orgelspel
welkom en mededelingen
zingen: Lied 505:1,2 ‘In de nacht gekomen’
stil gebed
votum en groet
aanvangstekst: ‘Het Woord is mens geworden en heeft in ons midden gewoond, vol van genade en waarheid.’ (Johannes 1:14a)
zingen: Lied 476:1,3 ‘Nu sijt wellekome’
gebed
schriftlezing 1: Jesaja 1:1-3
zingen (met combo): Hemelhoog 161 ‘Zeg eens herder’
schriftlezing 2: Lukas 2:6-20
zingen (met combo): ‘Kerstnacht boven Bethlehem’ van Sela
meditatie: Thema: ‘De kerststal – wat doen die os en ezel daar?’
Gemeente van Jezus Christus,
Het gaf toch wel een lichte schok in mijn schoonfamilie: ‘Wát! Hebben pa en ma dat echt gedaan?!’ Voordat je denkt dat mijn schoonouders zich aan een vergrijp hebben schuldig gemaakt: dat is het niet. Nee, ik bedoel dit (afbeelding a): ze hadden deze maand een kerststal aangeschaft. Schoonpa is intussen 90 en schoonma 87, en allebei ook zo protestants als een rol King-pepermunt, en dan toch nog een kerststal??!! Hier nog een detail (afbeelding b).
Ja, vroeger lag dat zeker zo: protestanten konden gerust een kerstboom in huis hebben, maar een kerststal? Ach neen! Dat was immers Rooms! Rooms-katholiek. Best wel vreemd natuurlijk, want zo’n kerstboom heeft toch echt veel minder te maken met het kerstevangelie dan een kerststal. Toch?
Intussen is er de laatste jaren wel het één en ander veranderd. De rooms-katholieke KRO en de oorspronkelijk protestantse NCRV hadden dit jaar een gezamenlijk televisieprogramma met als titel De kerststal van Nederland. De immense Napolitaanse miniatuurkerststal in Utrecht. Hier ziet u ‘m (afbeelding c), althans, een detail, want hij is nog veel groter, met meer dan 700 figuren. Deze prachtige kerststal trekt ook heel wat protestantse bezoekers. De kerststal tijdens ons eigen Kerstwandeltheater, samen met de Sint-Jozefparochie – alweer 7 jaar geleden – was voor de vele bezoekers het hoogtepunt. En ook hierachter in de Brug staat op de tafel een mooie uitgesneden voorstelling van de kerststal. Kijkt u er straks bij het uitgaan nog maar eens naar. Ook het hele advent- en kerstproject van de kindernevendienst dit jaar draait om de kerststal. Kortom: ik snap mijn schoonouders wel met hun vers verworven exemplaar. Mijn zegen hebben ze. Zo’n kerststal kan toch helpen om dat geweldige verhaal van de incarnatie – dat God zelf mens is geworden – dichterbij te brengen.
Het meest tot de verbeelding spreekt dan natuurlijk zo’n levensgrote, liefst levende, kerststal. Zoals deze prachtige (afbeelding d).
Waar komt trouwens dat idee van die levende kerststal vandaan? Bij Franciscus van Assisi. Toen hij in 1223 een bezoek bracht aan de toenmalige paus vroeg Franciscus hem een kerststal te mogen maken. Die zou hem helpen zich de armoede voor te stellen, waaronder Christus ter wereld gekomen was. De paus vond het goed en Franciscus ging terug naar zijn woonplaats Greccio in Italië. Hij vroeg een bevriend kunstenaar de kerststal te ontwerpen. Die maakte een kribbe. Ze zetten er een levende os en ezel bij. De dorpsbewoners mochten vervolgens de andere figuren uit het kerstverhaal verbeelden. Zo kwam het kerstverhaal voor deze mensen – waarvan er velen niet konden lezen of schrijven – extra dichtbij. (afbeelding mag weg).
De os en de ezel waren dus de eersten die gekozen werden voor de kerststal. Waarom eigenlijk die dieren? Waar haalde Franciscus die vandaan? Niet letterlijk natuurlijk, want hij heeft ze ongetwijfeld gehaald uit z’n woonplaats Greccio, of omgeving. Nee, hoe kwam hij op die dieren als onderdeel van de kerststal?
Via Jesaja 1. Dat ging zo: als in het kerstevangelie in Lukas 2 over een kribbe, een voederbak, wordt gesproken, waarin de pasgeboren Jezus wordt gelegd, dan dacht een beetje bijbelkenner van weleer aan Jesaja 1, waar immers ook over een voederbak wordt gesproken. Met een os en een ezel erbij: ‘een rund herkent zijn meester, een ezel weet wie zijn voederbak vult.’ En zo, via Jesaja dus, kwamen die os en die ezel dus in de kerststal terecht, waar ze natuurlijk ook allesbehalve vreemd zijn, want menig huishouden in Bethlehem kende ook een koe en ezel als huisdier, beter: als ploeg- en lastdier.
