zingen                       Psalm 24:5 ‘Gij poorten, hef uw hoofd omhoog’

stil gebed

votum en groet

openingstekst         ‘Ieder zal zitten onder zijn wijnrank en onder zijn vijgenboom, door niemand opgeschrikt, want de HEER van de hemelse machten heeft gesproken.’ (Micha 4:4)

zingen           Lied 442 ‘Op U, mijn Heiland, blijf ik hopen’ 

voortzetting viering heilig avondmaal

aan tafel werd gelezen uit Jesaja 25 (vers 6-9) en gezongen Hemelhoog 145:3 ‘O kom, o kom, Immanuël’

danken en gebed om de verlichting met de Heilige Geest 

schriftlezing                                    Matteüs 24:29-39

tekstlezing               ‘Leer van de vijgenboom deze les: zo gauw zijn takken uitlopen en in blad schieten, weet je dat de zomer in aantocht is. Zo moeten jullie ook weten, wanneer je dat alles ziet, dat Hij in aantocht is en heel dichtbij.’ (Matteüs 24:32-33)

zingen           Lied 321:1,2,7 ‘Niet als een storm, als een vloed’

verkondiging          De gelijkenis van de vijgenboom

Gemeente van Jezus Christus,

Afgelopen week fietste ik ergens langs een bedrijventerrein. Voor één van de kantoren stonden leibomen. Ze waren helemaal gesnoeid. Je zag alleen de stammen en de takken. Geen groen was er meer te zien. Geen overbodig takje. Alleen de stammen met hun belangrijkste vertakkingen. Het leken wel skeletten. Morsdood zou je denken. Maar wacht maar tot het voorjaar wordt…

In feite geldt hetzelfde voor de vijgenboom. De boom die in meer zuidelijker streken voorkomt, zoals in Israël. Jezus wijst naar zo’n boom. Die boom kan ons wat leren namelijk.
Jezus zit met zijn discipelen bovenop de Olijfberg. Daar houdt hij die vijfde lange preek die Matteüs heeft opgetekend. Een preek over de toekomst, over ‘de eindtijd’, zoals wij die zijn gaan noemen: de periode voordat Jezus terugkomt in heerlijkheid. Daar naar uitzien, die verwachten – ook dat is advent.

Daar bovenop die Olijfberg heb je een prachtig uitzicht over de stad Jeruzalem, maar ook over de groene hellingen. Op de vele olijfbomen, waarnaar die berg ook vernoemd is. Beneden in het Kidrondal groeien juist andere bomen in veelvoud: vijgenbomen.

Kenmerkt de olijfboom zich door kleine stugge bladeren; de vijgenboom heeft juist grote zachte bladeren. Niet voor niets bedekten Adam en Eva zich daarmee, toen ze ontdekten dat ze naakt waren, na de zondeval.
Een olijfboom behoudt z’n bladeren in de herfst en de winter. Een vijgenboom verliest ze dan juist. Dan ziet zo’n vijgenboom er net zo kaal en knoestig uit als die leibomen die ik de afgelopen week zag: op het eerste gezicht morsdood.
Maar dan in het voorjaar gebeurt het wonder. De takken worden zachter. Er komen nieuwe spruiten. Eerst verschijnt er bloesem aan de takken en later de bladeren. De vijgenboom is daarbij heel vroeg. In het vroegste voorjaar – terwijl het nog donker, nat en koud is – gaat hij al uitbotten.
‘Nou,’ zegt Jezus, dan weet je dat de zomer in aantocht is. Jezus doelt daarmee niet op de vakantie – wat zomer misschien als eerste bij ons oproept – nee: ‘zomer’ staat bij Hem voor de oogst. Na de bloesem en de bladeren verschijnen de vruchten aan de boom: de vijgen. Deze gaan rijpen in de zon en door de warmte, totdat ze volgroeid en sappig rijp zijn, en geoogst kunnen worden.

Jezus legt de korte gelijkenis zelf uit: ‘Zo moeten jullie weten wanneer je dat alles ziet, dat Hij in aantocht is en heel dichtbij.’
‘Dat alles’ slaat terug op het voorafgaande. Ik zei al: de gelijkenis van de vijgenboom maakt onderdeel uit van die lange preek van Jezus over de toekomst, over de tekenen der tijden, die aan zijn komst voorafgaan. Zijn tweede en definitieve komst, als Rechter in het licht verheven.
De tekenen, die daaraan voorafgaan en daarnaar verwijzen, zijn de verwoesting van Jeruzalem, de vervolging van gelovigen, het optreden van valse profeten, politieke chaos, natuurrampen, kosmische veranderingen.
Als je dat hoort, als je dat alles tot je door laat dringen, dan kan de angst je om het hart slaan. Zo heftig is het. Zo verschrikkelijk. Niet dan?

