zingen Lied 360:1,4,6 ‘Kom Schepper, Geest, daal tot ons neer’
stil gebed
votum en groet
openingstekst ‘Elke morgen schenkt de HEER nieuwe weldaden. Veelvuldig blijkt uw trouw!’ (Klaagliederen 3:23)
zingen Hemelhoog 336 ‘Groot is uw trouw, o Heer’
zingen (als gezongen Tien Woorden) Lied 310 ‘Eén is de HEER, de God der goden’
gebed
kindermoment
Mag ik jullie voorstellen aan Ed …
Dit is Ed. Ed Skelet. Van de voorkant en van de achterkant.
Misschien vind je het een beetje eng zo’n skelet, maar weet je, dat wij er van binnen allemaal zo uit zien? Voel maar. Hoor maar. (kloppen op ellenboog en hoofd) En dat is maar goed ook, want als je geen botten zou hebben, geen skelet, weet je wat er dan gebeurt? Dan ben je maar een hoopje vlees. Nee, die botten, dat skelet, houdt je lichaam mooi bij elkaar.
Weet je, je zou de gemeente, alle mensen in de kerk bij elkaar, ook met een lichaam kunnen vergelijken. Dat verzin ik trouwens niet. Nee, dat staat in de Bijbel: de gemeente is het lichaam van de Here Jezus. En wie zou je met de botten kunnen vergelijken? De mensen van de kerkenraad. Waar zitten die trouwens? Daar vooraan. Er komen er vanmorgen vier bij. En er gaan er ook drie uit, en we zoeken er nog een paar, maar goed: kerkenraadsleden.
Je hebt eigenlijk drie soorten. Ouderlingen. Wie weet wat die doen? Je hebt diakenen. Wat doen die? En kerkrentmeesters? Wat doen die? Nou met elkaar leiden ze de gemeente, zorgen ze dat alles bij elkaar gehouden wordt, dat de gemeente echt een lichaam van de Here Jezus is, en blijft! Heel belangrijk dus. Net zo belangrijk als het skelet. Maar het belangrijkste is natuurlijk dat we met elkaar dat lichaam van de Here Jezus zijn. En daarbij kan niemand gemist worden: jij niet, u niet, ik niet. En een stukje van dat lichaam is ook de kindernevendienst. Een fijne tijd daar en tot straks!
schriftlezingen
zingen Psalm 33:8 ‘Wij wachten stil op Gods ontferming’
verkondiging Thema: de deugd van de dapperheid
Gemeente van Jezus Christus, Eppy, Trudy, Trudy, Marius en Johan,
‘De deugd staat in het midden’.
Dat wordt wel eens geroepen bij het maken van een groepsfoto tegen degene die in het midden staat. Of iemand zit ergens op een bank, precies in het midden en zegt het zelf, niet zonder ironie: ‘De deugd in het midden…’
Eigenlijk komt die uitdrukking over de deugd in het midden bij de filosoof Aristoteles vandaan. Volgens hem is de deugd het juiste midden. Neem die laatste kardinale deugd die vandaag centraal staat: de deugd van de dapperheid. Volgens Aristoteles is die deugd het juiste midden tussen enerzijds angst en anderzijds overmoed. Angst kan verlammen, maar overmoed kan tot roekeloosheid leiden, die gevaarlijk is voor jou of voor anderen. Het juiste midden hiertussen is moed, is dapperheid.
Die deugd van de dapperheid komt ook in de Bijbel voor. Israël wordt daartoe opgeroepen aan het slot van Deuteronomium, voordat ze het beloofde land binnentrekken: ‘Wees sterk en moedig, wees niet bevreesd en schrik niet voor hen (de inwoners van het land) terug, want het is de HERE, uw God, Die met u meegaat.’
Aan het slot van zijn eerste Korinthebrief roept Paulus z’n lezers op: ‘Wees waakzaam, volhard in het geloof, wees móedig en sterk.’
Jezus zegt tegen zijn discipelen: – we lazen het in Johannes 16 – ‘Jullie zullen het zwaar te verduren krijgen in de wereld, maar houd moed: Ik heb de wereld overwonnen.’
En in Psalm 27 spoort de psalmist zichzelf aan: ‘Wacht op de HEER, wees dapper en vastberaden, ja, wacht op de HEER.’
