zingen           Psalm 150:1 ‘Loof God, loof Hem overal’

stil gebed

votum en groet

openingstekst         ‘Span daarom al uw krachten in om uw geloof te verrijken met deugdzaamheid, uw deugdzaamheid met kennis, uw kennis met zelfbeheersing, uw zelfbeheersing met volharding, uw volharding met vroomheid, uw vroomheid met liefde voor uw broeders en zusters, en uw liefde voor uw broeders en zusters met liefde voor allen.’(2 Petrus 1:5-7)

zingen                       Hemelhoog 617a ‘Tienduizend redenen’

lezing van het gebod       uit Galaten 5:13-25

zingen           Lied 841:1,2 ‘Wat zijn de goede vruchten’

gebed om de verlichting met de Heilige Geest   

zingen           Hemelhoog 257 ‘Zie de zon’

kindermoment

Wat heb ik hier? Een tros druiven.
Waar haal je die? Bij de groenteboer of de supermarkt.
Maar deze tros niet. Nee, die komt gewoon uit iemands tuin. Iemand uit de Pauluskerk. Dat zit zo. Ik was van de week bij iemand op bezoek. Ik keek naar buiten en daar achter het raam, tegen een houten stellage, een pergola noem je dat, groeide een druivenplant. En daaraan hingen heel veel van dit soort druiventrossen. ‘Wow’, zei ik, ‘daar zitten veel druiventrossen aan!’ Nou, dat hoefde ik geen twee keer te zeggen. De vrouw des huizes stapte naar buiten en knipte zo’n druiventros af, waste die onder de kraan en legde die voor me neer. Toen had ik druif bij de koffie, weer eens wat anders dan een koekje. En ze smaakten echt heerlijk.
Toen dacht ik: ik vraag of ik nog zo’n tros mag lenen voor het kindermoment. Hier is-ie! Oké, de druiven zijn niet zo supergroot als bij de groenteboer of de supermarkt. Dat heeft met ons klimaat hier in Nederland te maken. Maar ze zijn wel heerlijk zoet. Je proeft echt dat de zon er heel vaak en lang overheen geschenen heeft. Daar worden ze echt zoet van. Wie wil ook proeven? Vroeger kreeg ik in de kerk een snoepje voor de preek. Nou, dat is een heel gezond snoepje. Voor de kindernevendienst zeg maar. Hoe smaken ze? Zalig, zou mijn katholieke vriend zeggen.

Waarom vertel ik dit? Omdat het straks in de kindernevendienst bij jullie ook over een druivenplant gaat. En over de vruchten daarvan. Nou, dat zijn die druiven. En dat die vruchten er alleen komen door die druivenplant. Nee, vruchten komen niet vanzelf. Zo is het ook bij Jezus. In jouw leven kan het ook mooi en goed worden, als de zon van Gods liefde in je leven schijnt, en als je dicht bij Jezus blijft, als je in Hem gelooft. Hoe dat is? Zalig!

schriftlezing 1         Lukas 12:13-21

zingen           Lied 797:1,6 ‘Ach hoe vluchtig, ach hoe nietig’

schriftlezing 2  1 Johannes 2:15-27

zingen           Lied 797:7,8 ‘Ach hoe vluchtig, ach hoe nietig’

verkondiging          over de deugd van de matigheid

Gemeente van Jezus Christus,

‘Het spel van de ploeg was matig…’
‘Hoe vind je deze wijn? Hij bevalt mij maar matig.’

Aan dit soort opmerkingen hoor je al dat het woord ‘matig’ vandaag de dag best een negatieve klank kan hebben.
Terwijl matigheid juist een deugd genoemd wordt, in de klassieke oudheid, in de Bijbel en bij christelijke denkers als Augustinus en Thomas van Aquino. Maar dan moet je niet denken aan die negatieve klank die het woord ‘matig’ tegenwoordig kan hebben, maar juist aan de positieve klank, die we ook wel kennen. Zoals bijvoorbeeld bij iemand die een ‘matig’ drinker wordt genoemd. Daar kun je mee thuiskomen, toch? In tegenstelling tot een overmatig drinker. Snap je: matigheid wil dus zeggen dat je maat kunt houden, dat je de maat niet te buiten gaat.