Dus zo staan al heel lang de os en de ezel op af- en uitbeeldingen van de kerststal om de kribbe heen.
De stal is van deze dieren het tehuis. Je zou dus kunnen zeggen dat zij er gastheer zijn. Zij ontvangen Jozef en de op bevallen staande Maria wél aan huis. Terwijl er in de herberg bij de mensen geen plaats was.
Volgens de traditie zijn die os en ezel niet alleen gastvrij, ze helpen dit nieuwe mensje - de Zoon des mensen, zoals Jezus later zou gaan heten – ook concreet: met hun lichaamswarmte en adem verwarmen zij de stal en de pasgeboren Jezus.
Paulus schrijft in de Romeinenbrief: ‘Heel de schepping ziet er reikhalzend naar uit dat de luister van Gods kinderen openbaar wordt.’ Zie je dat ook hier niet terug in de os en de ezel die hun kop over de kribbe hebben gebogen en met hun grote ogen naar Gods Kind, Gods Zoon, kijken? Halsreikend.
Die os en die ezel vertellen me ook dat de komst van Jezus niet alleen ons mensen betreft, maar de hele schepping, ook de dieren en alles wat leeft. Zijn komst heeft echt een kosmische impact, die gaat de hele schepping aan. Laten we dat nooit vergeten, juist als het gaat om onze zorg voor diezelfde schepping, de dieren en alles wat leeft. Aan dat alles zit namelijk Gods handtekening.
Nog iets over die os en die ezel. Nee, er staat daar in de kerststal, bij Jezus in de kribbe, geen paard. En da’s niet zomaar. Paarden waren namelijk in de tijd van de Bijbel oorlogsdieren. Dat past niet bij Degene over Wie de engelen in de kerstnacht scanderen: ‘Vrede op aarde’. De ezel daarentegen correspondeert daar wel mee. Als Jezus groot zal zijn, zal Hij ook op een ezel Jeruzalem binnenrijden, als de zachtmoedige Vredevorst. Hij die onze Vrede is.
Een os werd in bijbelse tijden gebruikt bij het ploegen. Dan kreeg Hij een juk op zich gelegd. En een ezel kon als lastdier de grootste vrachten dragen. Een soort levende vrachtwagen…
Last en juk. Dat doet toch denken aan de woorden van Jezus, waarmee Hij naar de mensen toeging, ook naar ons: ‘Kom allen bij Mij, jullie die vermoeid zijn en onder lasten gebukt gaan. Ik zal jullie rust geven. Neem mijn juk op je en leer van Mij: Ik ben zachtmoedig en nederig van hart. Dan zullen jullie werkelijk rust vinden, want mijn juk is zacht en mijn last is licht.’ Zulke bevrijdende woorden voor ieder mens die gebukt gaat, onder lasten, onder druk, onder te hoge eisen.
Zo leren de os en de ezel in de kerststal ons, zonder woorden - pantomime zeg maar - al zoveel over dat Kind dat in de kribbe ligt.
De os en de ezel bij Jesaja leerden ons trouwens ook al een lesje. Dit: een rund herkent zijn meester en een ezel weet wie zijn voederbak vult. Dat kan elke boer je vertellen: als hij de stal binnenloopt dan kijken de koeien op, dan herkennen ze hun baasje. En als de eigenaar van de ezel met de voerbak rammelt dan spitst de ezel z’n grote oren. Dan weet hij precies wie dat in z’n trog gooit.
Maar dat is met de mensen heel anders, zegt God, bij monde van de profeet. Zij missen, naar God toe, elk inzicht, leven in onwetendheid, kennen hun God niet. En kennen is meer dan alleen een verstandskwestie. Nee, kennen is in de Bijbel een relatiewoord. Maar daaraan schort het juist. ‘Ze zijn tegen Mij in opstand gekomen’, verzucht God, met spijt in zijn stem. Helaas is dat ons mensen eigen: dat we zelf denken heel wat te zijn, die God niet nodig hebben, die onze eigen boontjes doppen, die onze eigen gang gaan, bij God en zijn goede bedoelingen vandaan. Waardoor we keihard op ons gezicht gaan. Zonde is dat. Zo zonde!
Maar wat is nu het geweldige van kerst, lieve mensen: dat God het daar niet bij laat zitten. Dat Hij ons mensen toch is komen opzoeken. Nee, niet in een gespreid bedje, maar in een voederbak. Letterlijk bij de beesten af. Niet in een paleis, in een chique, streng bewaakte villa, maar in een stal.
