welkom en mededelingen 

zingen             Hemelhoog 169 ‘Daar juicht een toon’

stil gebed

votum en groet

openingstekst         ‘Het belangrijkste dat ik u heb doorgegeven, heb ik op mijn beurt ook weer ontvangen: dat Christus voor onze zonden is gestorven, zoals in de Schriften staat, dat Hij is begraven, dat Hij op de derde dag is opgewekt, zoals in de Schriften staat.’ (1 Korinthe 15:3,4)

zingen (met combo)  Hemelhoog 202 ‘Uw genade is mij genoeg’ 

lezing van het gebod       vanuit Kolossenzen 3 (Bijbel in Gewone Taal)

zingen van kinderen (met combo)       

a) wij vieren feest, omdat Jezus weer leeft
b) als ik lees in de bijbel (Marcel Zimmer)
c) Jezus overwinnaar

gebed                        

kindermoment

Ik wil jullie een vogel laten zien. Nee, in het echt zal niet gaan. Daarvoor moet je naar de wei, want daar leven deze vogels. In het wild dus. En deze vogel laat zich moeilijk vangen. Daarom wil ik hem laten zien via het scherm:

Wie weet welke vogel dit is?
Het is een kievit. Hoe vinden jullie de kievit eruit zien? Best wel deftig hè. Het is ook een bijzondere vogel. Hij roept namelijk zijn eigen naam. Kiewiet, kiewiet. Hoewel, het klinkt toch meer als Wiewiet, wiewiet, vivit, vivit. Ja, dat is Latijn. Die kievit is dus niet alleen een deftige vogel, maar ook een geleerde vogel. Die roept gewoon Latijn. Wie kent hier Latijn? Iemand in de kerk? Wat betekent ‘vivit’? ‘Hij leeft!’

Over Wie zou dat gaan? Over Jezus. Dus de kievit is niet alleen een deftige en geleerde vogel, maar ook een hele gelovige vogel!
Jezus leeft. Want Hij is opgestaan. Of zoals wij het zingen: ‘Hij is opgestaan, Hij is opgestaan. Hij leeft. Hij leeft.’
Hoe mooi is dat! Hoe blij mag je daar van worden! Waarom zou je blij zijn dat Jezus is opgestaan, dat Hij leeft?
Zullen we daar nu ook van gaan zingen met het projectlied?

zingen (met combo) Projectlied ‘Wie zeg jij dat Ik ben?’

schriftlezing            Lukas 24:13-35

zingen           Lied 646 ‘De Heer is onze reisgenoot’

verkondiging          Thema: ‘Aan tafel met de opgestane Heer’

Gemeente van Jezus Christus,

Het bijbelgedeelte van vanmorgen, over de Emmaüsgangers, heeft vele kunstenaars geïnspireerd. Meestal betreft het dan het moment suprême in het verhaal, bij de maaltijd, als Jezus wordt herkend.
Dat geldt ook voor dit schilderij.

Het is van Matthias Stom, een Nederlands schilder uit de 17e eeuw. Hij was sterk beïnvloed door de beroemde Italiaanse schilder Caravaggio. Dat zie je zeker ook op dit schilderij, met die kenmerkende contrasten tussen licht en donker.
Dat is hier subtiel gedaan door het kaarslicht dat afgeschermd wordt door de verschillende handen van de beide Emmaüsgangers, de linkerhand van de één en de rechterhand van de ander. Die handen functioneren als een soort geleiding voor het licht dat zo gericht wordt op het gezicht van Jezus rechts en vooral op diens handen met het brood. Ook het verwonderde gezicht van de persoon in het midden is prachtig uitgelicht door het flakkerende kaarslicht. Het is Kleopas.
De linkerfiguur is meer in de schaduw, maar ook hij is vol verwondering, om niet te zeggen verbijstering. Want hij deinst naar achteren. De vierde figuur rechtsboven zal wel een bediende voorstellen.