Maar wat Jezus ons nu met die gelijkenis van de vijgenboom wil duidelijk maken, ons echt wil leren zelfs, is dat die genoemde tekenen eigenlijk als de bloesem zijn, als de nieuwe bladeren van de vijgenboom. Oftewel: voorboden van de grote zomer zeg maar, als God alles nieuw zal maken, als de Heer alles recht zal zetten. Snap je, het is uiterst paradoxaal: die verschrikkingen zijn dus ten diepste tekenen, voorboden van iets prachtigs.

‘Dat mag waar zijn, maar weet je waar ik dan wel mee zit: dat Jezus in het vers na onze tekst, in vers 34, zegt dat “deze generatie zeker nog niet verdwenen zal zijn wanneer al die dingen gebeuren.” Heeft Jezus zich daar niet gewoon vergist? Ik bedoel: Hij spreekt over ‘deze generatie’, oftewel zijn tijdgenoten, waaronder zijn leerlingen. Maar die hebben zijn wederkomst toch niet meegemaakt? Die zijn daarvoor toch, stuk voor stuk, overleden?!
Het is maar de vraag, gemeente, of Jezus dat bedoelt. Ik denk het niet. Verderop zegt Jezus namelijk dat Hij, net als de engelen, niet weet wanneer die dag en dat moment van de wederkomst zullen aanbreken. Dat weet alleen de Vader. Dus dan weet Jezus ook niet of zijn generatie dat zal meemaken.
Nee, Jezus doelt hier waarschijnlijk op een aantal tekenen die na zijn hemelvaart gaan gebeuren, en die zijn generatie inderdaad heeft meegemaakt: de vervolging vanwege hun geloof, de verwoesting van Jeruzalem met de tempel erbij. Dat laatste gebeurde namelijk in 70 na Christus. Toen waren er dus inderdaad nog velen van zijn generatie in leven. Jezus heeft zich dus niet vergist. Integendeel.

Terug naar die gelijkenis van de vijgenboom, en de betekenis daarvan. Die is dus heel bemoedigend. Je kunt je blindstaren op de verschrikkingen van die tekenen der tijden. Of je kunt erdoor afgestompt raken. Door al die erge dingen die gebeuren. Ook vandaag de dag. Er zijn mensen die daardoor het nieuws niet meer volgen, want je wordt er zo neerslachtig van. Zoveel negativiteit. Zoveel ellende. Je voelt je ook zo machteloos.
Maar Jezus trekt, zogezegd, onze kop uit het zand, met zijn korte en krachtige gelijkenis: ‘Leer van de vijgenboom deze les…’
Die vijgenboom biedt aanschouwelijk onderwijs, met een diepe, hele bemoedigende les.

Ja, het is nu nog duister. Het is donker en somber, angstig en zorgelijk. Er is zoveel kaalslag. Maar kijk naar het aanschouwelijk onderwijs van de vijgenboom, en ook van andere bomen. Let op hun bloesem, op hun nieuwe bladeren straks. De zomer is in aantocht. Waarmee Jezus dus ten diepste wil zeggen: ‘Ik kom. Nog een keer. Eens en voorgoed. Om aan al die verschrikkingen een eind te maken. Die hebben het laatste woord niet. Ze zijn niet meer dan voorboden van mijn eeuwige Rijk: de grote zomer, waarin mijn vrede en gerechtigheid zullen bloeien. Voor altijd. Waarin alle gebrokenheid geheeld wordt, met het kwaad definitief wordt afgerekend en de dood begraven is.

Eigenlijk kent de adventstijd ook zo’n vergelijkbare gelijkenis, gemeente. Ik bedoel dit: de dagen worden steeds korter. Het wordt steeds vroeger donker en later licht. De donkere dagen voor kerst noemen we die niet voor niets.
Maar wat doen we dan juist hier in de kerk? Hier steken we juist iedere week een kaars meer aan. Tekenend. Ook een gelijkenis.
Rond de kortste dag, als het het langste donker is, branden hier in de kerk juist alle vier de adventskaarsen en gaan we daarna het feest van het licht vieren: kerstfeest. Het feest van Christus, die hét Licht is, dat in de duisternis is gaan schijnen, en dat de duisternis niet in haar macht heeft gekregen, zegt de proloog van het Johannesevangelie zo onweerstaanbaar mooi en vertroostend.  Als je in het donker zit, als je het duister aan den lijve ervaart, deze zich in je ziel heeft gedrongen, kijk dan naar die adventskaarsen – het licht groeit! – en richt je vooral op waar die adventskaarsen én de Paaskaars naar verwijzen: op hét Licht dat Christus is.