Deze bijbelse oproepen maken duidelijk dat dapperheid echt een deugd is, die je kunt krijgen, die je moet beoefenen. Het is dus geen karaktertrek die de één wel en de ander niet heeft. Zo van: er zijn nu eenmaal bangige mensen en je hebt juist ook overmoedige figuren, roekeloze types. En daarnaast ook moedige mensen, daar ergens tussenin. Dat is gewoon hun karakter. Daar doe je weinig aan.
Nee, gemeente, al die bijbelse oproepen tot moed en dapperheid laten juist zien dat het een deugd is, die je kunt krijgen en in de praktijk moet brengen. Net als die andere deugden, die eerder ter sprake kwamen. Die deugd van de dapperheid is daarbij ook essentieel om stand te houden en vol te houden. Dat geldt voor ons allemaal.
Ook voor jullie, nieuwe ambtsdragers.
We hadden van de week een voorbereidingsavond. Dat werd een mooie en eerlijke ontmoeting. Waarin jullie ook aangaven het spannend te vinden, om je ambt te vervullen: kan ik dat? Hoe doe ik dat? Ja, ook daar heb je wel moed voor nodig, toch?
Goddank is het een deugd, die, net als die andere deugden, allereerst een eigenschap van God zelf is. Is God moedig dan? Wat dacht u! Vraagt het geen moed dan om een wereld te scheppen, met daarop mensenkinderen, die de vrije wil hebben om God lief te hebben of dat juist niet te doen? Met alle gevolgen van dien. En toch koos God daarvoor. Daar moet je wel moed voor hebben!
En toen wij mensen toch onze eigen gang gingen, met alle verschrikkelijke gevolgen van dien, toen zond God zijn eigen Zoon, om onze breuk te helen. Bij Hem, bij Jezus Christus, zien we die moed in vlees en bloed. Ondanks alle tegenstand, bleef Hij standvastig in zijn trouw aan zijn hemelse Vader en zijn liefde voor ons mensen. Hij gaf zichzelf aan het kruis: toch de ultieme vorm van dapperheid.
Dus moed en dapperheid vinden we, op z’n volmaaktst, bij God, bij Jezus. Dus: hoe word je dapper? Hoe krijg je moed? Door te vertrouwen op de Heer. Of zoals de tekst uit Psalm 27 zegt: ‘Wacht op de HEER.’ Dat is geen doelloos wachten, nee: het is verwachten. Er op vertrouwen dat Hij er voor je is. Dat Hij je de moed schenkt, de durf om stappen te zetten. Stappen die jij zelf misschien helemaal niet voor mogelijk had gehouden.
Dus God schenkt ons de dapperheid en met behulp van de Heilige Geest mogen we ons die deugd toe-eigenen.
Die deugd staat echter niet op zichzelf. Niet voor niets is het een reeks van zeven deugden die we behandeld hebben, die echt bij elkaar horen. Of zoals ik bij Ariaan Baan las, in z’n mooie boek over de deugden: ‘Los van die andere deugden wordt dapperheid al snel een ondeugd die ons afleidt van God en onze naasten, en toeleidt naar een leven waarin we zelf toch weer in het middelpunt staan.
Gecombineerd met de andere deugden leidt dapperheid ertoe dat gewone mensen grootse dingen doen. Dapperheid versterkt ons geloof: ze is de innerlijke kracht die maakt dat je ondanks de onzekerheden van het bestaan, het waagt om in God te blijven geloven. Dapperheid versterkt de hoop: ze is de innerlijke kracht die maakt dat je bij verleiding van cynisme en onverschilligheid er toch op blijft vertrouwen dat God zijn beloften nakomt. Dapperheid versterkt onze liefde: ze is de innerlijke kracht die maakt dat je zelfhaat en egoïsme overwint, zodat je God en je naasten kunt liefhebben. Dapperheid versterkt onze verstandigheid: ze is de innerlijke kracht die maakt dat je kritisch naar jezelf kunt kijken en de strijd met zonde aangaat. Dapperheid versterkt onze rechtvaardigheid: ze is de innerlijke kracht die maakt dat je in confrontatie met onrecht, kunt doen wat recht is in Gods ogen. Dapperheid versterkt onze matigheid: ze is de kracht die maakt dat je bij alle heilloze verleidingen van onmatigheid Gods heilzame ritme blijft vinden.’
Aldus Ariaan Baan. De dapperheid als innerlijke kracht die al die andere deugden versterkt. Ja, dan snappen we die zelfaansporing van onze tekst wel: ‘Wees dapper’.
