zingen           Psalm 24:4 ‘Gij poorten, hef uw hoofd omhoog’

stil gebed

votum en groet

openingstekst         ‘Juich als de HEER, uw koning, verschijnt.’ (Psalm 98:6b)

zingen           Lied 439:1,4 ‘Verwacht de komst des Heren’

voortzetting heilig avondmaal 

aan tafel lezen we Jesaja 40:9-11 en zingen we Psalm 23b:4,5

danken en gebed om de verlichting met de Heilige Geest

schriftlezing                       Lukas 21:5-36

zingen           Lied 1010:1,2 ‘Geef vrede, Heer, geef vrede’

tekstlezing   Lukas 21:28 ‘Wanneer dat alles staat te gebeuren, richt je dan op God en hef je hoofd, want jullie verlossing is nabij!’

verkondiging

Gemeente van Jezus Christus,

‘Er is veel gaande in de wereld en in de geschiedenis. Je krijgt de indruk dat de tijd steeds sneller gaat en dat de gebeurtenissen steeds heftiger worden. Het is alsof we met miljarden mensen in één reusachtige trein zitten die voortsnelt door de tijd.’ Zo begint dr. Hoek zijn boekje ‘Nabij de toekomst’, waarin het gaat over het eind der tijden, over de wederkomst van Christus en wat daaraan vooraf gaat.
Dat beeld van die reusachtige trein bleef bij me hangen, omdat het zo’n treffend beeld is. U, jij en ik, alle mensen zitten als het ware in een reusachtige trein die voortsnelt door de tijd. Waar gaat die trein eigenlijk heen? Als je dat de medereizigers zou vragen, zouden er verschillende antwoorden kunnen komen: ‘Geen flauw idee. Ik kan toch niet in de toekomst kijken.’ Of: ‘Nou, ik heb wel een idee waar het met die trein op uitloopt: de schroothoop. Kijk eens hoe wij mensen met deze wereld omgaan: in ras tempo jagen we de energievoorraden erdoor heen, plegen roofbouw op de aarde en buiten haar helemaal uit.’  ‘Ja, ik sluit me daar bij aan’, vult iemand anders aan, ‘uiteindelijk rijden we met z’n allen recht op de afgrond af, of misschien wordt het wel een enorme botsing, een enorme meteoriet of een ander hemellichaam dat op de aarde knalt, met desastreuze gevolgen.’
Hoe dan ook, veel mensen, veel medereizigers op die reusachtige trein, zijn behoorlijk pessimistisch over waar het heengaat, zeker als het over de lange termijn gaat.

Vanavond klinkt er een andere stem – als het ware door de speakers in de trein. Het zijn de woorden van de machinist zelf. Mag ik Jezus zo noemen? Hij doet mededelingen over het verloop van de reis, met name over de laatste fase, voordat het eindstation wordt bereikt. Mededelingen zoals ze tot ons komen vanuit Lucas 21. Daaruit blijkt dat het absoluut geen probleemloze reis is. Integendeel, er zullen oorlogen zijn, maar ook aardbevingen, vreselijke besmettelijke ziekten, hongersnoden en vervolging. Zelfs in de kosmische wereld van zon, maan en sterren zullen veranderingen zijn. De hemelse machten zullen zelfs wankelen. En op de aarde zullen de zeeën zich verheffen.

Ik weet niet hoe dat met u is, als je deze mededelingen hoort, maar mij viel op hoeveel ervan al herkenbaar is. Als je bij wijze van spreken door het raampje van de trein naar buiten kijkt: deze wereld, deze tijd, in kijkt, dan zie je hier toch veel van terug? Oorlogen en burgeroorlogen, ze zijn er. Aardbevingen, ze lijken elkaar steeds sneller op te volgen. Besmettelijke ziekten, onder mensen en onder dieren, ze grijpen om zich heen. En de zeeën verheffen zich, plotseling en wreed, zoals bij een tsunami of orkaan of langzaam, maar zeker: de zeespiegel die alsmaar verder stijgt.
En je vraagt je af: hoeveel van die vreselijke tussenstations komen er nog? Wat zal er allemaal nog meer gaan gebeuren? Jezus is er eerlijk over: het zal door de crisis, door de verdrukking, door al die verschrikkelijke tekenen, heengaan. Dat is geen pessimisme, maar zijn realisme.

