orgelspel
mededelingen
zingen Psalm 91:1
stil gebed
votum en groet
openingstekst ‘Keer U tot ons, HEER – hoe lang nog? Ontferm U over uw dienaren. Vervul ons in de morgen met uw liefde, laat ons van blijdschap juichen, al onze dagen.’ (Psalm 90:13,14)
zingen (met combo) Hemelhoog 283 O Heer, de nacht komt over ons
gebod des Heren
zingen Psalm 19:4
gebed om de verlichting met de Heilige Geest
zingen (met combo) Hemelhoog 401 Toon mij uw liefde
kindermoment
Ik wil jullie iets laten zien op het grote scherm. Kijk maar. Ja, allebei vliegen ze:
Links een helikopter en rechts een duif. Er staat ook wat onder: war en peace, oorlog en vrede.
Hebben jullie gehoord over die oorlog? In Oekraïne? Verschrikkelijk hè! Verschrikkelijk: al die bommen, die kapotte huizen, doden en gewonden.
Hoe komt dat toch? Dat mensen oorlog willen voeren? Waarom doen ze dat?
Daar heb ik dat tweede plaatje voor nodig:
Links zie je een gebalde vuist. Wat zou die betekenen? Dat iemand boos is, wil vechten, de baas wil spelen over een ander. Nou, dat is ook aan de hand met Rusland en Oekraïne. De baas van Rusland, president is boos op de regering van Oekraïne. Hij is ook boos op heel veel andere landen. En hij wil de baas spelen. Hij wil zo groot mogelijk zijn. En hij gebruikt daarvoor verschrikkelijk veel geweld. Heel veel is daardoor verwoest, mensen zijn gewond geraakt, of op de vlucht gegaan: honderdduizenden zelfs. En er zijn doden te betreuren.
Dat gebeurt in het groot, maar ook in het klein hè. Dat je boos bent op een ander, dat je de baas wilt spelen, dat je gaat ruziemaken, gaat vechten. En dan worden de vuisten gebald. Maar je wordt er zo moe van. Probeer je vuisten maar eens zo hard mogelijk in te drukken. Zo… Je krijgt er gewoon kramp van.
Maar God wil dat die vuisten opengaan. Doe maar. Voel je hoe anders dat is?
Weet je wie dat als geen andere heeft laten zien? Jezus. Zijn handen waren open: om te geven, om te zegenen, om te genezen, om te dienen.
Ja, Hij wilde niet de baas spelen. Hij ging juist door z’n knieën, zo. En weet je wat hij deed? Hij waste de voeten van z’n discipelen. Dat ga ik verder niet vertellen, want daar gaat het dus over bij de kindernevendienst.
Maar alleen zo wordt het vrede, in het groot en in het klein. Als je je vuisten loslaat en je handen opendoet, om te geven, om te ontvangen, om te bidden en te dienen. Jezus heeft ons dat geleerd. Om nooit te vergeten!
schriftlezingen Ezechiël: 2:9-3:3 en Openbaring 10
zingen Psalm 97:2,6
verkondiging
Gemeente van Jezus Christus,
Aan het eind van de 15e eeuw maakte de beroemde Duitse kunstenaar Albrecht Dürer 14 houtsneden bij het boek Openbaring. Het zijn stuk voor stuk indrukwekkende kunstwerken: zo gedetailleerd, zo beweeglijk en ook zo vol emotie.
Deze maakte Dürer bij Openbaring 10. Links zien we de engel staan. Het is niet zomaar een engel. Nee, van zijn hoofd komen stralen als van de zon. En daaromheen is een boog te zien: de regenboog. Hij is omhuld door een wolk, en zijn benen zijn zuilen die uitlopen in vlammen. Zijn rechterarm is omhooggeheven. Met die hand maakt hij een zwerend gebaar. Met zijn linkerhand geeft hij een opengeslagen boek aan Johannes, die rechtsonder te zien is. Johannes is al begonnen met eten, gehoorzaam aan die vreemde opdracht die de engel hem gaf. Achter Johannes’ rug ligt een ander boek op de grond, met schrijfgerei ernaast. Dat is het boek Openbaring, dat bezig is te ontstaan. Johannes is geknield. In ons tekstgedeelte staat dat er niet, maar je kunt het je wel voorstellen.