Mag ik het nog wat concreter maken? Voor jou bijvoorbeeld, als je ziet hoe in de klas iemand het pispaaltje is. Durf je dan voor diegene op te komen, omdat het zo onrechtvaardig is? Of jij, als je uitgaat met je vrienden. Dat je nee durft te zeggen tegen dat pilletje of andere drugs? Ook al ben je één van de weinigen…
Of: je hebt gedronken. Maar op een gegeven moment weet je: nu moet ik ophouden, anders beheerst die drank mij in plaats van ik mezelf, misschien wel met alle gevolgen van dien. Ja, dan heb je ook moed nodig om te zeggen: ‘Ik stop’. En u, durft u uw stem te verheffen als er over andere kwaadgesproken wordt?
Of je moet als ambtsdrager een lastig gesprek voeren. Je hikt er tegenaan. Omdat je bang bent voor een conflict. Je hebt de neiging om het uit te stellen, maar je hebt het al zo vaak uitgesteld. Je beseft op dat moment: ‘Nu heb ik moed nodig.’
Of er breekt een nieuwe, verdrietige fase aan in je leven. Je wilt er eigenlijk niet aan. Je hebt heimwee naar het verleden. Je hebt de neiging om te blijven hangen, om het nieuwe terrein niet te betreden. Je beseft: nu wordt er moed van me gevraagd.
Ach, ik denk dat we allemaal genoeg voorbeelden, genoeg concrete situaties kunnen bedenken in ons leven, binnen en buiten de kerk, waar die moed gevraagd wordt.
Besef dan: die moed, die dapperheid, hoef je niet uit jezelf te putten, die kun je krijgen bij de Heer. Bij Jezus Christus die het jou zelf zegt: ‘Houd moed, want Ik heb de wereld overwonnen.’ De wereld zelfs, dus alles wat ons neer kan drukken, wat ons beangstigt, wat ons belemmert. Christus heeft overwonnen, dus door Hem, in zijn spoor, kunnen we verder, met goede moed.
Ik moest denken aan de Deense dominee Kaj Munk. In de nieuwjaarsdienst van 1944 deed hij iets bijzonders. Hij ging niet op de preekstoel staan en zelfs niet op het liturgisch centrum. Ook hield hij zijn jas aan en z’n sjaal om. Zo verdrietig en boos was hij omdat gemeenteleden hadden samengewerkt met de Duitse bezetter. Ze hadden meegebouwd aan de verdedigingslinie tegen de geallieerden. Munk was sowieso al diep teleurgesteld in de Deense regering die zich zonder slag of stoot had overgegeven aan de Duitsers. Hij had zich in een andere preek ook uitgelaten tegen de Jodenvervolging en opgeroepen tot verzet.
Z’n nieuwjaarspreek was voor de Duitse bezetter de druppel. Hij werd doodgeschoten en z’n ontzielde lichaam werd op straat achtergelaten.
Net als Bonhoeffer had Munk de moed om tegen het kwaad van het nazisme in te gaan, om heulen met de vijand te hekelen en op te komen voor hen die vervolgd worden.
Zulke voorgangers zijn voor mij een spiegel. Zou ik zelf die moed hebben? Zoals je dat ook kunt hebben bij vervolgde christenen op deze wereld. Als je hun getuigenis verneemt, hun moed, hun volharding, dan denk je toch: zou ik dat kunnen? Zou ik dat durven? Zo dapper zijn?
Rikkert Zuiderveld dichtte eens in dit verband:
DAPPER
Je hoort zo af en toe van die verhalen:
een man die wordt vervolgd om Christus’ wil,
die wordt gemarteld, houdt zich waardig stil
en heeft zijn vijand lief. Zijn ogen stralen.
Ik weet niet of ik ook zo dapper ben,
ik roep al bij de tandarts: ‘Ik beken!’
Naast het tragikomische van dit gedicht, met dat slot over die tandarts, is het vooral ook een heel eerlijk gedicht, waarin Rikkert zich heel kwetsbaar opstelt. Eerlijk is ook over z’n angst. Niet alleen voor de tandarts, maar zeker ook voor het veel ergere: waar vervolgde christenen mee te maken krijgen.
En weet je, juist dat kwetsbare vind je ook in de Bijbel. Want dapperheid en moed betekenen daar echt niet dat je niet bang kunt zijn.
Neem Psalm 27: daarin proef je ook de dreiging. Van vijanden. Van tegenstanders. En de zorgen en de angst bij de Psalmdichter daarbij. Dat wordt niet stoer onderdrukt. Nee, dat wordt benoemd. Zoals in zoveel Psalmen. Dat maakt die Psalmen ook zo herkenbaar, zo actueel, zo ontzettend modern eigenlijk.
