openingstekst ‘U kent de huidige tijd: het moment is gekomen waarop u uit de slaap moet ontwaken, want de redding is ons meer nabij dan toen we tot geloof kwamen. De nacht loopt ten einde, de dag nadert al.’ (Romeinen 13:11,12a)
Gemeente van Jezus Christus,
Code Rood. Het klonk de afgelopen week vaak in de media: ‘Code Rood voor de noordelijke provincies.’ Het had daar zo geijzeld, de wegen waren zo spekglad, dat opgeroepen werd niet naar buiten te gaan. Daarvoor was het veel te gevaarlijk. Dat lieten de beelden ook wel zien van botsingen en auto’s die van de weg raakten.
Code Rood. Daarmee zou je de boodschap van Johannes de Doper ook kunnen typeren. Hij spoorde de mensen immers aan, zegt onze tekst. De Naardense Bijbel heeft het zelfs ook over ‘oproepen’. Nou, deze oproepen liegen er niet om. Over gevaar gesproken, vers 9: ‘De bijl ligt al aan de wortel van de boom: iedere boom die geen goede vruchten draagt, wordt omgehakt en in het vuur geworpen.’ En in vers 7 wordt gedreigd met het ‘komende oordeel.’ Als dat geen Code Rood is!
Lukas is heel sober in zijn beschrijving van Johannes. Andere evangelisten melden wel iets meer over zijn verschijning. Die was ruig. Hij was gekleed in een ruwharen mantel van kamelenhaar. En zijn voedsel bestond uit sprinkhanen en wilde honing. Zijn verblijfplaats was de woestijn. Daar waar iedere luxe afwezig is. Ruiger, onherbergzamer kan niet! En nu is hij uit de woestijn gekomen, in de omgeving van de Jordaan. De mensen stromen toe bij deze opvallende verschijning, maar vooral vanwege z’n boodschap die inslaat. Het is een boodschap van boete en bekering. Ik denk niet dat hij deze gefluisterd heeft. Hij zal z’n stem verheven hebben. Z’n hoofd liep vast rood aan. Code Rood!
‘Dat zal allemaal wel, maar wat moeten wij daar anno 2016 mee?! Dit doet me eerlijk gezegd denken aan bepaalde preken van vroeger. Of preken bij andere kerkgenootschappen, ter rechterzijde zeg maar. ‘Hel- en verdoemenispreken’ zoals je die crue noemt. Preken met alle nadruk op het oordeel, op Gods dreigende straf. Zoiets moeten we toch niet meer willen? Dat heeft toch heel weinig met Gods liefde te maken?! Dat is toch geen Evangelie, de goede, de blijde boodschap?!’
Is dat zo? Heeft Johannes’ boodschap inderdaad weinig uit te staan met het Evangelie? Onze tekst zegt juist iets anders: ‘Op deze en andere wijze spoorde hij de mensen aan en verkondigde hij hun het goede nieuws.’ Op deze wijze spoorde hij de mensen aan en verkondigde hij het goede nieuws. Dus ook wat wij van hem horen in ons tekstgedeelte is verkondiging van het Evangelie! Want dat staat er letterlijk. Dus ook die heftige, die vlammende woorden van Johannes, zijn evangelie! Hier wordt trouwens precies hetzelfde werkwoord in het Grieks gebruikt als Gabriël tegenover Zacharias als hij de geboorte van Johannes aankondigt in Lukas 1: ‘Ik ben uitgezonden om je dit goede nieuws te brengen.’ En ook bij de engel in de kerstnacht tegenover de herders wordt hetzelfde werkwoord gebruikt: ‘Ik kom jullie goed nieuws brengen, dat het hele volk met grote vreugde zal vervullen.’ Johannes’ boodschap staat daar niet haaks op, maar is evengoed Evangelie.
Hij mag het aankondigen. Hij is als een heraut, die voor de komende koning uitgaat. Die als het ware op de bazuin blaast en dan roept: ‘De koning komt!!’ Dat is geen verschrikkelijk nieuws, maar dat is goed nieuws! Niet voor niets wordt de profeet Jesaja geciteerd en zijn slotconclusie is (vers 6): ‘al wat leeft, zal zien hoe God redding brengt.’ Redding, dat is Gods doel. Daar is Hij op uit. Niet maar voor een enkeling. Nee, iedereen zal het zien. Het is dus universeel. Het gaat iedereen aan!