Ja, bijna altijd worden de twee Emmaüsgangers voorgesteld en gedacht als mannen. Nu geldt dat zeker voor de ene, gezien zijn naam: Kleopas. Maar die ander blijft anoniem. Waarom moet dat dan een man zijn? Jaap Zijlstra in zijn bijbels dagboek denkt aan de vrouw van Kleopas. In Johannes 19:25 wordt zij bij name genoemd: Maria, de vrouw van Klopas, van Kleopas. Dat zij samen naar het huis in Emmaüs gaan is ook zeer voorstelbaar als man en vrouw. Andere uitleggers denken aan de evangelist Lukas zelf. Omdat hij en Kleopas ook samen genoemd worden in het andere bijbelboek van Lukas: de Handelingen der apostelen.
Hoe dan ook, die tweede heeft hier geen naam, blijft anoniem. Misschien juist wel zodat wij ons er allemaal in kunnen en mogen herkennen, of we nu man of vrouw, jongen of meisje zijn…

Ze worden in ieder geval leerlingen van Jezus genoemd in vers 13. Nee, niet uit de kring van de 12 discipelen, waar Judas intussen weggevallen, hen ontvallen is. Uit die binnenste cirkel komen de Emmaüsgangers niet, maar wel uit de bredere kring van de leerlingen, de ‘70’, zoals ze elders in het Evangelie genoemd worden. Daar waren mannen en vrouwen bij.
Deze leerlingen zijn op weg naar hun huis in Emmaüs. Een klein plaatsje op zo’n 11 kilometer van Jeruzalem. Ze hebben de kring van de leerlingen daar dus verlaten. Ze zijn weggelopen, ‘gedeserteerd’, las ik ergens. Zo diep zijn ze teleurgesteld, zo kapot van wat er allemaal gebeurd is met hun Heer.

Ja, dat Deze zich bij hen voegt, als derde persoon, hebben ze niet door. Ze herkennen Hem niet, omdat hun blik vertroebeld is. Vertroebeld door de diepe teleurstellingen, hun in de grond geboorde verwachtingen m.b.t. Jezus, hun diepe verdriet over Hem en hun gemis van Hem. Het zorgt als het ware voor een dikke mist, waardoor ze Jezus niet herkennen.
Ik zei al: wij kunnen ons in hen herkennen. Want laten we eerlijk zijn: het kan ons ook overkomen. Die vertroebelde ogen, die dikke mist, onze blik op Jezus verduisterd. Door een groot verdriet, dat zo scherp en zo rauw is. Of door twijfels die ons hebben bevangen. Twijfels of het wel allemaal waar is.
Of door teleurstellingen die ons zijn overkomen. We hebben gebeden om verandering, maar dat gebeurde niet. En het Paaslicht dringt maar niet door. Die opgetogen en hooggestemde paasliederen staan in zo’n contrast met hoe we ons voelen.
Of geloven is een sleur geworden, waar nog maar weinig sprankelt, waar het stoffig en muf is geworden. De verwondering om de opgestane Heer lijkt weg.

Maar het verhindert Jezus niet om die twee leerlingen op te zoeken en met hen op te lopen. En Hij laat ze vertellen. Over hun in de grond geslagen hoop. Over hun verwachtingen over Jezus, die niet uitkwamen. Hoe Hij gestorven was. En dat vrouwen engelen hadden gezien die gezegd hadden dat Jezus was opgestaan. En dat het graf leeg was. Maar dat niemand Jezus zelf had gezien.
Ze vertellen het nota bene aan Jezus die, voor hen onherkenbaar, naast hen loopt! Hoe ironisch! Maar Jezus schudt hen niet door elkaar en maakt vervolgens met een blikseminslag en donderslag duidelijk dat Hij het is. Dat Hij leeft.
Nee, Hij is de Reisgenoot, die mee oploopt, die naar hen luistert, bij Wie zij, bij wie wíj, alles kwijt kunnen. Dus ook dat wat onze blik misschien wel vertroebelt.

Maar Jezus luistert niet alleen, Hij spreekt ook. Met gezag. Hij neemt hen aan de hand en wandelt zo de Bijbel door en laat zien dat de Messias al dat lijden moest ondergaan om zijn glorie binnen te gaan.
En zo wandelend door de Bijbel en over de weg lijkt de tijd wel te vliegen. En opeens zien ze dat ze al vlakbij Emmaüs zijn. Ze willen, ze kunnen, nog geen afscheid van deze Reisgenoot nemen: ‘Blijf bij ons, want het is bijna avond…’
Wist u trouwens dat hier het bekende avondlied ‘Abide with me – Blijf bij mij, Heer, want d’avond is nabij’ van afgeleid is?