Want nogmaals: dit is niet zomaar een engel. Hij wordt een ‘sterke engel’ genoemd. Ja, de beschrijving van deze engel doet sterk aan Christus denken, zoals Deze in hoofdstuk 1 aan Johannes verschijnt.
En alles is vol symboliek. De wolk waarmee hij bekleed is, verwijst naar de wolk die Hem wegnam bij zijn hemelvaart en waarop Hij eens zal terugkomen. Teken van God zelf. Van zijn heerlijkheid en aanwezigheid. Omgeven door wolken. De Here God is immers ook de Verborgene, die wij nooit in de vingers krijgen.
De regenboog boven het hoofd van de engel kennen we uit het troonvisioen uit hoofdstuk 4. Daar is een regenboog om de troon van God. Hier dus om het hoofd van de engel, die zo op Jezus lijkt. Die regenboog staat voor Gods verbond met de aarde, voor zijn trouw aan zijn gegeven belofte. Voor zijn onopgeefbare liefde en trouw aan zijn bruid, die de gemeente is.
Zijn gezicht straalt als de zon. Zoals Jezus straalde bij de verheerlijking op de berg. Het was een voorproef van Pasen. Ja, hier verschijnt Hij in die engel als de Opgestane, als de Overwinnaar. Niet voor niets staat zijn ene voet op de zee en de andere op het land. Wijdbeens. Als de HEER van heel de schepping, van hemel en aarde.
En zijn voeten zijn als zuilen van vuur: alle tegenstand, alle vijandschap, alles wat een loopje met Hem wil nemen vertrappend, verterend.
Heb je meegekeken in dit visioen? Zie je die engel, en daarin Christus zelf, voor je oog verschijnen? En kijk je dan met de ogen van het geloof?
O, ik kan hier zo mijn hart aan ophalen. Zeker ook in deze tijd. Deze tijd vol oorlogsgeweld en dreiging, deze tijd waarin ook de kerk het zwaar heeft, waarin het je zo kan aanvliegen: gaan we niet ten onder aan moedeloosheid, aan onverschilligheid, aan alles wat ons van God en het geloof aftrekt?
Maar hier is Christus, vol glorie en heerlijkheid. De Levende. Vol vuur en passie. Als degene die overwonnen heeft en overwinnen zal. Die uiteindelijk het kwaad vertrappen zal en verteren zal. Als Degene op Wie we al onze hoop kunnen stellen. Doe je het?
Het stemgeluid van de engel is ook imposant: als een brullende leeuw. Ik moest denken aan de Narnia Kronieken van C.S. Lewis. De leeuw Aslan daarin is het beeld voor Christus. Als de Heks, symbool voor het kwaad, voor de tegenstander van God, als die Heks Narnia dreigt te winnen, laat Aslan van zich horen. Zijn gebrul doet iedereen sidderen.
Kijk, Christus is in Openbaring het Lam, staande als geslacht. Veelzeggend, gemeente. Pascal zegt zelfs dat Christus tot aan het eind der tijden in doodsnood is. Hij lijdt, Hij strijdt, voor ons, en tegen het kwaad. Maar tegelijk is Hij ook de Leeuw van Juda, die overwonnen heeft en zal overwinnen. Die brult, zodat iedereen siddert. De Redder is ook de Rechter. Die uiteindelijk orde op zaken zal stellen. Die zal oordelen de levenden en de doden. Dan snappen we ook dat Dürer Johannes op die houtsnede geknield afbeeldde. Voor Hem blijf je toch niet overeind? Voor Hem ga je toch door de knieën? Uit diep ontzag. Uit pure aanbidding.
De zeven donderslagen die hier klinken, hebben met dat Rechter zijn van Christus ook alles te maken. Weer dat getal zeven: getal der volheid, getal van de voleinding. Let op, van die donderslagen wordt gezegd dat ze stemmen hebben. Het is geen ongearticuleerd en onbestemd gerommel en gedaver. Nee, ze hebben wat te zeggen. Net als in Psalm 29, waar ook zeven donderslagen klinken. Het is de stem van God, de Allerhoogste.
