zingen         Psalm 122:1

stil gebed

votum en groet

openingstekst       ‘Hoewel Jezus Gods Zoon was, heeft Hij moeten lijden, en zo heeft Hij gehoorzaamheid geleerd. En toen Hij naar de uiteindelijke volmaaktheid gevoerd was, werd Hij voor allen die Hem gehoorzamen een bron van eeuwige redding.’ (Hebreeën 5:8-9)

zingen         Gezang 461

lezing van het gebod       uit Romeinen 12

zingen         Evangelische Liedbundel 213

gebed om verlichting met de Heilige Geest

zingen         (kinderlied) Evangelische Liedbundel 426 ‘Dank U voor de wonderen’

kindermoment


Ik heb iets bij me. Het past in m’n zak. En ik ben benieuwd of jullie raden wat het is… Het zit eigenlijk in een zakje. Het is rond. Je hebt er verschillend van. In allerlei kleuren. En met verschillende figuurtjes erop. Je krijgt er één als je voor 15 euro boodschappen koopt in een supermarkt. Het zijn inderdaad Mario Coins. Wie heeft die allemaal gespaard? Nou Myrthe heeft ze nog niet allemaal, maar ze is hard op weg. Hoewel, de supermarkt is er alweer mee gestopt…
Maar waar ik vooral benieuwd naar ben: wat kun je er eigenlijk mee?
Weet je: je hebt dus verschillende Mario Coins (wat namen noemen), in goud, zilver, brons en ook nog in andere kleuren. Ik dacht: eigenlijk lijkt dat zo wel een beetje op de kerk hè. Daar zijn we ook niet allemaal hetzelfde: allerlei verschillende mensen. Gelukkig maar. Het zou saai zijn als we allemaal hetzelfde waren. De Here God houdt van verschillende soorten. Met elkaar wordt het veelkleurig. We hebben elkaar ook nodig.
Tegelijk zijn die Mario Coins ook een rage. Weet iemand wat dat betekent? Nou, dan is iets echt ontzettend in, heel veel mensen hebben het, maar na een tijdje, misschien over een paar maanden, is het dan weer uit. Dan liggen die Mario Coins ergens in een hoekje en wordt er niks meer mee gedaan.
Ik hoop natuurlijk dat geloven, bidden, met God leven, naar de kerk gaan, geen rage is. Dat je dat even doet, om het daarna te laten gaan, er weinig of niks meer mee te doen. Dat zou toch heel jammer zijn, echt zonde. Nee, je mag juist ontdekken dat je nooit uitgekeken raakt op de verhalen uit de Bijbel, dat geloven, dat leven met God niet saai is, maar spannend genoeg. Daarom hoop ik dat je het volhoudt, samen met je vader en moeder, en iedereen hier in de kerk. En de Here God hoopt dat ook, dat geloof ik zeker. mogen jullie naar de kindernevendienst en tot straks. Voor groep 1-6 nu kindernevendienst. Een goede tijd daar. En groep 7-8 mogen terug naar hun plek in de kerk.

schriftlezingen                1 Petrus 2:19-25 en 4:1-6

tekstlezing   ‘Nu dan, omdat ​Christus​ tijdens zijn leven op aarde heeft geleden, moet u zich net als hij wapenen met de gedachte dat wie in zijn aardse leven geleden heeft, met de ​zonde​ heeft afgerekend.’ (1 Petrus 4:1)

zingen         Gezang 177:1,2,6,7

verkondiging

Gemeente van Jezus Christus,

In mijn boekenkast staat een heel rijtje Bijbelse dagboeken. Een opvallende daarbij is Elke dag geboeid, uit de schatkamer van de Lijdende Kerk. ‘Elke dag geboeid’ – dat is een (met een kleine woordspeling) boeiende titel. Juist omdat deze meerdere kanten heeft. ‘Elke dag geboeid’: zeker door al die sprekende Bijbelgedeelten, dag voor dag. ‘Elke dag geboeid’: dat geldt ook in letterlijke zin voor een aantal auteurs in dat Bijbelse dagboek. Ze zitten vast, ze zijn gevangengenomen vanwege hun geloof.
Het boeiende van dit Bijbelse dagboek is ook dat elke maand begint met een bladzijde vol rake citaten uit en over de Lijdende Kerk. Zo kwam ik de volgende tegen van ene Paul Claudel: ‘Jezus kwam niet om het lijden weg te nemen, maar om het met zijn tegenwoordigheid te vullen.’