Voor de schorriemorrie. Ken je die uitdrukking? Schorriemorrie, dat is zeg maar dát volk waar je je neus voor ophaalt, als nette, brave burger. Maar juist daar is Jezus voor gekomen. De eerste mensen die op kraambezoek komen zijn namelijk ruige, rauwe herders. Het uitschot voor veel mensen toen.
Ik zag van de week twee moderne verbeeldingen van de kerststal die dit ook helemaal uitdrukken: dat Jezus echt in onze werkelijkheid is gekomen. In onze puinhopen, die wij ervan gemaakt hebben.
De eerste is van de bekende Britse straatartiest Banksy. ‘Litteken van Bethlehem’ noemde hij dit. Je ziet de kerststal, met de os en de ezel, met Jozef en Maria en middenin Jezus. De kerststal is gebouwd tegen een muur, de muur die Joden en Palestijnen, ook bij Bethlehem, nu van elkaar scheidt. Precies recht boven de kribbe zit een kogelgat, dat de vorm van een ster heeft. Wrang, maar tegelijk ook raak: in onze verschrikkelijke werkelijkheid is Jezus geboren, is Hij gekomen, om daar vrede te brengen, verzoening, licht in de duisternis. Dat biedt hoop.
De andere moderne kerststal zag ik deze week in de krant. Hij staat ergens bij een kerk, in een Amerikaanse stad. Jezus, Jozef en Maria ontbreken, want ‘ICE was here’, staat erbij. ICE is de Amerikaanse immigratiedienst, die velen, in opdracht van de regering, heeft opgepakt. Zou Jezus dat vandaag de dag ook niet overkomen zijn? Hij zei het toch Zelf: ‘Ik was een vreemdeling’?
Er staat wel bij dat de heilige familie veilig in de kerk staat. Geloven we nog dat voor God ieder mens telt, dat we daarom ieder mens een menswaardig bestaan gunnen, ook mensen van elders? Ook omdat Jezus ten diepste van elders kwam. En dat Hij juist gekomen is voor de schorriemorrie…
Schorriemorrie. Wist je trouwens dat die uitdrukking letterlijk ontleend is aan die eerste schriftlezing van vanavond uit Jesaja? ‘Schorriemorrie’ is namelijk een verbastering van de Hebreeuwse woorden daar: ‘schor-wa-chamor’, of beter gezegd: ‘sjoor-we-chamoor’. ‘Sjoor’ is het Hebreeuwse woord voor ‘os’ en ‘chamoor’ dat voor ‘ezel’.
‘Sjoor-we-chamoor’, verbasterd tot: ‘schorriemorrie’. Oftewel: samenraapsel, gepeupel, mensen waar wij met een grote boog om heen lopen. Maar het schorriemorrie staat dus wel om de kribbe. Die mogen dichtbij Hem komen. Juist daarvoor is Hij immers gekomen. Voor het schorriemorrie, voor herders, voor tollenaars, voor zondaars, voor mensen die het zelf niet redden.
Laat die os en die ezel dus maar staan bij de kerststal. Want zij zeggen, zonder woorden: ‘Ook het schorriemorrie mag bij Jezus komen.’ Luther verzuchtte daarom eens: ‘Ik ben wel eens jaloers geweest op die os en die ezel.’
Goddank is de weg vrij, is de staldeur open zeg maar, is er plek bij het Kind in de kribbe. Maar dan moeten we ons niet te goed vinden om de stal binnen te gaan. Dan moeten we ophouden te pochen en neer te kijken op anderen. Nee, dan moeten we door de knieën. Net als de herders. Dan moeten we stil worden. Ophouden met onze bezwaren, met onze mitsen en maren. Ja:
Laten we stil zijn en wachten
alsof we niet weten wat komt.
Laten we bidden en trachten
te horen wat haast is verstomd.
Of er een Naam is te horen –
de wind waait hem fluisterend aan.
Of er een kind is geboren,
ommekeer in ons bestaan.
Hoor je het gloria zingen?
Hoor je het lied dat begint?
Licht gaat het donker verdringen.
Vanuit een stal huilt een kind.
Een kleine kreet in de morgen,
Lammetje Gods, ben je daar?
Kom je het heil ons bezorgen?
God met ons. Weer bij elkaar.
Amen
zingen (met combo)
- 1) Hemelhoog 155 ‘Volheid van genade’ (1e couplet en
refrein: combo) - 2) Op Toonhoogte 86 ‘In de stad van koning David’
gebed:
collectemoment
zingen: Lied 483 ‘Stille nacht’
zegen
zingen: Ere zij God
orgelspel