Welkom en mededelingen
Zingen Psalm 149:1 ‘Halleluja! Laat opgetogen’
Stil gebed
Bemoediging en groet
Aanvangstekst ‘Blijf altijd bidden. En dank God altijd, wat er ook gebeurt. Want dat wil God van jullie, omdat jullie bij Jezus Christus horen.’ (1 Thessalonicenzen 5:17)
Zingen (met combo) Hemelhoog 705 ‘Kinderen van de Vader’
Gebed
Schriftlezing Lucas 17:11-19 door Katinka
Zingen (met combo) Hemelhoog 564 ‘Voor uw liefde, Heer Jezus’
Preek Thema: Dankuwel!
Wat heb ik hier bij me?
Het klinkt als een muziekinstrument, maar het is een potje pillen.
Slikken jullie ook wel eens pillen? Ja? Veel?
Nou, dit zijn vitaminepillen. Kijk maar, Vitamine D, D3. Voor botten en tanden. Nou, dat is handig. Laat ik er maar één nemen, dan…
Smaakt niet helemaal naar een pepermuntje, maar toch niet verkeerd. O wacht even, pillen zijn geen snoepjes hè!
Weet je, vanmorgen gaat het ook over Vitamine D. Maar dan de D van dankbaarheid. En die Vitamine D is heel belangrijk. Dankbaarheid hebben we echt nodig, toch?
Had je dat bijvoorbeeld vroeger ook dat je bij de slager stond en dat hij vroeg: ‘Wil je nog een stukje worst?’ Ik wel. En dan pakte ik dat stukje worst en stak het gelijk in mijn mond. Maar m’n moeder zei: ‘Wat zeg je dan?’ Met volle mond zei ik dan: ‘Dankuwel!’ Terwijl de stukjes worst uit mijn mond sproeiden. Of heb jij dat nooit gehad.
Maar goed, het is natuurlijk altijd mooi om ‘dankuwel’ te zeggen bij iets dat je krijgt, of bij iets wat je doet, toch? Vitamine D zeg maar.
Nou, die heeft die ene man bij Jezus zeker. Hij zit daar geknield voor Jezus, terwijl hij Hem dankt: ‘Dank U, Heer, dank U, Heer. Dank U, dank U wel!’
Wat is er gebeurd?
Samen met nog negen andere mensen was hij naar Jezus toegegaan. Alle tien waren ze ziek. Heel erg ziek. Melaats. Dat is een hele erge huidziekte, waarbij er zelfs delen van je lichaam afgaan. Die melaatsheid was ook nog eens heel besmettelijk. Dus ze mochten nooit dichtbij gezonde mensen komen. Die waren natuurlijk doodsbang dat zij die ziekte ook zouden krijgen. Die ziekte maakte je dus heel eenzaam.
Dus toen ze hoorden dat Jezus eraan kwam, zeiden ze: ‘Daar moeten we heen. Die Jezus is heel bijzonder, hebben we gehoord. Die kan mensen genezen. Wie weet ons ook wel!’
En toen Jezus in de buurt was, liepen ze naar Hem toe, met z’n tienen. Maar ja, ze bleven wel op afstand. Dat was ze geleerd. Dat moest. En ze riepen, zo hard als ze konden: ‘Meester, heb medelijden met ons!’
En weet je wat er toen gebeurde? Jezus zag hen. Nee, niet maar eventjes, zo van: daar heb je weer van die melaatsen. Opletten. Afstand houden. Gauw door. Nee, Jezus keek naar hen, vol medelijden, vol liefde. Want zo is Hij hè! Ook bij jou. Hij ziet je altijd. Hoe je je ook voelt. Wie je ook bent.
Dus ook bij deze tien melaatsen. Jezus zag hen en sprak hen aan: ‘Ga naar de priester, dan kan hij zien of jullie gezond zijn.’