Vandaar dat Lukas ook inzet met het noemen van de wereldpolitiek. Het was het 15e jaar van keizer Tiberius. En daarna de landelijke politiek: Pontius Pilatus was stadhouder in Judea. En Herodes en nog twee anderen in de andere delen van Israël. En Annas en Kajafas vormden de geestelijke leiders. Die boodschap van Johannes, het Evangelie dat hij mag aankondigen, komt dus in de concrete wereld en tijd van toen. Geen beste wereld trouwens. Israël is bezet door de Romeinen. En van die machthebbers die genoemd worden, heeft eigenlijk alleen Filippus geen slechte naam. Tiberius was een wrede keizer, die ook een aantal Joden naar Rome had gedeporteerd. Pilatus stond bekend als onbuigzaam en meedogenloos. Zijn regering werd gekenmerkt door omkoperijen, roverijen en wreedheden. Herodus was ook allesbehalve geliefd bij de Joden omdat hij bijvoorbeeld een nieuwe hoofdstad Tiberias in Galilea liet bouwen op een grafplaats en beelden liet plaatsen op openbare plaatsen: een doorn in het oog van de Joden. Kortom: het was geen beste wereld en geen beste tijd waarin Johannes zijn verkondiging begint. Maar daarin verkondigt hij redding en vergeving, niet maar voor een enkeling, maar voor iedereen! Als dat geen Evangelie is!!
Zeker, maar je moet wel gered willen worden! En zeker is er vergeving, maar dan moet je wel weten waarvan je vergeven moet worden. Inzien dat je vergeving nodig hebt. Dat zit ook in de doop van Johannes. Over Code Rood gesproken. Die doop is ook een signaal. Een signaal over wie wij zijn, hoe onze situatie is, onze menselijke staat zeg maar.
De doop was in Johannes’ tijd niet onbekend. Hij werd alleen niet voor de Joden zelf gebruikt. Wel voor heidenen die zich bekeerden tot het Joodse geloof. Zij moesten daarvoor gedoopt worden: als een reiniging van hun heidense verleden, het dienen van de afgoden, hun oude leven. Die doop heet de proselietendoop. Proselieten waren heidenen, van geboorte dus geen Jood, maar wel overgegaan tot het Joodse geloof. Zij ondergingen deze doop, die hun reiniging uitdrukte. Doopwater als ‘afwaswater’ zeg maar.
Maar nu komt Johannes en die zegt tegen de Joden: ‘Ook jullie moeten gedoopt worden. Ook jullie moeten gereinigd worden. Je bekeren. Dus veranderd worden. Je bent er niet vanzelf, omdat je Jood bent. Nee, je bent niets beter. Je staat op gelijk niveau als de heidenen. Jullie zijn adderengebroed!’
Johannes zegt dat dus tegen hele gewone Joodse mensen, die daar bij de oever van de Jordaan naar hem staan te luisteren, naar die profeet met z’n ruige outfit, met z’n klinkende stem, met z’n roodaangelopen hoofd. Het zou je maar gezegd worden: ‘adderengebroed’. Wie denkt daarbij niet aan de slang uit Genesis 3, de duivel, de slechtheid pur sang. Daar hebben jullie trekken van!
Je zou toch eerder verwachten dat Johannes dat zou roepen over die corrupte en wrede leiders. Laten we wel wezen: dat is toch tegenwoordig regelmatig de stijl van de gewone man in de straat, zoals dat heet. Die heeft geen hoge pet op van de politici, van hen die waar dan ook leiding geven en laat dat weten ook: op straat, bij de borrelpraat, op de sociale media: ‘één grote boevenbende, ze zitten er alleen voor zichzelf, corrupt. Enz. enz.’ Misschien herkent u zich daar ook wel in. Johannes zal zich zeker ook tegen Herodes richten, maar spreekt net zo goed de gewone man en vrouw aan, in niet misverstane woorden: ‘Jullie zijn adderengebroed. En als er niets verandert, dan gaat het niet goed. De bijl ligt al aan de wortel van de boom. Nee, denk niet: ‘Ik ben toch een Jood, een kind van Abraham. Het zit toch al goed?!’ Ik las ergens: ‘de geboortegrond redt de boom niet, alleen het dragen van goede vruchten, de vruchten van boete en bekering, die bewaren voor het kappen en verbranden ervan.’ Maar zonder vruchten is het klaar, over en uit.
Dat zegt Johannes niet alleen tot die mensen daar bij de Jordaan. Dat zegt hij ook tegen mensen rond de Gouwe zeg maar. Hij zegt het ook tegen ons. Wij kunnen ons ook niet beroemen op het feit dat we netjes hervormd zijn, genuanceerd PKN, goed christelijk, een trouwe kerkganger en ga zo maar door. Nee, dat soort grond redt onze boom op zich niet. Het gaat om die goede vruchten van een nieuw leven. Dragen we die? Zo niet, dan gaat de bijl er uiteindelijk in. En dat is iets anders dan een snoeischaartje zo hier en daar. O nee, dat is radicaal en rigoureus!