Johannes hoort die zevenvoudige donderslag. Hij wil het opschrijven. Maar dat wordt hem verboden van hogerhand (vers 4): ‘Verzegel wat de zeven donderslagen gesproken hebben en schrijf dat niet op.’
Bijzonder. Veel in Openbaring wordt juist wel opgeschreven. Maar dit niet. Wat die donderslagen te zeggen hebben, mogen wij niet weten. Of moet ik zeggen: dit kunnen wij niet weten. Het gaat namelijk over de voleinding, over hoe dat zal zijn en wanneer. Dat is verzegeld. Dat blijft verborgen.
Ook veelzeggend, gemeente. In en rond iedere gemeente tot nu toe, kom ik mensen tegen die het wel denken te weten. Die aan het rekenen zijn, die hele schema’s laten zien: hoe ver het is, op weg naar het eind der tijden. Maar ze gaan daarmee in tegen wat hier staat. Alsof ze die zegels aan het lospeuteren zijn. Maar dat is zinloos, want het is verborgen.
Jezus zei het zelf tegen zijn discipelen (en dus ook tegen ons): ‘Het is niet jullie zaak om te weten wat de Vader in zijn macht heeft vastgesteld over de tijd en het ogenblik waarop deze gebeurtenissen zullen plaatsvinden.’ De Bijbel is geen programmaboekje, geen gedetailleerde routekaart in dezen.
Johannes mag dus niet weten wat die zeven donderslagen betekenen. Dat duidt volgens mij ook op onze beperktheid. Wij kunnen niet alles weten. We hoeven ook niet alles te weten. Ik sprak pas een ervaren christen, die al een hele kerkbank versleten heeft en talloze preken had gehoord. Hij zei me: ‘Vroeger dacht ik veel meer te weten. Hoe alles zit. Maar ik ben er gaandeweg achter gekomen dat God veel te groot is. Dat Hij ook een mysterie is. Dat ik maar een heel klein stukje kan weten. En dat is niet erg. Daar wordt Hij alleen maar groter van.’ En zo is het.
In plaats van de zeven donderslagen uit te spreken, steekt de engel zijn hand op naar de hemel en zweert plechtig bij de Allerhoogste dat er geen tijd meer zal zijn. Wat een bijzondere eed is dat, gemeente. Geen tijd meer…
De tijd waaraan we zo kunnen lijden. De tijd die zo donker kan zijn en onzeker. Maar tegelijk zei Augustinus niet voor niets: ‘De tijden zijn wij.’ Wij mensen maken de tijden donker en duister. Door wat we elkaar aandoen. Door de kwade machten die ons kunnen gaan beheersen. Kijk naar Rusland en Oekraïne. Verschrikkelijk. En het gebeurt op zoveel plekken. Wat wij mensen de schepping aandoen. Hoe we Gods kunstwerk verwaarlozen en kapot laten gaan. De tijden, dat zijn wij.
Maar de engel zweert, en het is tegelijk een belofte: er zal geen tijd meer zijn. Die duistere tijden gaan voorbij, houden eens op.
Maar dan zal er ook geen tijd meer zijn om je te bekeren, want dan valt het doek. Dan is de tijd van Gods uitstel voorbij, dan is de rek eruit, de rek van zijn grote geduld.
Daarom is het nu ook de hoogste tijd, zoals de NBV wat vrijer vertaalt. Het is nu de hoogste tijd om het met Hem te wagen, om aan te kloppen bij Hem, bij het Lam van God, dat genadig is, die raad weet met al je missers, met al je tekort, met al je schuld. En die tegelijk je leven vernieuwen wil. Zodat het anders wordt, in je relatie tot Hem, tot anderen en tot de schepping. Ik hoop dat je Hem gevonden hebt, en blijft vinden.
Want eens is die tijd voorbij. Dan is de Redder de Rechter. Dan is het eeuwigheid. Dan is ‘het geheimenis van God volbracht’ zoals de plechtige eed van de engel luidt.