Voor de lezers van de Petrusbrief zou dit citaat zeer herkenbaar zijn geweest: dat het lijden door Jezus’ komst niet is weggenomen. Zij ervoeren het zelf: dat door hun geloof in Jezus hen juist lijden overkwam. Daar doet Petrus in zijn brief ook niet geheimzinnig over. We lazen vanmorgen niet voor niets opnieuw uit hoofdstuk 2, waar hij z’n lezers op het hart drukt dat ‘het een blijk van genade is als iemand, doordat zijn aandacht op God gericht is, in staat is onverdiend leed te verdragen’ en dat dat zelfs hun roeping is: ‘ook Christus heeft geleden, om uwentwil en u daarmee een voorbeeld gegeven. Treed dus in de voetsporen van Hem.’ En ook in hoofdstuk 3 komt dit aan de orde, vers 17: ‘Het is beter te lijden, indien God dat wil, omdat men goed doet dan omdat men kwaad doet. Ook Christus immers heeft, terwijl Hij zelf rechtvaardig was, geleden voor de zonden van onrechtvaardigen, voor eens en altijd, om u zo bij God te brengen.’

Deze draad pakt Petrus nu weer op, aan het begin van hoofdstuk 4: ‘Nu dan, omdat Christus tijdens zijn leven op aarde heeft geleden, moet u zich net als Hij wapenen met de gedachte dat wie in zijn aardse leven geleden heeft, met de zonde heeft afgerekend.’ ‘Net als Hij…’ Ja, als je verbonden bent met Christus, dan moet je niet vreemd staan op te kijken, dat je net als Hem ook lijden overkomt. Het kan niet anders. Jezus is gekomen om de wil van God te doen. Hij heeft geen mens kwaad gedaan, integendeel, maar toch is Hij geëindigd aan een kruis. Wat zouden we dan kunnen verwachten als wij Hem volgen, het goede doen, gerechtigheid en liefde najagen, en dus ook ‘nee zeggen’ tegen bepaalde praktijken, en niet meedoen aan bepaald gedrag, omdat het haaks staat op de wil van God, dat mensen dan voor ons zouden applaudisseren?’ Nee, dan kan dat ook lijden betekenen. Dat neemt Jezus niet weg. Dat krijg je juist in zijn voetspoor. Maar Hij vult het wel met z’n tegenwoordigheid, want Hij heeft voor ons geleden. Vóór ons, als Eerste dus. Zijn voetsporen staan al op die weg van ons. We mogen ze drukken. Maar ook voor óns, want Hij heeft geleden ten behoeve van ons. Om ons leven te vullen met zijn tegenwoordigheid.