Eigenlijk kun je dat ook goed horen aan het Latijnse woord voor matigheid: temperantia. Daar hoor je ons woord temperen nog in terug. Temperantia, matigheid, is de deugd om, wat de maat te buiten gaat, te kunnen temperen, in bedwang te kunnen houden.
Mooi is dat laatste te zien bij het beeld van temperantia, de deugd van de matigheid, dat bovenop het Paleis op de Dam in Amsterdam staat. Samen met de andere drie kardinale deugden van verstandigheid, rechtvaardigheid en dapperheid wordt de matigheid daar letterlijk verbeeld. In de vorige preek over de deugden liet ik die vier beelden al zien.
Hier nog een keer het beeld van temperantia, de deugd van de matigheid:


Ze is afgebeeld als een stijlvolle vrouw, om die deugd zo aantrekkelijk mogelijk te maken. Ze heeft teugels in haar hand. Veelbetekenend: de mateloosheid moet beteugeld worden. Driften en emoties moeten in bedwang worden gehouden. ‘The beast in me’, zong Johnny Cash al. Het beest in mij, dat de neiging heeft om los te breken, om je mee te slepen, dat moet in bedwang gehouden worden. Dan snappen we ook dat die deugd van de matigheid in de Bijbel ook wel met ‘zelfbeheersing’ wordt vertaald.
Hoe dan ook: zelfbeheersing, matigheid: het is een belangrijke deugd, een noodzakelijke zelfs. Toch?

Zeker ook voor onze tijd. Volgens de Nederlandse filosoof Andreas Kinneging leven we in een mateloze wereld. De economie draait om het principe ‘Greed is good’, oftewel: ‘Hebzucht is goed’, omdat ze onze welvaart vergroot. Reclamemakers weten precies hoe ze ons daarin kunnen beïnvloeden en onze verlangens kunnen aanwakkeren. Zodat we gaan denken dat we altijd nog iets nodig hebben om gelukkiger te worden: die kleding, dat gadget, dat grotere huis, enz. enz. Maar als we dat dan hebben, dan is het verlangen niet vervuld, nee: dan begint het na verloop van tijd weer te knagen, want het kan altijd weer groter, mooier, hipper, exclusiever.

Hebzucht dus. Daar gaat ook Jezus’ gelijkenis over, die we vanmorgen lazen. Over het landgoed van een rijke man dat veel had opgebracht. De man dacht: ik bouw nog grotere schuren, dan ben ik van mijn toekomst verzekerd. Maar Jezus noemde hem een dwaas, want in diezelfde nacht kon hij sterven, en wat had hij dan aan die opbrengst, aan die grotere schuren? Voor wie waren dan al die schatten? M.a.w., als hebzucht je drijfveer is, sta je uiteindelijk met lege handen. Daarom: wees rijk bij God.
Jezus vertelde die gelijkenis na zijn waarschuwing: ‘Pas op, hoed je voor iedere vorm van hebzucht.’ Dat doet toch weer aan die teugels denken: beteugel die hebzucht, houd die eronder, geef er niet aan toe. Beheers jezelf daarin. Juist ook met het oog op je toekomst, op je eeuwige toekomst. Want alles waar die hebzucht naar taalt en graait, moet je bij je laatste ademtocht loslaten. Of zoals ze vroeger zeiden: ‘Een doodshemd heeft geen zakken.’ Billy Graham zei het moderner, maar net zo scherp en raak: ‘Ik heb achter een rouwstoet nog nooit een verhuiswagen zien rijden.’ Je kunt echt niks meenemen dan. Daarom: hoed je voor iedere vorm van hebzucht.

Hebzucht is letterlijk de ‘zucht’ om te hebben. Die zucht heeft alles te maken met begeerte. De begeerte is namelijk de motor tot heel veel kwaad. ‘Begeerte baart zonde’, schrijft Jakobus in zijn brief beeldend en confronterend. De begeerte is de vruchtbare grond voor de zonde.
Johannes schrijft over ‘de wereld met haar begeerte.’ Het zit dus helemaal in deze wereld ingebakken. En aangezien wij bij die wereld horen, dus ook in ons.
Kijk, de wereld komt binnen via onze zintuigen. Op zich is daar niets mis mee, behalve als begeerten worden opgewekt, en als die zonden baart, als de maat te buiten wordt gegaan. Dan wordt eten zwelgen, drinken zuipen, sport en spel verdwazing en seksualiteit bandeloosheid, zoals ik ergens las. En daar wordt een mens echt niet gelukkiger van. Integendeel: het maakt je leeg, het maakt je los van God, het gaat ten koste van anderen.