Maar wat roept die mededeling op bij al die reizigers? Schrikken ze op, slaat de angst hen om het hart? Of horen ze die mededeling helemaal niet, althans niet echt. Zoals wel vaker ook in een gewone trein mensen glazig voor zich uitkijken als er iets medegedeeld wordt. Is dat ook zo bij die woorden van Jezus, over de tekenen der tijden: ‘Ach, die zware taal, die kennen we nu wel. Zo’n vaart zal het toch niet lopen…’ Of – en ook dat zie je vaak genoeg in een trein – dommelt men rustig verder, hoort men het helemaal niet, omdat men slaapt, ingedut is?

Of is men juist zeer alert? Heeft men de krant erbij opgeslagen of de nieuwssites erbij aangeklikt: ‘Zie je wel! Wat daar nu gebeurt in het Midden Oosten, met Israël, en hier met de Europese Unie, en met al die andere tekenen. Echt, we zitten nu precies bij dat station. En daarna krijg je dat station, en dan dat en dan zijn we er.’ Zoals er ooit een vrouw was in 1988, die geen nieuwe vloerbedekking meer aanschafte. ‘Nee’, zei ze, ‘dat heeft helemaal geen zin, want dit jaar komt Jezus terug, en dan ben ik hier niet meer. Wat moet ik dan met nieuwe vloerbedekking?!’ Ze had dat aan de hand van een aantal bijbelteksten en het stichtingsjaar van de staat Israël uitgerekend. Maar Jezus kwam niet terug in 1988 en intussen is ze er inderdaad niet meer, maar dat omdat ze overleden is. Jezus kwam toen niet terug. Ook niet in 2000, toen veel mensen dat ook dachten met zo’n nieuw millennium.  Nee, en telkens moesten mensen hun berekeningen weer bijstellen, weer een andere uitleg aan al die bijbelteksten en de daarin genoemde tekenen geven.

Laat één ding duidelijk zijn, gemeente – om maar in het beeld van vanavond te blijven – wij hebben het spoorboekje niet. Jezus zegt elders in het Evangelie, dat niemand die ure, het tijdstip van zijn wederkomst, de aankomst op het eindstation zeg maar, kent, wij mensen niet, maar ook de engelen niet, zelfs Jezus zelf niet! Alleen de hemelse Vader! Nee, wij hebben het spoorboekje niet. Of moet ik nog moderner zeggen: die app met de exacte reisinformatie ontbreekt ons. Laten we de Bijbel zo ook maar niet gebruiken.

Tegelijk vragen die tekenen der tijden van onze kant wel om een reactie. Onze tekst wijst daarin de weg, geeft de gelovige reactie, biedt het juiste perspectief om deze tekenen te plaatsen: ‘Wanneer dat alles staat te gebeuren, richt je dan op en hef je hoofd, want jullie verlossing is nabij.’ Door al die vreselijke dingen die gebeuren of nog staan te gebeuren, moet je niet ineenkrimpen van angst, wegduiken in een hoekje, zwaarmoedig en terneergeslagen zijn. Nee, je mag je juist oprichten, je hoofd omhoogheffen.
Kinderen kunnen dat zo mooi doen. Denk maar aan hoe ze de intocht van Sinterklaas kunnen opwachten. Ze turen de einder af. Zien ze al wat? Hé, daar klinkt het geluid van een scheepshoorn, daar is een stipje te zien. Ze gaan op hun tenen staan, ze rekken hun nek zo ver mogelijk uit, kortom: ze popelen van verwachting. Zo mogen wij uitzien – in versterkte mate – want het gaat hier om de komst van de Heilige zelf, de Koning der Koningen, het gaat hier om de verlossing die naderbij komt. De verlossing van alles wat ons nu zo kan beklemmen en benauwen. De verlossing van de dood, en al z’n voorlopers en navolgers. De voorlopers van de dood: ziekte, pijn, moeten loslaten. En z’n navolgers: verdriet, gemis, rouw. Van dat alles zullen we verlost worden als de Koning komt. Maar ook van al het kwaad, van de duivel, van alle aanvechtingen en verleidingen, van alle gebrokenheid en zonde, van alle onvolmaaktheid en tekorten. Die verlossing, dat is het eindstation, het grote feest dat dan eindelijk zal beginnen om nooit meer te stoppen, met als stralende middelpunt onze God, die alles zal zijn in allen. Zul je daar niet naar uitzien, dus je niet laten verlammen door pessimisme en wanhoop, maar je juist hoopvol oprichten en vol verlangen je uitstrekken of er al iets van deze toekomst te zien is?