Het ‘geheimenis van God’. In het Grieks staat daar het woord ‘mystèrion’. Dat wordt in het Nieuwe Testament eigenlijk altijd gebruikt voor het geheimenis van God in Jezus. Dat wat we juist in deze tijd voor Pasen weer overdenken. Dat God zelf aan ons kapotging – wat aan het kruis z’n dieptepunt bereikte – maar juist zo ons redde. Door in Jezus met ons te ruilen. Door het kwaad de genadeklap toe te dienen. Door de dood te overwinnen. Dat mysterie – waar we niet over uitgedacht en over uitverwonderd raken; zingend gaat dat nog het best misschien en bij het Avondmaal niet te vergeten; daarom vieren we dat nou juist op Goede Vrijdag – maar goed: dat mysterie van God zal eens volbracht zijn. Ja, hoe zal dat zijn? Geen tijd meer. De eeuwigheid. God alles in allen. Het kwaad voorgoed weg. Alleen maar goedheid. Volkomenheid. En wij? Als ik dat onder woorden probeer te brengen, dan begin ik ga maar een beetje te stamelen. Dat sta ik hier eigenlijk te schutteren. U niet dan?
De engel heeft een boekje in de hand. Het is klein, maar wel geopend. Dat in tegenstelling tot die boekrol eerder in Openbaring. Die was zevenvoudig verzegeld. Die kon alleen geopend worden door het Lam. Maar dit boekje is open. Het is toegankelijk.
Maar dan zegt de engel iets vreemds: ‘Eet het op!’ Nou ja, voor de geoefende bijbellezer is het toch niet helemaal vreemd. Het was ooit ook tegen de profeet Ezechiël gezegd. En deze had gegeten.
Nu moet Johannes hetzelfde doen: dat boekje eten. Het is een krachtig beeld voor hoe het Evangelie bedoeld is. Om dat tot je te nemen, zo dat het echt deel van jou wordt. Het je voedt en het je vervult.
Nee, niet alleen Johannes. Niet alleen een voorganger, een ambtsdrager. Iedere gelovige heeft dat nodig. Om je met dat Woord van God te voeden. Om er op te kauwen, het te proeven, het tot je door te laten dringen in heel je bestaan.
En dan merkt Johannes dat het zoet is als honing. Heerlijke symboliek weer: door het Evangelie – niet voor niets betekent dat goede, blijde boodschap – door dat Evangelie kun diep geraakt worden, een blijdschap ervaren, echt vrolijk worden, dat geen enkele andere boodschap met je doen kan, geen enkel ander woord. Zoals een andere profeet, Jeremia, ergens zegt: ‘Zodra Uw woorden gevonden werden, at ik ze op. Uw woord was mij tot vreugde en tot blijdschap in mijn hart.’ Ik hoop dat u, dat jij, die zoetheid zeg maar herkent…
Op de houtsnede van Dürer zien we trouwens weinig vreugde op het gezicht van Johannes, als hij z’n tanden in dat boekje zet. Ook de engel zelf kijkt ernstig. Dat heeft alles te maken met de keerzijde van het eten. Want het boekje mag dan zoet als honing smaken. Als het in de maag belandt, wordt het bitter, is het zwaar op de maag.
Ik dacht: past dit eigenlijk ook niet helemaal bij het boek Openbaring? Aan de ene kant is dat prachtig, vertroostend, haal je je hart eraan op. Maar aan andere kant is het ook heftig. Vooral als het over die oordelen gaat, die verschrikkelijke dingen die er dan beschreven worden. Ik zei het de vorige keer al: je zou het bijna dichtslaan. Ook als dominee. Het voelt toch als een steen op de maag?
Ook Ezechiël kende die dubbelheid. De boekrol is in zijn mond ook bij hem zoet als honing, maar later lees je in datzelfde hoofdstuk: ‘Toen hief de Geest mij op en voerde mij weg en ik ging weg, bitter bedroefd en hevig ontdaan.’ Bitter bedroefd… Zal dat ook niet te maken hebben met de inhoud van die boekrol: ‘klaagliederen, zuchten en weeklachten’, staat er expliciet. Dat valt toch zwaar? Dat stemt toch bitterbedroefd?
Ja, gemeente: het Evangelie is een goede en blijde boodschap. Goddank. Maar tegelijk is het ook een heel eerlijk boek. Het legt ook dingen in je leven bloot, die je weggestopt had. Je verborgen agenda. Je heimelijke begeerten. Je stille verdriet. Je diepste angsten. Alles wordt blootgelegd. Of het houdt je de spiegel voor wat er scheef zit: je hoogmoed, je egocentrisme, je hardheid. En dan kun je schrikken. En valt het je zwaar op de maag. Maakt het je bitterverdrietig, vol berouw.
