zingen Psalm 147:3
stil gebed
votum en groet
openingstekst ‘Verblijdt u te allen tijde, bidt zonder ophouden, dankt God onder alles, want dat is de wil van God in Christus Jezus ten opzichte van u.’ (1 Thessalonicenzen 5;16-18)
zingen Lied 146:1,3,7
gebed om de verlichting met de Heilige Geest
schriftlezing Handelingen 14:8-20
zingen Hemelhoog 250
verkondiging
Gemeente van Jezus Christus,
Een grote massa kan indrukwekkend zijn. Nooit vergeet ik de Dodenherdenking op de Dam die ik ooit meemaakte. Duizenden mensen, van jong tot oud, die stil waren. Je hoorde alleen de vlaggen wapperen. Indrukwekkend. Maar zo’n zelfde massa kan ook op hol slaan, zagen we bij zo’n zelfde Dodenherdenking. Het kan bij een massa zo omslaan. Ze is makkelijk beïnvloedbaar. Er is zelfs zoiets als massahysterie…
Paulus en Barnabas merken dat als er een uitzinnige massa op hen afkomt in Lystra. Ze scanderen in hun eigen dialect, het Lykaonisch: ‘De goden zijn in mensengedaante naar ons afgedaald!’ Paulus en Barnabas verstaan er niets van, maar ze zien wel dat deze mensen door het dolle heen zijn.
Wat is de aanleiding? De mensen hebben gehoord dat door Paulus en Barnabas er een man genezen is. Iemand die al vanaf z’n geboorte gehandicapt was, niet lopen kon. En Paulus had de man aangesproken met een soort goddelijke autoriteit en hij was overeind gesprongen en had heen en weer gelopen, als een kievit! Dat bericht was als een lopend vuurtje door de stad gegaan. Het had de mensen geraakt, geraakt ook tot in hun diepste religieuze gevoelens.
U moet weten dat er in die streek, in Lykaonië, namelijk een verhaal rondging dat eens de oppergod Zeus en Hermes, de boodschapper van de goden, deze streek bezocht hadden. Ze wilden de gastvrijheid van de mensen daar onderzoeken. Ze hadden zich daarvoor vermomd als arme zwervers. Overal klopten ze aan, maar niemand bood hen onderdak. Uiteindelijk kwamen ze bij een hutje van twee arme mensen. Daar werden ze wel vriendelijk en gastvrij ontvangen. Deze mensen werden vorstelijk beloond door de goden, maar de ongastvrije bewoners van de streek werden met een overstroming bestraft.
En nu denken die mensen uit Lystra dat die goden opnieuw in mensengedaante zijn verschenen. Ze krijgen blijkbaar een tweede kans! Barnabas moet dan Zeus zijn en Paulus Hermes, de bode, want hij voert vooral het woord… De plaatselijke priester komt al met stieren aanzetten en kransen, klaar om te offeren voor deze beide goden. Want die goden moeten natuurlijk wel gunstig gestemd worden. Het moet nu anders gaan dan die eerste keer, met die overstroming… Nee, die goden zullen zich nu helemaal thuis moeten worden. Daarom niet één stier, maar een aantal.
Dit is een oermenselijke, maar ook een oer-heidense, gedachte. ‘Do ut des’ noemden de Romeinen dat in hun taal, het Latijn: ‘Do ut des – ik geef, opdat gij zult geven.’ Als ik maar genoeg aan de godheid geef, dan zal hij ook aan mij geven, dan zal zijn toorn gestild worden, dan zal hij mij gunstig gezind zijn, dan zal hij me zegenen.
Terug naar die massa in Lystra. Ze scanderen nog steeds uit volle macht: ‘De goden zijn in mensengedaanten naar ons afgedaald!’ Intussen hebben Paulus en Barnabas begrepen waar ze voor aangezien worden en wat de mensen van plan zijn. En in plaats van dat ze zich dat laten welgevallen, zo van: ‘hé, best een eer als je zo binnengehaald wordt.’ Of: ‘ach, dat hoort bij de cultuur van die mensen; laat ze hun gang gaan. Ze zijn tenminste blij en dankbaar…’ Nee, zo reageren Paulus en Barnabas niet. Ze scheuren hun opperkleed, hun mantels, teken van ontsteltenis en rouw en ze springen – dus halfnaakt – tussen de mensen en beginnen te schreeuwen. Alsof ze zeggen willen: ‘kijk dan, wij zijn geen goden. Die lopen er niet zo bij. Die gedragen zich niet zo.’ Maar Paulus laat het niet bij zulk gedrag alleen. Hij begint te vertellen. Dat ze dit niet moeten doen, omdat zij ook maar mensen zijn, zwakke mensen, net als zij. M.a.w.: hoe absurd het is als de ene mens de andere als god vereert. Maar Paulus laat het niet alleen bij afwijzende woorden; hij heeft nog meer: een goede tijding, een eu-aggelion, het evangelie dat zij zich moeten bekeren van dit ‘ijdel bedrijf’, oftewel dit lege gedoe, letterlijk ‘deze nietsen’, want dat zijn die afgoden. Zich daarvan afkeren en zich toekeren naar de levende God, die alles gemaakt heeft. ‘Ja, jullie kennen Hem niet. Dat komt ook omdat Hij jullie je gang heeft laten gaan. Maar Hij was er altijd wel. Sterker nog: Hij liet zich ook niet onbetuigd. Hij heeft al heel veel goed gedaan en Hij blijft dat doen. Kijk maar naar de regen die valt, de vruchtbare tijden, de oogsten die jullie telkens binnen mogen halen, het eten dat je op je bord vindt en de vrolijkheid die je voelt. De Afzender van dat alles is God, de God die ik ken en jullie mag verkondigen.