Misschien denkt u nu: heel mooi, zo’n positieve wending, maar ik heb daar nog wel m’n vragen bij. Want kom je daar dan zomaar, op dat feest? Eindigt de reis voor mij niet op een heel ander eindstation? Als je begrijpt wat ik bedoel. Het kan toch immers twee kanten op?
Zeker kan het twee kanten op: of voor altijd bij de Here, deel krijgen aan Zijn eeuwige verlossing, of niet… Uiteindelijk is dat eindstation ook voor de Mensenzoon verschijnen, zegt Jezus in het laatste vers van ons tekstgedeelte: vers 36. Dan velt Hij het definitieve, het laatste oordeel over ons leven. Dat kan je wel eens aanvliegen. Mij wel…

Maar weet je, die Rechter dan wil nu onze Redder zijn. Dat heb je toch geproefd aan het avondmaal, de maaltijd van de verlossing? Jezus’ offer als een volkomen verzoening van al onze zonden, en tegelijk een voorsmaak van de eeuwige verlossing… En wat klonk daar, voordat we aan tafel gingen? ‘Laten we onze harten omhoog naar de hemel verheffen.’ Dit rijmt toch helemaal op onze tekst ‘Richt je op, hef je hoofd, want jullie verlossing is nabij.’ Terwijl je aan tafel zat, mocht je hart bij de Heer in de hemel zijn, werd je opgericht. En zijn verlossing is zo nabij, als het brood dat je aangereikt werd en de wijn die je mocht drinken. En zijn verlossing is zo zeker, als je brood en wijn ontving!
Zo wilde Hij ons geloof versterken. Ja, als je door het geloof een persoonlijke relatie met (zoals ik Hem eerder noemde) de machinist, de Here Jezus, hebt, dan mag je weten dat dat eindstation van de verlossing je deel mag zijn.

Er is een liedje van Johnny Cash dat dit prachtig verwoordt. Ook met de metafoor van een trein. Het heet ‘Down there by the train’. Ik vertaal de eerste regel maar gelijk in het Nederlands: ‘Ik ken een plaats waar de trein langzaam gaat, waar de zondaar gewassen kan worden in het bloed van het Lam.’ Prachtig. Daar rijdt de trein langzaam. Daar kun je uitstappen en verlossing vinden.
Het Griekse woord dat in onze tekst voor ‘verlossing’ wordt gebruikt (‘want jullie verlossing is nabij’), dat woord komt verder in de Evangeliën niet meer voor, maar wel regelmatig in de brieven van Paulus. In Efeze 1 bijvoorbeeld: ‘In Jezus Christus hebben wij de verlossing door zijn bloed, de vergeving van de zonden.’ En in Romeinen 3: ‘en wij worden om niet gerechtvaardigd uit zijn genade, door de verlossing in Christus Jezus.’
Die verlossing is er dus straks op het eindstation bij Jezus’ wederkomst: die definitieve verlossing. Maar nu al mag er verlossing gevonden worden: de vergeving van onze zonden, de bevrijding van onze schuld, van de knellende banden van de duivel, kind van God mogen zijn, dat alles door Jezus Christus. Ja, ‘down there by the train.’ We hoeven niet omhoog, we hoeven ons niet omhoog te werken, onze eigen verlossing te bewerkstelligen. Dat zou ook nooit lukken, die kracht hebben we niet, daar is onze schuld te groot voor, onze mogelijkheden veel te gering. Nee, Hij komt naar ons toe, daalt af tot bij ons, zelfs onder ons, om ons omhoog te tillen, uit die diepe put waar we door eigen schuld in geraakt zijn. Het enige wat wij hoeven te doen, is ons te laten redden, onze hand in die van de Here Jezus te leggen, Hem te geloven, dat Hij onze verlossing is, alles wat we nodig hebben, voor nu en voor straks, voor die hele reis op weg naar het eindstation. Hem nu als je Verlosser kennen, betekent ook eens de totale verlossing ontvangen, want dan is de Rechter je Redder.