Hoe dan? Petrus reikt het handvat aan: ‘Je moet je net als Hij wapenen met de gedachte dat wie in zijn aardse leven geleden heeft, met de zonde heeft afgerekend.’ ‘Wapenen’, dat is een sterk woord. Blijkbaar hebben we dat nodig in het lijden dat het volgen van Jezus oproept. Dat we ons daarin wapenen, toegerust zijn om het gevecht – want dat is het blijkbaar! – aan te kunnen. Net als Jezus zelf. Hij ging z’n lijden dus niet weerloos, ongewapend, tegemoet. Nee, Hij was bewapend. Niet letterlijk, maar (schrijft Petrus) met ‘de gedachte dat door dat lijden met de zonde werd afgerekend.’ In plaats van ‘gedachte’, mag je ook ‘inzicht’ vertalen. Dat is eigenlijk een beter woord. Een gedachte kan iets vluchtigs hebben, iets oppervlakkigs, maar een inzicht heeft duur en diepgang, als het goed is. Een inzicht is ook echt iets wat je geleerd hebt, wat je verder helpt. Juist in z’n lijden kreeg Jezus inzicht. Of zoals die prachtige tekst uit de Hebreeënbrief zegt, waar we de dienst mee begonnen: ‘door zijn lijden heeft Christus gehoorzaamheid geleerd.’ Dat ging niet vanzelf, omdat Hij Gods Zoon was. Nee, Hij moest dat leren. Hij moest dat ontdekken. Tot dat inzicht komen. En dat was voor Hem echt een wapen om het gevecht met de Tegenstander aan te gaan. Denk maar aan de verzoeking in de woestijn. Toen Jezus, na 40 dagen niet gegeten en gedronken te hebben, zo kwetsbaar was. In de woestijn, in de eenzaamheid, was daar de duivel, die Hem een korte weg aanbood, van succes, van wonderen, zonder lijden, zonder kruis. Maar Jezus was gewapend, met het inzicht, met de kennis uit het Woord, om weerstand te bieden, om God gehoorzaam te blijven. En later zie je dat ook. Als het lijden zich toespitst. Als mensen Hem verlaten. Als Hij onschuldig in de boeien wordt geslagen. Als er valse beschuldigingen worden geuit en Hij onterecht schuldig wordt verklaard. Als Hij wordt uitgescholden, wordt bespot, wordt bespuwd, wordt gegeseld en tenslotte aan de martelpaal geslagen. Hij ondergaat het, draagt het, omdat Hij gewapend is met het inzicht dat dit niet het einde is, dat hierdoor afgerekend wordt met de zonde, zoals Petrus in onze tekst schrijft.
Het lijkt me goed om hier juist in onze tijd een dikke streep onder te zetten. Wij leven in een zgn. ‘belevingscultuur’. Daarbij is het gevoel heel belangrijk: als ik het maar voel, als het maar goed voelt. Maar juist in het lijden is je gevoel vaak zo anders, zo donker, zo voor je gevoel weinig goed. Hoe belangrijk is het dan om naar dat andere handvat te grijpen dat ons ook gegeven is: ons verstand, het inzicht. Om dan niet af te gaan op je gevoel, maar op wat God je aanreikt in zijn Woord, dat je mag overdenken en je eigen mag maken, zodat het ook jouw inzicht wordt. Dat is dan echt een wapen. En dan komt dat gevoel hopelijk vanzelf ook wel weer eens…

‘Mooi, helemaal waar. Maar nu naar de inhoud van dat inzicht. Dat luidt dat wie in zijn aardse leven geleden heeft, met de zonde heeft afgerekend. Dat klinkt me wel al te boud in de oren… Betekent dat dan dat je door te lijden niet meer zondigt? Of niet meer zondigen kunt? Wie voldoet daaraan?! Of wil het zeggen dat lijden loutert?’
Goede vragen! Het ingewikkelde is dat Petrus het ook niet verder uitlegt in onze tekst. Maar elders in zijn brief is hij wel helder over dat verband tussen lijden en afrekening met de zonde. Namelijk dat we dat verband in Christus moeten zoeken. Zoals in hoofdstuk 2:24: ‘Christus heeft in zijn lichaam onze zonden het kruishout opgedragen, opdat wij dood voor de zonde, rechtvaardig zouden leven.’ Jezus’ lijden en sterven aan het kruis is dus de afrekening met de zonden. Voor eens en voorgoed. Ja, het werkwoord dat Petrus voor afrekenen gebruikt staat in de voltooide tijd. Die zonden zijn dood en begraven.
En dat heeft dus geweldige gevolgen voor ons. John Bunyan heeft dat onvergetelijk uit de doeken gedaan in zijn boek ‘De Christenreis.’ Als de hoofdpersoon met de enorme last van z’n zondeschuld bij het kruis komt, dan valt dat pak daar van z’n rug. Het rolt de heuvel Golgotha af en verdwijnt in het open graf. Weg. Voorgoed!
En die gedachte, dat inzicht, is dus een krachtig wapen tegen de verzoekingen, de verleidingen, die neiging om toch weer te zondigen. Die zijn niet weg, hoorden we de laatste keer bij de doopdienst vanuit het vorige hoofdstuk. Nee, die oude mens, steekt zo weer de kop op. Daar kun je ook aan lijden. Net als aan de begeerten die op je afkomen. Tenminste, als je weer voor de bijl bent gegaan. Misschien recent nog wel. Maar blijf niet liggen. Je bent niet weerloos. Nee, net zoals Christus zelf, zich gewapend had met Gods inzicht, met zijn belofte dat dit redding zou brengen, dat God zelf redding zou brengen, zo mag jij je ook wapenen. Die zonde heeft eigenlijk geen been meer om op te staan. Daar is mee afgerekend. Die is begraven. Die ligt achter je.