Misschien denkt u wel: ‘Dit is toch niet hét Evangelie? Lag hier nu juist geen uitgelezen kans om Jezus Christus ter sprake te brengen als God in mensengedaante? Zo had Paulus prachtig kunnen aansluiten bij dat verhaal over Zeus en Hermes. Ook Jezus was immers niet welkom. Ook voor Hem was er slechts plaats bij twee arme mensen in een stal. En tegelijk was Jezus juist zo anders dan Zeus. Want Hij was niet toornig, dat mensen Hem niet ontvingen, dat ze niet aan Hem offerden. Nee, Hij offerde juist Zichzelf op, voor ons. Waarom verzwijgt Paulus dit nu? Dit was toch een prachtig aansluitingspunt geweest?!’
Ach, over Jezus zal Paulus het zeker nog hebben, daarvoor is hij veel te vol van Hem en teveel ervan overtuigd dat mensen alleen door Hem tot hun bestemming komen. Maar… allereerst kende Paulus waarschijnlijk die streeklegende over Zeus en Hermes niet. Dan kon hij er ook niet bij aansluiten… In de tweede plaats kun je ook te snel met de Here Jezus komen. Jezus als het antwoord zeg maar, maar dan zeggen mensen natuurlijk wel (terecht): ‘Da’s mooi, maar wat is eigenlijk de vraag?’ Nee, daarom kiest Paulus ervoor om bij de ervaring van de mensen te beginnen. Dat doet hij trouwens ook niet onkritisch. Hij noemt die goden namelijk ‘een ijdel bedrijf – nietsen.’ En dat te midden van een uitzinnige massa. Daar moet je wel lef voor hebben! Maar Paulus prikt niet alleen door, tot op de leegheid van hun religie, maar wijst ze ook op de nabijheid van God. Dat Hij zich niet onbetuigd laat. Dat Hij aanwezig is, juist in het alledaagse, in het gewone leven. Bij de regen die valt, de vruchtbaarheid van het land, het eten dat je elke dag op je bord vindt en de vrolijkheid die je hebt. Dat alles is er niet zomaar. Nee, daar zit een Afzender achter…
Neem bijvoorbeeld de blijdschap en de dankbaarheid die mensen ervaren als er een kindje geboren wordt. Ik kijk wel eens naar zo’n prikbord bij een huisarts, met al die geboortekaartjes. En dan is het toch verbazingwekkend dat er dan een woord als ‘wonder’ daar regelmatig opduikt. Terwijl velen van die kersverse ouders misschien helemaal niet gelovig zijn. Ze ervaren in dat nieuwe leven toch veel meer dan alleen het tastbare, het maakbare. Ach, geldt dat in feite niet voor veel meer dingen? Neem de regen. Natuurlijk kun je daar heel clean en wetenschappelijk naar kijken. We leren het al op school: de water-cyclus. Het zeewater dat verwarmd wordt door de zon, opstijgt als damp, zich verzamelt in wolken, die op een gegeven moment zo zwaar worden van damp dat ze door de koude lucht neerslaan in neerslag, dat uiteindelijk voor een deel weer terechtkomt in rivieren, die naar de zee voeren, evenals dat water dat er door de wind heengevoerd is, dat zeewater stijgt weer op als damp, enz. enz. Maar nu, als je als boer zit te snakken naar regen of je juist amper je land meer op kunt vanwege de nattigheid. Of als je als boer in Afrika de grond ziet openbarsten van de droogte en de oogst opnieuw ziet mislukken. Dan weet je dat we met al onze kennis dat niet in de hand hebben. Dan ervaar je regen en zon, vruchtbaarheid en een mooie oogst, als een geschenk, toch?! Zo kunnen we ook naar werk kijken. Aan de ene kant heel economisch. En dat is ook belangrijk. Maar in deze tijd werk hebben, waar je vreugde aan beleeft, waar je iets mee mag betekenen, dat is een zegen. Dat geldt ook voor die warme maaltijd, die je zojuist misschien iets sneller dan normaal naar binnen hebt gewerkt. Maar dat eten – elke dag meer dan genoeg op je bord – ; het lijkt zo vanzelfsprekend, maar het is iets om je over te verwonderen. Zo niet, dan heb je je ogen in je broekzak! En die natuur, die zich nu weer zo prachtig getooid heeft in de meest fantastische kleuren. Maandag waren wij in Delft, op een oude begraafplaats, waar zoveel statige bomen staan, zulke schitterende lanen zijn, in goudgeel, alsof ze uitkwamen bij een andere wereld… En wat dacht u van vrolijkheid? Met anderen kunnen lachen. Uitgelaten en bevrijdend. Kostelijke humor die zoveel relativeert. Het is een geschenk. Andere mensen om u heen, een gezin, familie, vrienden. Ook dat is zo kostbaar. We zijn niet aan onszelf overgeleverd. Zou je om dat alles niet dankbaar zijn?!