Jezus, die ons ook de schepping leerde bezien als een gelijkenis. Van meer dan aards geheimenis. Ieder voorjaar wordt die woordloze gelijkenis ons verteld. Ook in de bomen. De bomen die in de winter kaal stonden te wezen. Als skeletten tegen de hemel afstaken. Maar er was eens een kerkvader – ik heb niet kunnen achterhalen wie precies, maar dat is ook het belangrijkste niet. Die kerkvader zei: ‘Bomen ademen de opstanding uit.’ Wat een prachtige uitspraak, vind je niet? ‘Bomen ademen de opstanding uit.’ Ze lijken morsdood in de winter, maar in het voorjaar spruiten ze uit, komt er het frisse groen, de bloesem, de vrucht en na de zomer de oogst.

Die vijgenboom vertelt eigenlijk ook het verhaal van Jezus zelf. Want na die lange preek over de eindtijd, die nog duurt tot en met Matteüs 25, gaat het verhaal verder. Jezus daalt de Olijfberg af. De stad in. Dan begint het lijdensverhaal. Hij wordt gevangengenomen, gemarteld, bespot, veroordeeld na een schijnproces en geëxecuteerd aan een kruis. De speer daar in zijn zij levert het bewijs: Hij is dood. Morsdood. Net zo dood als het hout van het kruis. Als ze Hem begraven, lijkt het over. Alle hoop is de bodem ingeslagen. Maar dan, na drie dagen, wekt de Vader Hem op. Jezus staat op uit de dood. Dat kruis blijkt de levensboom te zijn. Zijn dood een volkomen verzoening van al onze zonden, proefden we vandaag nog aan zijn tafel. En zijn opstanding de kracht tot nieuw leven. De garantie voor onze opstanding. Jezus’ opstanding is de eersteling van de grote oogst.

Dat geeft ons ook voor dit leven hoop, gemeente.
Aansluitend bij die vijgenboom moest ik ook denken aan mijn eigen vader. Dat zit zo: vijgen waren in de bijbelse tijd ook bekend vanwege hun geneeskrachtige werking. De profeet Jesaja beval de dienaren van koning Hizkia met een plak gedroogde vijgen op diens ontstoken plek te wrijven, waarop Hiskia nieuwe krachten kreeg.
Vijgen en hun geneeskrachtige werking dus. En nu mijn vader… Zijn lievelingslied was The Healing Day van Bill Fay, een prachtig nummer over de wederkomst, als de Heer alles zal herstellen, zal helen: The Healing Day. Dat was voor mijn vader, die chronisch ziek was, een grote troost.
Eens, toen hij in allerijl, midden in de nacht, naar de operatiekamer werd gereden, – de situatie was uiterst kritiek – toen hoorde hij dit lied in de lift. Dat kon eigenlijk helemaal niet. Er zaten in die lift echt geen speakers, laat staan dat daar precies dit nummer klonk. Maar in z’n hoofd klonk het zo hard, dat het overal vandaan leek te komen. Uit de liftschacht, uit de verwarmingsbuizen: het lied dat het op Gods dag helemaal oké is, dat er dan geen dwalen meer zal zijn, dat daar de kinderen zullen spelen, kortom: dat daar God alles in allen zal zijn. Het gaf mijn vader een diepe vrede. Wat er ook zou gebeuren: hij was in goede handen. Toen we hem twee jaar geleden op handen de Bethelkerk in Waddinxveen uitdroegen, op weg naar de begraafplaats, klonk dan ook dit lied uit de speakers van de kerk: The Healing Day.
Weet je, als je met Jezus leeft (en dat deed mijn vader), als zijn Geest je vervult, dan krijg je zulke voorproefjes. Dan kan alles een gelijkenis worden, van meer dan aards geheimenis. Echt.