Ook dat was voor die eerste lezers van de Petrusbrief herkenbaar. Petrus wijst er ook op in vers 3: ‘U hebt al genoeg tijd verspild aan allerlei zaken waarin de ongelovigen plezier hebben.’ Die zaken zijn ‘losbandigheid, wellust, dronkenschap, bras- en slemppartijen en verwerpelijke afgodendienst.’ Dat soort zaken waren schering en inslag in de hellenistische cultuur van klein-Azië waar die geadresseerden van de brief woonden. Je had bacchanalen: feesten ter ere van Bacchus, de god van de wijn. Daar vloeide de drank in rijke mate. Mensen raakten beneveld. Ook in seksuele zin gebeurde daar en op andere plekken van alles. Er werd vreemdgegaan. En #MeToo was ook toen aan de orde van de dag. Niet voor niets gebruik ik die term, want er is wat dat betreft niet veel verschil tussen toen en nu. Ook nu zijn er genoeg plaatsen en situaties, waar de remmen los gaan. Waar de tax m.b.t. drank ver wordt overgeschreden, waar lust boven liefde komt. Maar Petrus is helder: ‘Daar verspil je je tijd aan.’ Het hoort bij dat oude leven dat je achter je gelaten hebben. Het is verspilling. Je maakt er brokken mee, omdat teveel drank je geest vernevelt, je geen controle meer hebt, er zoveel stuk kan gaan. En seksueel grenzeloos gedrag maakt ook zoveel kapot: duurzame relaties, de tempel van de Geest die je eigen lichaam is. Het gaat in tegen Gods wil, tegen zijn geboden, die juist heilzaam zijn, die het goede leven beschermen.

Jezus’ lijden en sterven heeft dus niet alleen te maken met de verzoening, maar ook met de vernieuwing, met je levensstijl, met het leven van elke dag. Bij Jezus horen, met zijn inzicht bewapend zijn, betekent dat je daarin tegen zulke zonden ‘nee’ zegt en er niet aan meedoet. Ja, dat betekent tegen de stroom ingaan. Dat maakt je misschien wel een uitzondering, of zelfs een eenling. De gelovigen in klein-Azië kregen wel reacties als: ‘Waarom doen ze niet meer mee met onze feestjes? Waarom laten ze zich ook niet vollopen? Waarom doen zijn ze niet in voor een avontuurtje? Waarom zijn ze zo braaf?’ Het bleef niet bij irritatie alleen. Ze werden van de weeromstuit buitengesloten en gediscrimineerd, want aan zulke spelbrekers heb je toch niks?! Ze werden ook bespot. Er werd kwaad over hen gesproken. Petrus gebruikt in vers 4 een woord, waarin het woord ‘blasfemie’ verborgen zit. Ze werden niet alleen zelf beschimpt, maar ook hun geloof, hun Heer zelf, werd gelasterd. En dat deed pijn. Ook dat is lijden, als het mooiste, het waardevolste, de Persoon van de hoogste waarde – de Heer zelf – zo door het slijk wordt gehaald.
Ook dat hoort blijkbaar bij het volgen van Jezus. Herkent u dat? En jij? Misschien niet dagelijks, maar vreemd zal het toch niet zijn… Zo wel, dan is het de vraag hoe merkbaar ons geloof is, hoe duidelijk we ons laten leiden door Gods wil, door zijn goede geboden, door Jezus’ voorbeeld. Maar als we wel die irritatie merken, die intolerantie, die spot, dat lijden dat ons geloof oproept, dan mogen we weten dat dat lijden niet weggenomen wordt, maar wel gevuld is met Christus’ tegenwoordigheid. Of zoals een ander citaat luidt, uit datzelfde Bijbelse dagboek –het is van een Chinese evangelist vanuit de gevangenis – ‘Ik ben niet bang dat mensen op mij neerkijken, omdat ik, als ik opkijk, het glimlachende gezicht van God zie.’ En daarmee hield hij het vol. En wie niet?