Dat is schrikken! Zeker, flink schrikken. Code Rood in het kwadraat! Donkerrood! Maar weet je nog: ook dit is Evangelie. Het is een goede boodschap. Het is een heilzame schrik. Wakkerschrikken uit gezapigheid en geestelijk indutten. Het is ook wakkerschrikken uit hoogmoed. Als je denkt: ‘Ach, met mij valt het best mee. Ik ken echt genoeg mensen die het een stuk slechter doen. Of ze nu op het pluche zitten of in de criminaliteit. En zelfs buiten dat zijn er genoeg slechtere mensen dan ik. Nee, God kan met mij best tevreden zijn…’
Maar Johannes’ oproep schrikt uit zulke hoogmoed wakker: ‘Adderengebroed!’ Er zit genoeg slechts en kwaads in ons. Nee, daar hoeven we die slang zelf niet de schuld voor te geven. Daar zijn we zelf verantwoordelijk voor als kleine slangetjes. Wat we kunnen sissen tegen anderen. Wat we kunnen denken over anderen. Hoe we ons kunnen afzetten tegen anderen. Of wat we juist laten liggen, terwijl het zo goed had kunnen doen. Hoe we weigeren kunnen God te geloven op zijn woord, hoe kunnen we tekortschieten in onze liefde tot Hem. En als je denkt: ‘Ach, het valt met mij wel mee’, denk dan nog even terug aan die spiegel die ons vanmorgen werd voorgehouden, die persoonlijke biechtspiegel, waarin Gods geboden, alle tien, heel concreet werden gemaakt. Het is een persoonlijke biechtspiegel, dus die vragen betroffen u. Het was geen zaak om voor anderen te luisteren. Toen je die vragen hoorde, toen je zo in die spiegel keek, zag je toen een gaaf en volmaakt spiegelbeeld? Nou, ik niet… En dat is slikken. Dat is schrikken.
Maar nogmaals: het is een heilzame schrik. Die Code Rood is ook het rood van Gods liefdevolle hart dat klopt uit bewogenheid voor ons. Want dat is het, gemeente. God is zo om ons bewogen, Hij bekommert zich zo om ons dat Hij ons wil redden, dat Hij ons wil vergeven. Maar daarvoor wijst Hij ons wel aan waarvan we gered moeten worden: die hoogmoed, die verlorenheid, dat slangengif, die concrete zonden waarvan Hij ons wil vergeven. Laten we er niet voor weglopen, maar God gelijk geven: ‘Ja Heer, het klopt. Er is zoveel mis in mijn leven. Vaak genoeg. Ik ga me niet verontschuldigen. Ik wijs niet naar anderen. Ik belijd het. En ik wil het anders.’
Dat zeggen die mensen daar bij de Jordaan ook tegen Johannes, vers 10: ‘Wat moeten we doen?’ Inderdaad, want geloven is geen theorie, een verzameling mooie ideeën. Nee, het is een zijnswijze, het heeft alles met de praktijk te maken, met je doen en laten. Johannes’ antwoord ís ook praktisch. Als je twee stel onderkleren hebt, deel dan met wie niet heeft. Evenzo ook met voedsel. Dat was voor die mensen toen geen abacadabra. Er was veel armoede toen. Deel van je overvloed, zegt Johannes. Dat zijn die vruchten die God vraagt. Dat hoort bij die die zijnswijze van Gods Koninkrijk.
Nee, dat is niet zo moeilijk te begrijpen. Johannes overvraagt de mensen ook niet. Opvallend dat het dan juist gaat om het intermenselijke. Gods koninkrijk is namelijk geen kwestie van ieder voor zich. Als ik het maar goed heb met God, ‘it’s well with my soul’ en verder niet. Nee, heeft die ander het goed? Wat kan ik doen om het goed te krijgen voor die ander? Wat kan ik delen: van mijn bezit, van mijn tijd, van mijn aandacht? Dat is de stijl van Gods koninkrijk: de gemeenschap, de verbondenheid met de ander.
En vervolgens komen er twee groepen die er in die tijd echt uitlagen bij het gros van de mensen, mensen die vaak uitgekotst werden door de gemeenschap: tollenaars en soldaten. Beide groepen werkten samen met de Romeinen, de gehate bezetter. Ook zij vragen: ‘wat moeten we doen?’ Johannes negeert ze niet. Hij stuurt ze ook niet weg. Hij zegt ook niet: ‘Geef je beroep op, want dat kan echt niet!’ Nee, hij richt zich op de mens zelf, achter hun beroep. In dat beroep gaat het om werkelijk mens zijn, om die zijnswijze, om de bijbehorende vruchten. Vandaaruit moeten de tollenaars niet meer belasting vorderen dan wat opgedragen is. Dus geen zelfzucht ten koste van de ander. En de soldaten mogen niet afpersen en omkopen. Ze moeten tevreden zijn met hun soldij. Daar genoeg aan hebben.