Daarom: beteugel die begeerte, beheers jezelf. Ik zei het al: matigheid wordt in de Bijbel ook vertaald als ‘zelfbeheersing’. Het gaat erom om dat ons zelf, met z’n begeerten, om dat zelf te beheersen.
Het Griekse woord daarvoor is ‘enkrateia’. Daar zit het woordje ‘kratos’ in verborgen, oftewel: ‘kracht’. Zelfbeheersing is dus een kracht . Ja, om die begeerten te beteugelen, om je zelf te beheersen, heb je kracht nodig. Dat gaat echt niet vanzelf. Die begeerten zijn immers sterk en listig.

In de Grieks-Romeinse cultuur, waarin de eerste christenen leefden, bestond die zelfbeheersing uit zelfdiscipline. Iemand als Plato zei dat je heldhaftig en gedisciplineerd die strijd met je begeerten aan moet gaan en ze temmen, ze beteugelen. Met andere woorden: je moet die kracht, die bij die zelfbeheersing hoort, dus uit jezelf halen.
Maar in de Bijbel is dat anders. Daar is de zelfbeheersing, de matigheid, een deel van de vrucht van de Geest. We hoorden dat vanmorgen uit Galaten 5, bij de gebodslezing. Zelfbeheersing hoef je niet uit jezelf te halen, nee: ze is vrucht van de Geest. Ze is gevolg van Zijn vervulling. En de Heilige Geest is Christus in je. Als Hij je vervult, groeit en rijpt die vrucht, ook de zelfbeheersing, de matigheid. Ja, het is net als met die druiven bij het kindermoment. Die druiven groeien en rijpen alleen als de ranken verbonden zijn aan de wijnstok. Zo komt die vrucht van de zelfbeheersing in
ons leven als we verbonden zijn met Jezus Christus, als we in Hem zijn, en Hij in ons.
Dat is de krachtbron om onszelf te beheersen, om de deugd van de matigheid te beoefenen. Of zoals Paulus in Efeze 6 schrijft: ‘Zoek je kracht in de Heer, in de kracht van zijn macht.’
Ik vind dat zo’n geweldige uitdrukking: ‘de kracht van zijn macht’. Het is eigenlijk dubbelop. Dat geeft aan hoe groot die krachtbron van Christus is, gemeente. Goddank hoeven we die kracht voor die zelfbeheersing niet uit onszelf te halen, maar uit Christus, de Opgestane. Juist in z’n opstanding is die kracht gebleken. De dood kon Hem niet houden. En diezelfde kracht is er voor ons, om onszelf te beheersen, om die schadelijke begeerten te beteugelen.

Of zoals het positief luidt: om de deugd van de matigheid te beoefenen. Vanuit die krachtbron van de Geest, vanuit de verbondenheid met Jezus Christus. Ja, ook heel praktisch. Dat vraagt ook echt bekering, gemeente. Om genoeg te kunnen hebben. Om die hebzucht, die zucht naar altijd maar meer, los te laten. We worden er immers ten diepste alleen maar leger van. Bovendien gaat het ten koste van anderen, van Gods schepping. Ja, die matigheid gaat ook over de grote verbanden.
Ik las bij de econoom Paul Schenderling dat voor onze consumptie hier in Nederland 10 miljoen moderne dagloners dagelijks werken en ze doen dat voor een hongerloon. In feite pure uitbuiting. Ook gaat die ongebreidelde consumptie ten koste van onze aarde. De klimaatcrisis heeft hier alles mee te maken.
Matigheid betekent concreet: leven zonder moderne dagloners uit te buiten en met een ecologische voetafdruk van het equivalent van één aardbol. Die voetafdruk is trouwens eenvoudig uit te rekenen via internet en ook wat je ervoor moet laten. Ja, dan gaat het over wat je eet, hoeveel en welke kleding je koopt, hoelang je met elektrische apparaten doet, hoe vaak (of beter: hoe weinig) je vliegt, enz. enz.