Terug naar die van de vijgenboom. In de Bijbel is de vijgenboom ook een symbool voor Israël. Hierover gesproken: dacht men bij de Joden na de Tweede Wereldoorlog ook niet: daar is niks meer van over. 6 miljoen Joden vermoord. Israël leek vernietigd, morsdood. Een paar jaar later echter, in 1948, kregen de Joden in Israël hun eigen land, hun eigen staat. De vijgenboom liep weer uit, zeg maar. O nee, dat is niet vanzelf gegaan. En juist vandaag de dag lijkt de shalom, het samen in vrede zitten onder de wijnstok en de vijgenboom weer zo ver weg. Maar hoe dan ook, Israël is en blijft Gods oogappel. Het blijft een cruciale rol spelen in Gods plan en Koninkrijk. Let er daarom op. En dan zie je dat er ook hoopvolle dingen gebeuren. Al haalt dat het nieuws eigenlijk amper, dit: dat het aantal Joden, dat Jezus als Messias erkent, groeit. Messiasbelijdende gemeenten groeien. In Israël, elders op de wereld. De vijgenboom loopt uit…
Zoals het ook hoopvol is om te horen van herintreders in de kerk, van jongeren die het christelijk geloof ontdekken én omarmen. En elders in de wereld groeit de kerk, komen er velen tot geloof. Dat is een hoopvol teken, als bloesem, als nieuwe bladeren, toch?
Jezus zegt: ‘Als je deze dingen ziet gebeuren, weet dan dat Hij in aantocht is en heel dichtbij.’

‘Inderdaad,’ zegt iemand misschien, ‘en dan lees ik nog even terug in vers 30 dat de volken op aarde zich van ontzetting op de borst zullen slaan als Jezus op de wolken terugkomt. Ontzetting ja. Dat begrijp ik. Want als Jezus terugkomt, betekent dat wel het oordeel. Het oordeel waarbij het twee kanten op kan. En dan weet ik het niet hoor. Ik kan echt bang worden als ik aan die dag denk.’
Misschien is dat herkenbaar. Ik las de afgelopen week over iemand die zich altijd zorgen had gemaakt voor het moment dat de jongste dag zou aanbreken. Maar toen zei iemand heel eerlijk tegen diegene: ‘Wordt de wereld beter van angstige waakzaamheid? Verwacht onze Heer dat we met dikke wallen onder de ogen en bleke wangen bij de deur staan? Piekerend over ons eigen zielenheil? Of kan het ook anders?’
En toen had diegene verteld hóe het anders kan. En eigenlijk was dat ook een soort gelijkenis. Diegene zei: ‘Wees waakzaam betekent juist iets van stille voorpret hebben voor het feest. We poetsen de glazen tot ze ons tegemoet glimmen. De boodschappen zijn gedaan. Naast de kaarsen liggen de lucifers klaar. De taart staat af te koelen naast de oven. Er hangt al een kerstkrans aan de deur. We ontsteken de eerste lichtjes van verlangen. We nodigen de gasten vast uit. Kom maar binnen. Je bent welkom. Je kunt hier schuilen.’
Gemeente, is dat niet de waakzaamheid die Jezus bedoelt? Toeleven naar Jezus’ komst? Die dus alles met hier en nu te maken heeft. Met zorg dragen voor anderen. Met goed doen aan anderen. Met zorgen voor de schepping. Met recht doen. Met waar het vanmorgen over ging: bekering.
Zo toeleven naar het grootste kerstfeest dat nog voor ons staat, hét Christusfeest. Daar waar advent ten diepste op gericht is, waar de vijgenboom heenwijst: de grote zomer, als Hij komt. Voorgoed.

Anton Lam dichtte daarover:

RECREATIE (oftewel: herschepping)

Wij zagen het aan de bomen,
toen wij vanmorgen ontwaakten,
aan de hoge bomen
rondom het huis.

En wij hoorden het, overal om ons heen:
het was met geen naam te benoemen,
het was met geen pen te beschrijven,
het was als met handen te tasten.

De wind was gaan liggen,
de honden waren weg,
de zee was niet meer.

En wij hebben elkander omarmd,
zwijgend, maar met gebaren
van vreugde.

En onze ogen fluisterden:
Eindelijk,
het is er eindelijk.
Het is er onomwonden.

Amen

zingen           Lied 747:1,4,5 ‘Eens komt de grote zomer’

geloofsbelijdenis

zingen           Lied 747:8 ‘Dan zal het loflied schallen’

gebed                        adventsgebed van ds. Troost

inzameling van de gaven

slotlied         Psalm 89:7 ‘Hoe zalig is het volk dat U de lofzang zingt’

zegen