Nee, Johannes overvraagt niet. Het is eigenlijk eenvoudig. Om in je eigen beroep, in je eigen situatie, God te dienen en de ander. Geen zelfzucht. Geen ellebogenwerk ten koste van een ander. Niet over lijken gaan. Dat geldt voor ons ook. In welke situatie we ons ook bevinden. Welk werk we ook doen, betaald of vrijwillig. In onze eigen netwerken. Daar delen, daar het goede zoeken, naar wat verbindt, wat correspondeert met die liefde van God, met zijn vergeving, met zijn Koninkrijk. Dat zijn de vruchten die God zoekt en waar Hij van geniet!
‘‘Wat moeten we doen?’ Dit doen en dan gered worden? Klinkt dit niet erg naar je eigen behoud verdienen zeg maar? Of zoals ze dat vroeger noemden: werkheiligheid?’ Nee, het zijn vruchten. En vruchten die zijn een gevolg van. De oorzaak, de bron, ligt in Gods genade, in zijn vergeving, in zijn redding. Dat is Gods doel. Dat belooft Hij ons. Zo zoekt Hij ons op. Ook door zo’n ruige profeet als Johannes. En als we ons laten redden – dus ook niet denken: ik kan niet vergeven worden, het is te erg, teveel – nee, die genade, die vergeving ontvangen, dan zullen er vruchten komen. Hele concrete. Die belofte mocht Johannes aankondigen. Dat Evangelie mocht hij verkondigen, ook aan ons vanmorgen.
Als een heraut. Ja, een heraut is zelf de koning niet. Hij kondigt hem aan, wijst door. Zo doet Johannes dat naar Jezus, vers 16: ‘Hij vermag meer dan ik. Ik doop met water, maar Hij met de Heilige Geest en met vuur.’ Dat is al helemaal uitgebeeld in de doop. Daarmee zegt Jezus: ‘Ik geef je iets.’ Iets? Iemand! De Heilige Geest! Hij geeft nieuw leven. Hij schenkt die vrucht. Ja, dat is een heel proces. Want een vrucht is er niet zomaar. Die rijpt. Die groeit. Die bekering is ook niet eenmalig, maar dagelijks. Jezus geeft niet alleen, Hij neemt ook weg. Door het vuur. Vuur niet om te vernietigen. Zo klinkt het misschien. Maar het is juist vuur om te reinigen. Dat bedoelt Johannes ook met dat Jezus meer vermag. Johannes doopte met water. Maar water reinigt minder sterk, minder grondig dan vuur. Met vuur kun je iets echt door en door reinigen. Denk maar aan een naald die je met vuur ontsmet, helemaal steriel maakt. Jezus reinigt door en door. Het waardeloze, het kaf van de zonden, van wat haaks staat op Gods wil; dat brandt Hij weg, dat verzoent Hij helemaal.
Nou, die Heer laat je dan toch zijn werk in je doen. Gevend en nemend, reinigend en vernieuwend?!
Nog één keer: Code Rood. Rood is dus vooral de kleur van de liefde, van de passie, die God voor ons heeft. Het is ook de kleur van het ochtendlicht. Deze week nog zo’n prachtig rood ochtendgloren, alsof de lucht in brand stond. Dominee Troost maakte over het morgenrood, als beeld voor Jezus, een mooi lied, een gebed in feite:
Licht, voorzichtig morgenrood,
zon die sluimert in de kim,
licht versluierd – maak u groot,
kom, o bronnen van leven, klim!
Kleur met zachte, warme tint
wolken zwaar en zwart van haat –
kus mij, kus mij als een kind,
kus mij, stille dageraad!
Licht, voorzichtig morgenrood,
ziet mijn hart uw liefde niet,
sta ik aan het donker bloot
hopeloos – geen lach, geen lied,
loop ik aan mijzelf voorbij,
tastend naar uw licht gelaat,
kom en leg u hand op mij,
kus mij, stille dageraad!
Licht, voorzichtig morgenrood,
zon die nieuwe wegen wijst,
die, gedaald in onze dood,
uit de schoot der aarde rijst,
Christus die de morgen schiep,
roep de dag die niet vergaat –
doe ontwaken wie ontsliep,
kus mij, stille dageraad!
Amen
0 Reacties