orgelspel
welkom en mededelingen
zingen Psalm 90:1 Gij zijt geweest, O Heer, en Gij zult wezen
stil gebed
votum en groet
openingstekst Jezus zegt: ‘Zalig zijn zij die treuren, want zij zullen vertroost worden.’ (Matteüs 5:4; Herzien Statenvertaling)
zingen Psalm 23b:1,3,5 De Heer is mijn herder! ‘k Heb al wat mij lust
lezing van gebod van God uit Romeinen 12 (9-16a)
zingen Lied 912:1,5,6 Neem mijn leven, laat het, Heer
gebed om verlichting met de Heilige Geest
zingen kinderlied Hemelhoog 730 Schatkist vol gebeden
kindermoment
Ik heb weer wat meegenomen. Weten jullie wat dit is? Een korenaar. En wat zitten er daarin? Graankorrels. En wat worden die als je die fijnmaalt? Meel. En wat bak je van meel? Brood bijvoorbeeld.
Deze korenaar lag op de kist van mijn vader. Mijn vader die overleden was. Hij was zoon van een bakker. Vandaar. Wat zou een bakker zijn zonder graan, zonder meel? Zelf was mijn vader geen bakker geworden, maar schoolmeester. Hij vertelde graag. En gebruikte daarbij ook vaak voorbeelden.
En nu lag er zo’n voorbeeld op zijn kist. Want dat is die korenaar. Die ook alles met dood en begraven te maken heeft. En wat er nog meer is. Weet je, eigenlijk is sterven en begraven worden als zaaien.
Als je zo’n graankorrel zaait, dan gaat-ie de grond in. En dan blijft er van die graankorrel niets over. Nou, wacht: in het voorjaar schieten er plantjes op. Die in de zomer prachtige goudgelen korenaren worden, zoals deze. Moet je nagaan, uit één zo’n graankorrel is zo’n volle korenaar gegroeid. Het is allebei graan, maar ook anders. Nou, zo zal het zijn als we sterven en begraven worden. We mogen geloven dat het dat niet voorbij is. Nee, dat we zullen opstaan eens. Net als Jezus opstond uit de dood. Met een nieuw, prachtig lichaam. We zijn dan nog steeds dezelfde, jij bent jij, ik ben ik, maar ook heel anders. Want dan zullen we nooit meer ouder worden, nooit meer ziek, nooit meer sterven. Maar voor altijd jong. Helemaal volmaakt. En heel dichtbij Jezus.
Daar kun je naar uitkijken, toch? En dat mag ons ook troosten als we denken aan mensen die gestorven zijn. Juist ook in deze dienst. Straks zijn jullie daar ook bij. Want jullie komen dit keer wat eerder terug uit de kindernevendienst, zodat jullie er ook bij zijn als we de namen noemen van mensen uit de kerk die in het afgelopen jaar gestorven zijn. Denk dan nog maar aan die korenaar. Het is voor deze mensen niet voorbij, maar het mooiste is voor hen gekomen. Een goede kindernevendienst en tot straks.
schriftlezingen Prediker 7:1-6 en Filippenzen 1:20-24
tekstlezing ‘Het is beter dan je naar een huis vol rouw gaat dan naar een huis vol feestrumoer, want in een huis vol rouw eindigt iedereen. Dat neme ieder mens zijn leven lang ter harte. Je kunt beter droevig zijn dan vrolijk, want bij een droevig gezicht maakt het hart het goed.’ (Prediker 7:2,3)
verkondiging
Gemeente van Jezus Christus,
Nooit ben ik het meer vergeten. Het was in mijn vorige gemeente. Ik was op bezoek bij een oudere vrouw, van wie de zoon overleden was. Verschrikkelijk. Kinderen horen hun ouders naar het graf te brengen, niet omgekeerd. Maar het was gebeurd.
Het werd een eerlijk gesprek. Emotioneel ook. Tranen waren niet tegen te houden geweest (alsof dat moet, trouwens), maar ook de nodige vragen waren gekomen, zoals: ‘Soms denk ik weleens: is het niet allemaal een droom geweest? Maar dan weet ik het weer, hoe verschrikkelijk echt het was en dan vraag ik me af: waarom moest het zo, zo ontluisterend?’ en ‘laat God nog wel iets van zich merken?’ Ik luisterde vooral, want antwoorden klinken zo snel makkelijk en voorbarig. Uiteindelijk legden we het allemaal eerlijk voor de Here God neer, in het gebed.