En ook als je dan de diepe troost hebt ontvangen, die Jezus Christus biedt: de enige troost in leven en sterven. Dat je met heel dat schuldige leven, met alles wat mis is, maar ook met de butsen die je opliep, de gebrokenheid die je aan den lijve ervaart, – met je zonden en je wonden dus – bij Hem terecht kunt. Dat Hij je verzoent, dat Hij je heelt, dat Hij je werkelijk mens laat zijn – dat is weer dat zoete! – dan houdt het niet op. Nee, dan vraagt Hij je ook om Hem te volgen. En dat betekent wel: zelfverloochening en kruisdragen. Dat kan ook bitter zijn. Zwaar op de maag liggen.
Over kruisdragen gesproken. In de Poolse stad Breslau staat een monument. Het is gewijd aan Dietrich Bonhoeffer, de bekende Duitse dominee en theoloog. Het is een eenvoudig bronzen beeld. Een naakte, robuuste torso. Er zit onverzettelijkheid in, maar ook kaalheid. En een kruisgestalte in. Als je de Gekruisigde navolgt, Jezus Christus, kan je eigen leven ook een kruisvorm krijgen.
Bonhoeffer was in 1939 in New York. Hij was een gevierd theoloog. Hij was gevraagd om in Amerika college te komen geven. Het had hem gestreeld. Maar daar in New York werd hij bevangen door heimwee. Naar zijn eigen land, zijn eigen broeders en zusters, die het onder het Naziregime zo moeilijk hadden. En hij ging hier een veilig en academisch leventje leiden?
Bonhoeffer las een dagtekst. Uit het boekje van de Hernhutters. Dat deed hij elke dag. Zo’n tekst tot je nemen, eten zeg maar, en daarmee je dag laten kleuren. Dit keer kwam de tekst uit 2 Timoteüs 4. Dat begint met Demas, die Paulus verlaten heeft ‘omdat hij de tegenwoordige wereld heeft liefgekregen.’ En dan zegt Paulus tegen de jonge Timoteüs: ‘Kom snel naar mij toe.’ En het eindigt met de zin: ‘Kom voor de winter.’
Dit sloeg in bij Bonhoeffer. Hij hoorde er Gods eigen roepstem in. Hij wist genoeg. Hij boekte de terugreis. Terug naar Duitsland. Naar zijn eigen volk, zijn kerk, zijn roeping. Maar ook met grote kans om te lijden. En dat werd het. Hij werd gevangengenomen en uiteindelijk, vlak voor de bevrijding, op last van Hitler zelf, geëxecuteerd.
Bitter? Zeker. Maar ook zoet. Omdat Bonhoeffer ook in de gevangenis bleef getuigen van Christus. Bleef preken uit dat Woord, dat eerst door hemzelf was heengegaan. En in z’n houding en daden trouw bleef, aan z’n roeping, en aan de mensen om hem heen. In die gevangenis schreef hij ook kostelijke brieven en gedichten.
René van Loenen maakte daar een lied van. En daarmee wil ik afsluiten. Ook omdat het zo goed aansluit bij ons tekstgedeelte, bij dat bitterzoete van het Evangelie en van de navolging van Jezus:
Ontferm U over ons in kwade dagen
als wij de zware last zo wankel dragen,
gebrandmerkt en gekrenkt tot op het bot,
ontferm U God.
Ontferm U over ons in stille uren
als wij de schaduw van de dood verduren,
onwetend van het ons beschoren lot,
ontferm U God.
Gij die ons nooit ontbreekt, zo lang wij leven
zo lang zult Gij ons met uw licht omgeven
en met uw liefde – wonderbare macht,
Gij geeft ons kracht.
Wij mogen in de avond, in de morgen,
ons veilig bij U weten en geborgen
tot in het diepe zwijgen van de nacht,
o stille wacht.
Amen
zingen Gezang 442
gedenken overleden gemeentelid
dankgebed en voorbeden
collectemoment
slotlied Gezang 288:1,4,8
zegen
0 Reacties