Best apart hè. Jezus maakte ze niet gelijk beter. Nee, ze moesten naar de priester gaan. Die bepaalde of je weer beter was, of je weer rein was, zodat je weer naar de tempel kon, zodat je weer naar huis kon, naar de bewoonde wereld.
En weet je wat nou zo mooi is? Alle tien gingen ze op weg naar de priester. Ze doen wat Jezus zegt. Ze gehoorzamen. Ze geloven Hem, op zijn woord. Mooi is dat hè! Maar ze waren nog niet eens bij de priester, ze waren nog onderweg, en toen riep er één: ‘Moet je kijken joh: die melaatsheid is weg! De vlekken, de bulten, de ziekte: helemaal weg. Ik ben helemaal beter, weer helemaal gezond!’ En bij de anderen was dat ook zo. O, reken maar dat ze door het dolle heen waren. Zo blij. Ze zullen de priester zeker nog hebben laten controleren, want dat moest, en dat had Jezus ook gezegd. Maar daarna? Wat gingen ze daarna doen? Naar huis, naar hun families.
Eentje niet. Eentje ging terug naar Jezus. Onderweg liep hij te zingen, hij jubelde voor God. Hij ging terug om Jezus te danken. En daarom zit hij dus geknield voor Jezus, want aan Hem heeft hij z’n genezing te danken, z’n redding.
En Jezus? Hij is blij ….. en bedroefd tegelijk. Blij, omdat deze ene man teruggekomen is om Hem te bedanken, vooral om God te danken. Maar ook verdrietig, om die andere negen. ‘Waar zijn zij gebleven?’ zegt Jezus, ‘ze zijn toch alle tien beter gemaakt?’
Maar ze zijn er niet, ze zijn Jezus blijkbaar al weer vergeten. Of ze vonden het niet meer nodig om Jezus te bedanken, ze waren nu genezen, en dat was voor hen het allerbelangrijkste. Op naar huis!
Snap je: blijkbaar is het toch niet altijd vanzelfsprekend om iemand te bedanken. Die negen anderen vonden het niet nodig, terwijl ze toch eigenlijk zo’n prachtkado van Jezus hadden gekregen: weer beter, weer helemaal gezond. Die negen hadden dus een gebrek aan Vitamine D, aan echte dankbaarheid.
Maar die ene, die bedankt Jezus wel. En met Hem is Jezus blij: ‘Sta op en ga jij nu ook maar naar huis. Je bent gered door je geloof.’
Je zou kunnen zeggen dat dat verhaal eigenlijk een hele grote spiegel is, waar we met elkaar in kijken. Een spiegel waarin we onszelf zien. Wat denk je: op wie lijken wij? Op die 9, die Jezus niet bedankten? Of op die ene man, die wel terugkwam om Jezus te bedanken?…….. Ik hoop natuurlijk, dat we allemaal op die ene man lijken!
Dat doet me denken aan een vrouw die bezoek kreeg van haar dominee. Die dominee vroeg hoe het met haar ging. ‘Nou dominee, zei ze, ‘ik heb een hand vol klachten.’ En ze hield haar linkerhand op:
(1) ‘mijn man heeft geen werk
(2) Zelf heb ik darmklachten’, heel vervelend
(3) en ik heb ook nog een oogziekte
(4) ik heb buren die heel veel lawaai maken
(5) ‘en ik heb ook nog eens familieleden die zo jaloers zijn.’
Toen hield de vrouw haar andere hand op. De dominee was bang dat er nog een heel stel klachten zou volgen. Maar weet je wat ze zei?
‘Dit zijn de zegeningen. Wilt u die ook horen?’ De dominee knikte hard van ‘ja’.
En toen begon de vrouw met tellen:
(1) ‘dat we nog elke dag genoeg te eten hebben
(2) dat we zo’n mooi huis hebben
(3) dat er altijd mensen zijn die me willen helpen
(4) dat ik niet nog veel meer ziektes heb
(5) en dat ik aan de andere kant rustige buren heb.