Dapperheid wil niet zeggen: wie is de stoerste en sterkste christen? Nee, dapperheid is dus juist ook eerlijk en kwetsbaar durven zijn. Dat had Kaj Munk ook. Ooit vertelde hij daar in een preek ook eerlijk over. Hij zei toen: ‘Het gebeurt regelmatig dat in de gemeente de dominee degene is die het zwakst in het geloof is.’ Zo kwetsbaar durfde (!) Kaj Munk te zijn.
Gemeente, zou het niet goed, zou het niet nodig zijn, dat wij dat ook durven: zo kwetsbaar zijn. Eerlijk ook over onze twijfels, onze zwakten, ons geworstel. Zouden we dan niet veel dichter bij elkaar kunnen komen? En vooral ook heel dichtbij Christus, wiens kracht juist in zwakheid wordt volbracht…
Ik zeg dat ook tegen jullie, ambtsdragers. Jullie zijn niet een soort elitecorps, een voorhoede die het sterkst gelooft, die het meest zelfverzekerd is. Nee, we zijn net zulke zwakke en kwetsbare mensen. En het helpt echt als je dat ook durft te uiten. Naar elkaar toe, binnen de kerkenraad. Naar de gemeente toe, in de pastorale bezoeken, in de diaconale hulp, in het beheer van onze kerk en naar buiten toe.
En wat ontdekte die Kaj Munk, tot zijn eigen verbazing? Juist in zijn omgang met mensen in moeilijke situaties, en bij zijn eigen getob? ‘Hoe groot Jezus was bij degenen die verlies hadden geleden. Dat het hun enige troost en sterkte was dat Hij hun Verlosser was.’
Eén van jullie zei het in het voorgesprek: ‘Voor mij is het diepste geheim van mijn roeping: Jezus Christus. Wie Hij is. Wie ik door Hem ben. Wat Hij me schenkt: eeuwig leven! En wat wij allemaal door Hem kunnen zijn.’
Of zoals het in het bevestigingsformulier staat, dat we straks zullen lezen: ‘Herinner u altijd met dankbaarheid dat het Christus’ eigen kudde is, die u wordt toevertrouwd. Hij heeft haar verworven door zijn bloed: het is zijn kerk.’
Ja, Hij is de deugd in het midden. In ons midden.
Lof zij U, Christus!
Amen
zingen Lied 869:1,5,7 ‘Lof zij de Heer, ons hoogste goed’
bevestiging ambtsdragers Johan Bezemer (herbevestiging als ouderling-kerkrentmeester), Eppy Boschma (bevestiging als diaken), Trudy Lugthart en Marius van Rouwendal (bevestiging als ouderling) en Trudy Roskamp-Luesink (bevestiging als ouderling-kerkrentmeester)
lezing formulier en beantwoorden van de vragen
zingen Psalm 134:1,2 ‘Gij dienaars aan den HEER gewijd’
inzegening, knielen en bevestigingsteksten
Johan: ‘Als de HEER het huis niet bouwt, vergeefs zwoegen de bouwers.’ (Psalm 127:1a)
Eppy: ‘Dien de HEER met vreugde.’ (Psalm 100:2a)
Trudy Lugthart: ‘U bent zelf een brief van Christus, door ons opgesteld, niet met inkt geschreven maar met de Geest van de levende God, niet in stenen platen gegrift maar in mensenharten.’ (2 Korintiërs 3:3)
Trudy Roskamp-Luesink: ‘Wees niet ongerust, maar vertrouw op God en op Mij. (Johannes 14:1)
Marius: ‘Laat onder u de gezindheid heersen die Christus Jezus had.’ (Filippenzen 2:5)
zingen Psalm 134:3
vraag aan gemeente
toespraak tot nieuwe en afscheidnemende kerkenraadsleden door Jan de Graaf, voorzitter van de kerkenraad en ouderling van dienst
dankgebed en voorbeden
collectemoment
slotlied Hemelhoog 472 ‘Ga nu heen in vrede’
zegen
Mooie en bemoedigende dienst, niet alleen voor de bevestigde ambtsdragers, maar voor iedereen die de dienst mocht bijwonen (fysiek of via de stream). We mochten horen dat de Here God zelf ons de deugden, ook die van moed of dapperheid, wil schenken en dat zij uit Hem voortkomen. Lof zij Hem!