Terwijl ik in de hal stond bij de kapstok om mijn jas aan te trekken, hoorde ik haar opeens roepen: ‘O, moet u kijken, wat mooi!’ Door het ruitje van de deur zag ze blijkbaar iets heel bijzonders. En toen ze de deur opendeed, zagen we het samen, in volle glorie, tegen een diepdonkere lucht: de regenboog! Eén van de allermooiste regenbogen die ik ooit gezien heb: een volledige, met daarboven, een stuk vager, nog een tweede.
Het regende. De tranen kwamen als het ware ook van boven… maar daar dwars doorheen de zon, Góds zon, met de regenboog als resultaat: ‘zijn boog in de wolken’: zo’n duidelijk signaal van Hem! We keken elkaar aan en zeiden niet veel. Want dit was zo veelzeggend.
Ik moest toen denken aan onze tekst uit Prediker: ‘Het is beter dat je naar een huis vol rouw gaat dan naar een huis vol feestrumoer.’ Die ochtend was dat helemaal waar gebleken.
Toch denk je misschien: ik vind het wel een confronterend gedeelte uit Prediker. Neem dat eerste vers: ‘De dag waarop je sterft is beter dan de dag waarop je wordt geboren.’ Was die Prediker zwaar depressief toen hij dit opschreef? Levensmoe? Hoe kun je dit nu menen?! Een geboorte is toch iets prachtigs, een wonder, een geschenk van God?! En sterven is toch juist iets heel verdrietigs, soms echt afschuwelijk, en altijd weer zo definitief!
Zeker. Maar Prediker is een denker. Een zeer goed observator ook. Hij heeft heel goed om zich heen gekeken. En daarbij wel het één en ander ontdekt. Natuurlijk is een geboorte vreugdevol, een feest. Maar een geboorte betekende ook, zeker in die tijd, de nodige zorg. Er moest weer een mond gevuld worden. En veel mensen toen hadden het echt niet breed. Bovendien begint er met de geboorte een leven, dat vol risico’s is, allerlei onvoorziene dingen kunnen gebeuren. Ook moeilijke en verdrietige. Misschien herken je dat ook wel, als je je over de wieg buigt en denkt: wat zal er met dit kind gebeuren? Wat hangt het niet allemaal boven het hoofd? Het kan je opeens aanvliegen.
Terwijl je die gedachten niet meer hebt bij een overledene. Dat leven is ten einde. Afgerond, hopelijk. En natuurlijk is dat heftig en verdrietig. Juist op deze dag, in deze dienst, beseffen we dat extra. Maar de dood kan ook een verlossing zijn. Als die laatste fase zo moeilijk is: als een lichaam helemaal gesloopt is, als de benauwdheid zo groot is, de geest zo in de war, of iemand helemaal niet meer bereikbaar is, dan wordt de dood een verlossing. Niet voor niets noemen we het toch over-lijden, oftewel: over het lijden heen gehaald worden. Naar een andere werkelijkheid. Naar Gods werkelijkheid. Naar zijn nieuwe wereld. Daarom schrijft Paulus ook in Filippenzen 1: – we lazen het – ‘Ik verlang ernaar om te sterven en bij Christus te zijn, want dat is het allerbeste.’ Bij Christus, zonder dat iets meer die band verstoort. Zonder ziekte, zonder zorgen, zonder vragen, zonder missers. Over het lijden heen naar zijn werkelijkheid. Ja, dat geweldige uitzicht is er voor ieder, die het net als Paulus van Jezus Christus leerde hebben.
Daarom is, in de woorden van Prediker, de dag waarop je sterft beter dan de dag waarop je geboren wordt.
En toch: slaat die Prediker niet een beetje door in het vervolg, onze tekst van vanmorgen: ‘Het is beter dat je naar een huis vol rouw gaat dan naar een huis vol feestrumoer’?! Wat is er nou weer mis met een feest, met genieten van vrolijkheid en feestgedruis?!
Niets. Ook voor Prediker zelf niet, want twee hoofdstukken verder schrijft hij: ‘Draag altijd vrolijke kleren, kies een féést(!)elijke geur. Geniet van het leven met de vrouw die je bemint. Geniet op alle dagen van je leven, die God je heeft gegeven.’ Prediker is dus allesbehalve levensmoe of depressief. Het leven is een geschenk van God, dat we dankbaar mogen omarmen, en mogen genieten van het goede, inclusief de feestjes die er zijn. Deed Jezus niet zijn eerste wonder juist op een feest, op een bruiloft, waar het feest in het water dreigde te vallen toen de wijn op was?! En water (!) door Hem in wijn veranderd werd: als een teken van zijn Koninkrijk: vol van vrede en fonkelend van vreugde!