Nou dat is ook precies een hand vol, ziet u wel. En weet u nou wat ik zo mooi vind?” zei de vrouw, ‘wat er gebeurt als je gaat bidden. Dan gebeurt er iets met je handen.
Kijk, dan gaat de rechterhand, die van de zegeningen naar de linkerhand. En dan vouw ik de vingers van mijn rechterhand, die vingers van de zegeningen zeg maar, tussen de vingers van mijn linkerhand. En dan komen dus eigenlijk al die zegeningen tussen die beroerde dingen in te zitten. Dan houd ik dus eigenlijk die vervelende dingen tegen met mijn zegeningen.
Kijk, en zo bid ik dan,’ zei de vrouw, ‘dan zeg ik eerst tegen God waar ik over in zit en wat me pijn doet. Maar daarna tel ik de zegeningen, die vijf van mijn rechterhand. En dan zeg ik tegen God: Dank U wel, Here God, dat ik die andere hand ook nog heb!’
Die houdt de zaak mooi in evenwicht, vindt u niet? En zo bid ik dus: ik vouw de zegeningen gewoon tussen al die beroerde dingen in. En dan is het net alsof ze niet zo beroerd meer zijn…’
Mooi is dat hè. En ik denk dat je het wel herkent, met die twee handen. Die linkerhand met de moeilijke dingen die er zijn. Wat zijn er moeilijke dingen die je meemaakt? Waar je verdrietig over bent? Waar je misschien ook wel boos over bent?
Maar we hebben ook die andere hand hè. Wat zijn de mooie dingen, de goede dingen, de zegeningen zeg maar, die God ons geeft. Die God jou gegeven heeft. Wie kan er wat noemen?
Kijk, die man in het bijbelverhaal gaat naar Jezus terug. Niet voor niets bedankt hij juist bij Jezus God. Want weet je, wat het allergrootste cadeau is, dat God ons geeft? Jezus zelf! De Here Jezus die voor onze zonden is gestorven, die opgestaan is uit de dood, die nu in de hemel is en daar aan ons denkt en voor ons bidt. De Here Jezus die er voor gezorgd heeft dat wij bij God mogen horen. Dat is het allergrootste cadeau van God, voor ons: voor jou, voor mij. Zou je de Here God daar dan niet voor danken, telkens weer?
Hoe doe je dat danken? Door zoals vanmorgen, in de kerk, samen God te danken als we bidden, als we zingen, als we de Here God loven en prijzen. Maar God wil niet alleen dat we dat in de kerk doen, ook thuis, ook gewoon door de week. Onze handen vouwen en God danken. Of zelfs als we over straat fietsen, of een wandelingetje maken, dat we dan een liedje over God zingen of fluiten.
God danken, de Here Jezus danken, doe je ook door dicht bij Hem te blijven, door in Hem te geloven, door van de Here God te houden. En ook door proberen goed om te gaan met je medebewoners, met je collega’s, met je familie, met je vader en moeder. Goed doen ook voor mensen, die het moeilijk hebben, die verdrietig zijn, die ziek zijn. Als je dat doet, juist omdat je weet hoe goed God voor jou is, dan dank je God ook.
In wat je zegt, zingt of doet, zeg je dan telkens: Dank U wel! En reken maar dat Hij dat fijn vindt! Je doet Hem er geen groter plezier mee. Amen.
Zingen (met combo) Hemelhoog 554 ‘Dank U voor deze nieuwe morgen’
Geloofsbelijdenis (met pictogrammen) door Lida
Zingen Psalm 116:1 ‘God heb ik lief’
Dankgebed en voorbeden
Zingen (a capella) Hemelhoog 547 ‘Onze Vader’
Lied Jeffrey zingt ‘Door de kracht van uw liefde’
Collectemoment ingeleid door diaken van dienst
Zingen: Lied 704 ‘Dank, dank nu allen God’
Zegen
0 Reacties