En dan gebeurt er iets bijzonders als ze aan tafel zitten voor de maaltijd. Normaal pakte dan de heer des huizes het brood. Maar nu doet deze gast dat. De gast wordt Gastheer! Hij neemt het brood in de handen, spreekt het zegengebed, oftewel het dankgebed uit, breekt het brood en deelt het uit.
Op dat moment gebeurt het wonder: hun ogen worden geopend. Niet voor niets staat het er zo. Hun ogen wórden geopend. Ze doen dat niet zelf. Het gebeurt aan hen. Van Hogerhand. Door God zelf. En dan zien ze dat die Reisgenoot, dat die gast die Gastheer werd, Jezus is. Hij leeft! Vivit!

Die vertroebelde blik is weg, de mist is opgetrokken, hun mismoedigheid is opgelost.
Dat doet me denken aan Luther. Die kon lijden aan zwaarmoedigheid en worstelen met aanvechtingen. En weet u wat hij dan deed? Als hij merkte dat de blije werkelijkheid van Pasen op de achtergrond dreigde te raken? Dan ging hij voor de spiegel staan en schreef hij met kleermakerskrijt op die spiegel, dus dwars door zijn eigen mismoedige spiegelbeeld: Vivit! Oftewel: Hij leeft! Ik vind dit zo aanstekelijk en vooral navolgenswaardig! Ja, wat let je om dat ook te doen, als de twijfels je bespringen, als donkere gevoelens je overspoelen, als de blije werkelijkheid van Pasen zo ver weg lijkt… Vivit, Hij leeft!

Ook die leerlingen in Emmaüs ontdekken het. Als de schellen hun van de ogen vallen.
Die schilder heeft dat moment prachtig verbeeld.


Je ziet in het midden van het brood de breuklijn al lopen. Jezus is bezig het brood uit elkaar te trekken. Vaak wordt gedacht dat die leerlingen Jezus dan herkennen aan zijn doorboorde handen, aan de littekens daarin, als herkenningstekens. Maar dat staat er niet. In vers 35 vertellen de leerlingen zelf dat Jezus zich aan hen kenbaar had gemaakt door het breken van het brood. Dus het breken zelf is waardoor God hen de ogen opent.
Hoe het in vers 30 wordt omgeschreven: ‘Jezus neemt het brood, spreekt het zegengebed uit, breekt het en geeft het’, dat doet sterk denken aan de instellingswoorden van het avondmaal. Het zijn letterlijk dezelfde formuleringen.

We vierden eergisteravond, op Goede Vrijdag, het avondmaal. Ook toen werd het brood gebroken en uitgedeeld. Het brood, dat verwijst naar Jezus’ gebroken leven, zijn leven dat Hij gaf. Als een volkomen verzoening van onze zonden. Dat werd uitgedeeld, in onze hand gelegd en aan ons hart. Als een zichtbaar teken van Hem zelf.
Ja, dat mag dezelfde verwondering geven als die Emmaüsgangers. ‘Het is de Heer!’ Iedere keer als we de maaltijd van de Heer vieren, als we het brood zien breken, het aan ons wordt uitgedeeld, in de hand gelegd, mogen het geloven: Hij geeft zichzelf aan mij. Hij leeft! Hij is net zo reëel aanwezig als toen bij die twee leerlingen. Ook wij zitten dan bij Hem aan tafel. Aan tafel met de opgestane Heer.  Nee, helemaal begrijpen kunnen we dat niet. Het is een groot mysterie. Maar we mogen het ontvangen. Met open handen en een open hart: Hemzelf.

Matthias Stom heeft dit gebeuren aan tafel bij de Emmaüsgangers verschillende keren geschilderd. Dit is een ander schilderij:

Het brood is hier al helemaal gebroken. Maar diezelfde verwondering en vreugde hier. Wel wat ingetogener dan op het vorige schilderij. Is de eerste verbijstering al geweken? Het schilderij is vooral ook lichter. De kaars is hier ook niet afgeschermd ,maar helemaal zichtbaar. Allen baden zich in het warme licht.
Ja, die kaars verwijst ook naar Christus, de Gekruisigde én de Opgestane. Die hier met een rood kleed en een blauwe mantel wordt afgebeeld. Rood de kleur van het bloed, dat Hij aan het kruis vergoot. Blauw als de kleur van de hemel, van God zelf. Kruis en opstanding.

Niet voor niets komt er ieder jaar met Pasen een nieuwe kaars in de kerk te staan. Het hele jaar brandt die iedere zondag en al die keren dat hier een dienst is. Het licht van Christus, van Hem die leeft.
Maar wat is nu het bijzondere aan een kaars? Die brandt door zelf minder te worden. Dat is zo sprekend voor Jezus. Hij vernederde zichzelf. Hij gaf zichzelf tot in de dood. Om zo onze duisternis op te klaren, om onze schuld te verzoenen, om ons toekomst te schenken, leven, eeuwig leven. Leven in het licht van zijn liefde en genade.