Prediker kent ze beide: het huis vol feestrumoer en het huis vol rouw. Maar het gaat hem er daarbij niet om waar we liever kómen, maar wat beter is. En ‘beter’ is bij Prediker altijd wijzer. Dus, waar word je nu werkelijk wijzer, waar kom je echt tot bezinning, waar wordt je hart het diepst geraakt? Op een feest of bij een uitvaart? Ik las ergens: ‘Hoe gaat het op een feest? Je beleeft er plezier aan, je eet en drinkt, je spreekt met die en gene, maar iedereen houdt het vooral graag gezellig. Aan het eind ga je naar huis en val je als een blok in slaap. En hoe gaat het op een uitvaart? Onontkoombaar word je daar geconfronteerd met de kwetsbaarheid en eindigheid van het bestaan, met wat er wel en niet toe doet in het leven, en met wie je bent als mens, voor anderen en voor God.’
Zo is het toch? Een huis vol rouw, oftewel een overlijden, een uitvaart, confronteert je met je eigen sterfelijkheid. Of zoals Prediker zegt: ‘In een huis vol rouw eindigt iedereen.’ Ook ik dus. Dat kan ik verdringen, daar kan ik voor vluchten, in van alles en nog wat. Ja, ook in gefeest, maar dan wordt het eigenlijk ‘dansen op de vulkaan’, zong De Dijk al. Ik kan m’n doodsangst proberen te overstemmen met een hoop drukte en lawaai, of verdoven in de roes, of verdringen door heel hard te werken. Maar dat is niet wijs. Nee, veel beter, veel wijzer, is het eerlijk onder ogen te komen, het bijbels realisme van Prediker te aanvaarden: ook ik ben sterfelijk. Ook voor mij komt het moment dat ik deze aarde zal verlaten. Ook voor mij komt er een huis vol rouw.
Prediker noemt het. Nee, niet alleen hier. Iemand noemde zijn boek eens terecht ‘één lange meditatie over de dood’. Niet om daar in te zwelgen. Om alleen maar aan de dood te denken. Dat zou obsessief zijn. O nee, het besef van onze eindigheid moet ons, volgens Prediker, ervan doordringen dat het leven een geschenk is: iedere ademteug, iedere hartenklop. En dat het leven daarom dankbaar genoten mag worden. Ik heb juist bij terminale mensen gezien hoe zij daar extra van doordrongen kunnen zijn. Dat iedere nieuwe dag echt een geschenk is, iedere vogel die ze horen zingen een zegen, iedere ontmoeting met een geliefde een godsgeschenk.
‘Het is beter dat je naar een huis vol rouw gaat dan naar een huis vol feestrumoer.’ Op het eerste gezicht lijkt het zwartgallig, maar bij nader inzien, en door eigen ervaring, zijn het ware woorden, toch? Want juist in verdriet ontdek je wie je ware vrienden zijn. Juist rond een overlijden kun je als familie, als vrienden, zo dichtbij elkaar komen. Juist rond het sterven van een dierbaar en kostbaar mensenkind praat je met elkaar zoals je eigenlijk anders niet met elkaar praat.
Ik herken dat zelf ook. Rond het overlijden van mijn vader, bijna een jaar geleden, waren we als gezin zo close, zo één, terwijl iedereen ook zichzelf mocht zijn in zijn of haar eigen verdriet. Maar wat we toen deelden, aan herinneringen, aan dankbaarheid, aan geloof en verwachting; dat hadden we zo niet eerder gehad, als ik eerlijk ben. Ik koester het. En juist ook vandaag, op deze zondag, nu zijn naam genoemd wordt in de kerk in Waddinxveen, word ik daar weer bij bepaald.
Ook bij het vervolg van onze tekst: ‘Je kunt beter droevig zijn dan vrolijk, want bij een droevig gezicht maakt het hart het goed.’ O ja, ook dit zijn prikkelende woorden van Prediker. En er is genoeg tegenin te brengen: verdriet kan het hart ook overhoop gooien. Je kunt ook verdwalen in het doolhof van de rouw. En toch, iemand schreef bij onze tekst, zo diep en waar: ‘Tranen doorweken de bodem van het hart, waardoor er gedachten doorbreken die je daarvóór niet had en die je wijzer maken dan je was.’