Nou, denk je misschien: wat hebben die stappen van mij nu voor een effect, als de grote verspillers en vervuilers niet aangepakt worden? Daar heb je een punt: de grote omslag hierin moet gemaakt worden in de politiek, in de industrieën. Maar het is geen of/of, maar en/en. Protesteren tegen vervuilende en verkwistende industrieën is niet geloofwaardig als je zelf niet duurzaam leeft, als je zelf de deugd van de matigheid niet beoefent, als die vrucht van de Geest niet in je leven rijpt. En aan de vrucht herkent men de boom… Als je straks voor je Schepper staat om verantwoording af te leggen, zal Hij je niet vragen: ‘Wat heeft Tata Steel allemaal gedaan? Wat deed de regering?’ Maar wel: ‘Wat heb jij gedaan? Waar zijn de vruchten in jouw leven? Ook die van de matigheid?’

Reden genoeg om die vrucht nu te laten groeien en rijpen in ons leven. Maar vergeet niet: het is een hele smakelijke vrucht. Met de smaak van Gods Geest, de intense smaak van Jezus’ liefde. Daar heb je toch genoeg aan?  Ja, is dat niet het geheim van de matigheid: dat je kunt genieten van wat je hebt in plaats van gefixeerd te zijn op wat je mist? Dat is de vrucht van matigheid, gemeente: kunnen genieten van genoeg, van wat je hebt en niet van wat je mist.
Ik moest denken wat ik ooit bij professor Van den Beukel las. Hij schreef over z’n moeder. Ze was een eenvoudige vrouw, die dankbaar leefde, die tevreden was met wat ze had. Ze zei: ‘Ik heb dan wel geen bontjas, maar wel een bont schort!’
Het is dus kunnen genieten van wat je hebt. Het is eenvoudig kunnen leven. Genieten van wat God je geeft. Om je ogen de kost te geven wat God je in zijn schepping voorschotelt: de bloemen, de vogels, de lach van een kind, de wijsheid van een oudere. Enzovoort, enzovoort. Je daarover verwonderen en ervan genieten. En daar anderen in laten delen.

Dat hoort ook bij die deugd van de matigheid. Niet voor niets volgt die op de deugd van de rechtvaardigheid. Weet je nog wat die betekende? Dat anderen bij je terecht kunnen, dat er recht gedaan wordt aan iedereen. Daar hoort dus ook delen bij. Kijk, het tegenovergestelde van matigheid is begeerte, is hebzucht. En daar draait het in feite alleen om het eigen ik. Moet je maar eens opletten bij die gelijkenis van Jezus over die rijke man. Hoe vaak hij het woord ‘ik’ en ‘mijn’ in de mond neemt: ‘Wat ík zal doen is dit: ík breek mijn schuren af en bouw grotere, waar ík al mijn graan en goederen kan opslaan, en dan zal ík tegen míjzelf zeggen: Je hebt veel goederen in voorraad, genoeg voor vele jaren. Neem rust, eet, drink en vermaak je.’ Ikke, ikke, ikke. Maar rechtvaardigheid en matigheid staan hier haaks op. Bij die deugden draait het juist ook om anderen: anderen om je heen, anderen op deze wereld, de schepping van God. Deze deugden delen graag. En weet je: als je kunt delen, geniet je dubbel, omdat je ook geniet van wat de ander heeft. Daarom:

Wij willen gaven delen
met mensen wereldwijd.
Want delen wordt tot helen
wanneer de ander lijdt.
De Heer heeft zich gegeven
en deelde onze nood.
Zo heelde Hij ons leven.
Hij is het levend brood.

Amen

zingen           Hemelhoog 712 ‘Wij willen gaven delen’ 

gedenken overleden gemeentelid

bijdrage van vertrouwenspersonen Pieter van Boven en Herma Koopmans

dankgebed en voorbeden 

collectemoment     toegelicht door diaken van dienst.

slotlied         Psalm 150:2 ‘Hef, bazuin, uw gouden stem’

zegen