk was daar ook de overgave. Dus in het spoor van Jezus komt Bonhoeffer tot zijn woorden. En wij mogen datzelfde spoor vinden en gaan…

Laat warm en rustig nu de kaarsen branden
door U in onze duisternis gebracht.
Breng als het zijn mag, ons weer samen.
We weten het, uw licht schijnt in de nacht.

In de kerk hoort de kaars niet alleen bij kerst, nee eigenlijk bij heel het kerkelijk jaar. Het hele jaar staat de Paaskaars te branden. Behalve in de Stille Week hier, en ook niet op Goede Vrijdag.
Maar toen dacht ik: het is vandaag Witte Donderdag, toch de ‘lichtste’ dag in de Stille Week. Waarom zouden we daarom vanavond niet alsnog de Paaskaars aansteken? Zeker ook in aansluiting bij het gedicht, het lied van Bonhoeffer, waarin hij immers dicht dat God de kaarsen heeft gebracht in onze duisternis…

(Paaskaars aansteken)

Laten we wel wezen. Een kaars is ook een prachtig symbool voor God en specifieker voor Christus. Want zo’n kaars geeft licht door zelf steeds kleiner te worden. Veelzeggend. Door zichzelf weg te geven verspreidde Christus het licht. Hij ontledigde zichzelf. Hij gaf Zijn liefde, zijn heling en vergeving aan de mensen. Hij gaf zichzelf uiteindelijk aan het kruis. En zo is Hij ons licht in de duisternis. Zoals Bonhoeffer schreef: ‘Alleen de lijdende God kan helpen.’ Ook in deze donkere, onzekere tijd. Zijn licht schijnt. Hij zelf is ons Licht.

Bonhoeffer geloofde dat zelf ook, tot op het laatst. Op zondag 8 april 1945 was het ‘Beloken Pasen’, de eerste zondag na het Paasfeest. Zijn medegevangenen, waaronder een atheïstische Russische krijgsgevangene, vroegen hem of hij een dienst wilde leiden. Bonhoeffer deed dat. Hij preekte over Jesaja 53: 5 ‘Zijn striemen brachten ons genezing’ en over 1 Petrus 1:3 ‘Geprezen zij de God en Vader van onze Heer Jezus Christus: in zijn grote barmhartigheid heeft Hij ons opnieuw geboren doen worden door de opstanding van Jezus Christus uit de dood, waardoor wij leven in hoop.’
Dat dit voor Bonhoeffer levende realiteit was, bleek ook toen na zijn gebed twee mannen in uniform binnenkwamen en Bonhoeffer bevalen: ‘klaarmaken, meekomen.’ De gevangenen wisten het: die twee bevelen konden maar één ding betekenen: het schavot. Bonhoeffer kon nog net zijn medegevangenen het volgende zeggen: ‘Dit is het einde. Voor mij het begin van het leven.’ Hij geloofde het vast: door Jezus’ sterven én opstanding heeft de dood het laatste woord niet, maar is er leven tot in eeuwigheid, ben en blijf ik in Zijn hand geborgen. Of zoals het laatste couplet van Door goede machten luidt. En ik hoop dat je het in je hart kunt meezeggen en beamen:

Door goede machten vaderlijk geborgen,
wachten wij kalm op wat er komen gaat.
God is bij ons in de avond en de morgen
en zonder twijfel elke nieuwe dag.

Amen

Zingen:  Kyrie en Gloria (tekst: René van Loenen, melodie: Psalm 101)

Ontferm U over ons in kwade dagen
als wij de zware last zo wankel dragen,
gebrandmerkt en gekrenkt tot op het bot,
ontferm U God.

Ontferm U over ons in stille uren
als wij de schaduw van de dood verduren,
onwetend van het ons beschoren lot,
ontferm U God.

Gij die ons nooit ontbreekt, zolang wij leven
zolang zult Gij ons met uw licht omgeven
en met uw liefde – wonderbare macht,
Gij geeft ons kracht.

Wij mogen in de avond, in de morgen,
ons veilig bij U weten en geborgen
tot in het diepe zwijgen van de nacht,
o stille wacht.

Gebeden  Luthers avondgebed

Zegen

Muziek          All I ask of You van Andrew Lloyd Webber op de harp gespeeld door Emma Becker