Het lijkt in onze tekst, als ook elders in de Petrusbrief, vooral te gaan over lijden vanwege het geloof. Jezus zelf noemt dat kruisdragen: Hem volgen betekent dat je een kruis hebt te dragen, het is het lijden aan dat wat tegen Gods wil ingaat, buiten én in je. Maar dat wil niet zeggen dat het andere lijden los van God staat, dat Christus ook dat niet met zijn tegenwoordigheid wil vullen. Lijden in de vorm van ziekte, van gemis, verdriet, tegenslagen, enz. Ook daarin wil Hij komen.
Ik moest denken aan het zgn. Isenheimer Altaar van Mattias Grünewald. (https://www.statenvertaling.net/kunst/isenheimer-altaar.html) Dat is een geschilderd altaarstuk, dat bestaat uit een aantal schilderijen. Het centrale schilderij daarbij is de Gekruisigde Christus. Ik ken geen schilderij waarop zijn lijden indringender is weergegeven dan hier. Het hing oorspronkelijk in de kapel van een klooster. Daar werden zieken verzorgd. Zij konden dus de Gekruisigde, de Lijdende Heer aanschouwen door dat indringende altaarstuk, zodat ze beseften: in mijn ziekte, in mijn pijn en onzekerheid ben ik niet alleen. Christus is erbij. Op Hem kan ik me richten. Zo mogen ook wij in ons eigen lijden – hoe dat dan ook is – weten dat Christus met ons meelijdt, dat Hij ook dat vult met z’n tegenwoordigheid. Hij draagt mee. Hij draagt!
Dat altaarstuk kent trouwens ook een afbeelding van de opstanding. Hierbij komt Christus als de overwinnaar uit het graf. Hij straalt als de opkomende zon en is zo de voorbode van het ‘land van louter licht’, zoals een bekend Gezang zo prachtig zingt: Gods nieuwe schepping die nog in volmaaktheid komen moet, maar waarvan Jezus’ opstanding de eersteling en voorbode is.
Daar schrijft Petrus ook over in ons tekstgedeelte. In het laatste vers. Petrus heeft het daar over de verkondiging van het evangelie aan de doden. Daarmee bedoelt hij waarschijnlijk degenen die intussen gestorven zijn. Tijdens hun leven hebben ze het evangelie gehoord en er in geloofd. Mensen veroordeelden hen daarom. Ze ondervonden tegenstand. Ze moesten lijden. Ze stierven. Maar dat is niet het laatste. Nee, in de Geest mogen ze leven bij God. Voorgoed.
En die hoop mag een ieder kennen die Jezus volgt, die zich aan zijn lijden, sterven én opstanding optrekt. Die weet dat de dood niet het laatste is, sterker nog: dat de dood achter je ligt, namelijk Christus’ sterven, eens en voor goed. Daarmee is er ook met je zonden afgerekend, liggen ze in Christus’ graf. De dood ligt dus achter je en het leven voor je. Dat is een wereld van verschil.
Nelly van Kampen heeft daarover een veelbetekenend voorbeeld beschreven in haar mooie boekje over de Petrusbrief. Zij had dat weer van de zendingstheoloog Lesslie Newbigin. Die vertelde eens over zijn tochten door India, waar hij zendeling was. Ze gingen dan vaak al heel vroeg op pad, zodat ze niet op het heetst van de dag hoefden te lopen. Soms was het dan nog pikdonker. Als ze naar het westen gingen, was alles nog donker. Maar dan kwamen ze een andere groep tegen en over hun gezichten lag een vage lichtglans. Ze stopten en vroegen hun: ‘Waar komt dat licht vandaan?’ Die groep zei alleen dat ze zich moesten omdraaien en naar het oosten kijken. Een nieuwe dag was aangebroken en dat licht op hun eigen gezicht was alleen de vage weerschijn van het ochtendgloren. Ze bezaten zelf dat licht niet. Het werd hun gegeven.
En dan voegt Newbigin daar aan toe: ‘De kerk is de groep mensen die een andere kant dan de meerderheid opgaat. Ze kijken niet van het leven naar de dood, maar van de dood naar het leven en ze ontvangen reeds de eerste gloed van het licht van een nieuwe dag.’ En zo is het. Lof zij U Christus, Gekruisigde én Opgestane, Licht van ons leven. Amen.

zingen         Gezang 484

dankgebed en voorbeden

zingen    Psalm 42:5,7

zegen