Als de leerlingen Jezus herkennen, is Hij opeens ook weg. Maar dat zorgt niet voor een nieuwe deceptie bij hen. Integendeel, ze herinneren zich dat tijdens die wandeling hun hart al brandde toen Hij met hen sprak en liet zien dat de weg van de Messias volgens de Schriften was.
Zo gaat dat dus, gemeente. Als je Jezus hebt ontmoet, aan de tafel, bij het avondmaal, en in de Bijbel, dan ga je je realiseren dat Hij daar telkens op uit is, om je te ontmoeten.
En weet je waar je je dat zeker mag realiseren, waar die herinnering telkens wordt opgehaald, wordt geactualiseerd? Hier in de kerk, waar de Schriften open gaan, waar die Paaskaars brandt, waar het iedere zondag klein Pasen is. Waar we door Hem bij de hand worden genomen, onze blik wordt gescherpt en we mogen opstaan tot een nieuw leven.

Nou, die leerlingen staan ook op, letterlijk. Ze blijven niet zitten. Dit willen ze delen, juist met de andere leerlingen. En zo worden de Emmaüsgangers Jeruzalemgangers. Ze maken dezelfde tocht weer, maar dan omgekeerd, die tocht van twee uur gaans. Hoewel ze nu ongetwijfeld harder gelopen hebben.
Als ze in Jeruzalem bij de leerlingen aankomen, blijken deze van hetzelfde nieuws al op de hoogte te zijn. Jezus is ook aan Petrus verschenen. Maar zij kunnen op hun beurt vertellen dat ze Jezus juist in het breken van het brood hebben herkend. Dit was een nieuwe edelsteen in de kroon van Pasen, een nieuwe schakel in die prachtige Paasketting.
Weet je nog dat die leerlingen Jeruzalem juist verlaten hadden, gedesillusioneerd gedeserteerd uit de kring van de apostelen? Hun terugkeer is dus ook een bekering, een boetedoening. Maar ze worden door de andere leerlingen met open armen en met blijdschap ontvangen. Zoals in de kring van Jezus ieder die terugkeert toch zo ontvangen wordt?

Ja, mag ik dit doortrekken naar vandaag de dag? Door de coronatijd zijn velen de kerkgang ontwend. Het is echt leger geworden in de kerk. Misschien dat je juist er vandaag weer bent. Fijn! Of kijk je thuis naar de stream en vind je het zo ook wel makkelijk, of zie je er tegenop om terug te komen.
Die Emmaüsgangers laten ons zien dat de ontmoeting met de levende Heer alles met de gemeenschap van medeleerlingen te maken heeft. De kerk is zijn lichaam. En daar kan geen lichaamsdeel gemist worden. Ook u, ook jij niet. Zodat je hier anderen ontmoet die met dezelfde vragen als jij zitten, die om diezelfde Heer verlegen zijn, die jou zoveel kunnen leren en jij hen.
Een kooltje blijft in z’n eentje niet branden, maar tussen de andere kooltjes wel.
Is het geloof, de passie, de verwondering allemaal uitgeblust? Afgezwakt? Matig geworden? Maak dan een nieuwe start. Net als die Emmaüsgangers, die de gemeenschap weer opzochten. Jezus is immers niet los verkrijgbaar. Dat blijkt ook wel als Hij juist dan opnieuw verschijnt, in die discipelenkring. Je leest dat in het aansluitende vers 36.

En weet je, Hij, de Opgestane is niet veranderd. Immers, Hij:

Die ons het woord heeft voorgeleefd,
de ogen ons geopend heeft
voor zijn aanwezig koninkrijk.
Die hier op ons te wachten staat
om onze reisgenoot te zijn,
met ons te delen brood en wijn.

We hebben hem herkend
alsof vandaag het licht ineens
naar binnen viel van brood en wijn.
Zo wil hij in ons midden zijn.

Amen

zingen   Lied 255 ‘Gij volgt ons uit Jeruzalem’, in wisselzang: vers 1 allen, 2 (vrouwen), 3 (mannen), 4 (allen)

dankgebed en voorbede

inzameling van de gaven 

kinderen komen terug uit kindernevendienst    Hadassah en Eefje dragen een eigen gemaakt gedicht voor

zingen           Hemelhoog 200 ‘U zij de glorie’

zegen