Wat een mooi beeld hè? Tranen als water dat de vruchtbare bodem van het hart doorweekt, waardoor er gedachten kunnen opschieten die je echt helpen, die goed zijn en goed doen. Ja, juist in je verdriet, in je gemis, in je rouw, weet je dat je het zelf niet redt, dat je afhankelijk bent van Gods troost, dat je het helemaal moet hebben van zijn genade, van zijn nabijheid, van zijn uitzicht.
Iemand die dat ook heel goed wist, was Paulus. Als hij zijn brief aan de Filippenzen schrijft, zit hij in de gevangenis. Maar juist daar ervaart hij Gods genade. Maar hij mist die christenen in Filippi. Hij zou om hen nog heel graag langer blijven leven. Die kersverse gelovigen daar zou hij nog zoveel willen meegeven: over God, over Christus, over het leven met en door Hem. In die zin wil hij echt nog niet heengaan…
En dat herkennen we denk ik ook wel van onze overleden geliefden. Hoe ze nog heel lang zeiden: ‘Ik wil nog niet dood. Ik kan m’n geliefden nog niet missen. Ik wil nog zoveel met hen delen. Juist hen loslaten vind ik zo moeilijk, hoewel het allerbeste echt nog komt’: over het lijden heen bevorderd tot hoger heerlijkheid, zoals ze bij het Leger des Heils zo treffend zeggen.
Ja, dat is het dubbele. Dat was ook het dubbele voor Paulus: voor z’n medegelovigen wilde hij blijven leven, maar tegelijk werd het verlangen naar Christus steeds sterker, om voor altijd bij Hem te zijn. ‘Want dat is het allerbeste’, schrijft hij er expliciet bij.
Juist in tijden van moeite en verdriet mag je daar nu al glimpen van zien: van die heerlijkheid, van een open poort, die wijd open staat, waardoor het licht komt stromen.
Zoals die keer dat ik bij een echtpaar was. In haar lange strijd met de kanker zat ze in een hele moeilijke fase. De bestralingen zorgden voor een uiterst pijnlijke en geïrriteerde huid. De moeheid was immens. Maar ze had het niet alleen fysiek zwaar. Ze worstelde met God, vertelde ze eerlijk: ‘Waarom moet ik dit allemaal doormaken? Vooral voor mijn man, mijn kinderen, m’n kleinkinderen, vind ik het zo erg. En wat mezelf betreft: wil God me wel hebben? Is het in mijn leven niet tekort?’ Ze zei het met verstikte stem. Tranen vloeiden.
En toen gebeurde er iets wonderlijks. Ook met een regenboog. Die verscheen boven het water van de plas. Ook zo’n perfecte regenboog, zoals uit het begin van de preek, met daarboven vaag nog een tweede. Maar deze boog stond boven de plas, als een poort. En op het water leek een pad ernaartoe, in dezelfde kleuren van de regenboog, die op het water weerspiegeld werd. Als een weg van veelkleurig licht, naar die open poort. Alsof God tegen haar, tegen ons zei: ‘Staar je niet blind op je eigen omstandigheden, op je eigen twijfels en onzekerheid, op je onvermogen en tekort. Ik ben er en Ik zal er zijn. Met Mij is de weg te gaan. Ik breng je thuis. Door die open poort. In mijn Vaderhuis. Op mijn tijd. Om Christus’ wil.’ We moesten alle drie huilen. Van ontroering. Van dankbaarheid.
Een Psalm zegt, heel beloftevol: ‘Zij die in tranen zaaien, zullen oogsten met gejuich.’
Daarom: lof zij U, Vader, Zoon en Heilige Geest. Amen
muzikaal meditatief moment Nuvole Bianche (witte wolken) van Ludovico Einaudi door Lotte van den Berg op piano
zingen Hemelhoog 460 Ik zal er zijn
gedenken van de overleden gemeenteleden uit het afgelopen kerkelijk jaar
gedicht
STERVELING
Als Gij uw handen
op mijn ogen legt
en ik niets weet te zeggen
dan te zwijgen,
wilt Gij het zelf zijn
die uw Naam, uw Toenaam zegt –
dan valt het duister
en uw dag gaat stijgen
Jaap Zijlstra
zingen Psalm 73:9 Nu blijf ik bij U voor altijd
dankgebed en voorbede
collectemoment
slotlied Lied 416:1,3,4 Ga met God en Hij zal met je zijn
zegen
orgelspel
0 Reacties