Ja, dan zitten we anders in die trein zeg maar, die door de tijd snelt. Dan staan we anders in het leven, kijken we anders naar wat er in deze wereld gebeurt. Dan laten we ons niet in slaap wiegen, toch? Of in een roes brengen. Of afleiden door allerlei zaken die ons zo in beslag nemen, dat we geen oog meer hebben voor het einddoel, voor de verlossing. Dat is namelijk een reëel gevaar. Jezus waarschuwt daar niet voor niets voor in vers 34: ‘Pas op dat jullie hart niet afgestompt raakt door de roes en de dronkenschap en de zorgen van het dagelijks leven.’ Je kunt al die tekenen der tijden die gebeuren, of die gaan gebeuren, van je afschuiven, ervoor wegvluchten in de roes die allerlei middelen je bieden. Of juist helemaal opgaan in je werk, in je carrière, je leven helemaal laten bepalen door de macht van de economie, door de waan van de dag. Doe dat niet. Blijf nuchter. Blijf waakzaam. Blijf letten op wat er gebeurt. En laat je er niet door van de wijs brengen. Het zijn namelijk signalen. De tyfoon zeg maar, want zo heet de toeter van een trein. Die ons vertelt dat het eindstation er aan komt. En dan steek je toch je hoofd uit het raam? Dan hoop je toch dat het snel komt, dat Hij spoedig komt? Om zijn Koninkrijk te stichten. Eindelijk vrede en gerechtigheid, op heel de aarde. Eindelijk alles nieuw en de oude dingen die zijn voorbijgegaan. Eindelijk vrij en verlost.

Daar wacht toch een ieder op, die zich aan Hem verbonden weet, die door het geloof aan Hem verbonden is. Vol verwachting klopt ons hart…En dan… Ach, vergelijk het (al is dit ook een zwakke vergelijking) met twee geliefden die elkaar weerzien. Zij komt met de trein, eindelijk na die lange, lange reis. Hij wacht haar op, op het perron. Zij stapt uit. Onderaan het trapje staat hij en hij sluit haar in de armen. Ach, wat valt er dan in eerste instantie te zeggen?
Wat kunnen wij nu zeggen, over het grote weerzien, de ontmoeting met dé Bruidegom, de Verlosser, onze Allerliefste, de Here Jezus Christus? Onze taal is te ontoereikend. Mijn woorden zijn te arm om dat te benoemen. Het zal onze diepste dromen overtreffen en onze stoutste verwachtingen overstijgen. ‘Dan rest er niets meer dan te zingen, want dan is ons pleit beslecht.’  Amen

zingen (als gezongen geloofsbelijdenis)       Hemelhoog 479 ‘Heer, U bent mijn leven, de grond waarop ik sta’

gebed

collectemoment

slotlied         Psalm 89:7,8 ‘Hoe zalig is het volk dat U de lofzang zingt’

zegen