Het is mooi als mensen dankbaar zijn. Zeker ook vandaag de dag. We leven immers in een tijd waar cynisme hoogtij viert. En wat wordt er niet afgeklaagd. Je moet voor de grap eens een tijdje twitter volgen of Facebook. Je schrikt van de negativiteit. Tegen de achtergrond van dit alles is dankbaarheid een verademing. Zeker. Alanis Morissette zong, jaren geleden alweer, een mooi liedje ‘Thank You’. De videoclip die er ooit van gemaakt werd, is een beetje provocerend. Want daarin heeft de zangeres geen kleren aan – maar het is subtiel en decent gefilmd, wees niet bang! Behalve licht provocerend vind ik het vooral ook veelzeggend. Wij komen namelijk als naakte mensen op deze wereld. Alles wat we aankrijgen en meekrijgen – deze woorden zeggen het al – dat is gekregen. Daarom ‘Thank You – Dank u.’ Alleen wie is die ‘You’ in dat liedje? ‘India’ wordt bedankt. Is dat een meisjesnaam of betreft het de spiritualiteit van India? Ook – ik vertaal maar direct – ‘terreur’ wordt bedankt, en ‘desillusie’, en ‘broosheid’, en ‘consequentheid’ en ‘stilte’. Is het eigenlijk een cynisch liedje? Of toch niet? In ieder geval gaat het voornamelijk om onpersoonlijke begrippen. De dankbaarheid betreft niet een persoonlijke Afzender. Is dat niet kenmerkend voor velen in deze tijd? Ze ervaren wel dankbaarheid en verwondering, maar ze missen de oorsprong daarvan, de Afzender.
Dat is zonde, als je die Afzender mist. Terwijl Hij zo nabij is, zegt Paulus. Hij laat zich niet onbetuigd. Hij zegent ons, juist in die gewone dingen, in die alledaagse ervaringen. Daar zit Zijn hand achter. Zie je het? Erken je het? En geef je het aan Hem terug? Dankbaarheid niet als een manier om God te vermurwen, om Hem gunstig te stemmen, om iets van Hem gedaan te krijgen. Maar als een antwoord op zijn genade! Niet voor niets heeft het Griekse woord voor dankbaarheid in het Nieuwe Testament, ‘eucharistia’, middenin het woordje ‘charis’ staan en dat betekent ‘genade’. Dankbaarheid is letterlijk van genade spreken en van genade leven. Elke dag. Vol verwondering. Het is de Afzender, God de Vader, door Zijn Zoon Jezus Christus, samen met de Heilige Geest, loven en prijzen en dankbaar verder leven, soms tegen de klippen op, soms met een brok in de keel.
Over dat laatste gesproken. Dat ontdekt Paulus letterlijk aan den lijve. Hij heeft de massa weten te bewegen hen niet te offeren. Maar dan komen er Joden uit Ikonium, die bij diezelfde mensen kwaadspreken van Paulus en ze ompraten. Zo beïnvloedbaar als ze zijn, stenigen ze Paulus, zodat hij voor dood blijft liggen. Jezus had ooit gezegd dat een dienaar niet meer is dan z’n Heer. Paulus merkt het! In feite maakt hij hetzelfde mee: eerst was het ‘hosanna!’, nu is het ‘kruisig hem – stenig hem!’ Maar godzijdank staat hij weer op, als een wonder. Niet nadat discipelen, medechristenen dus, om hem heen zijn gaan staan, voor hem gebeden hebben. Wat een genade. De genade van broeders en zusters om je heen. De genade van de gemeente. De genade van Christus zelf, van wiens liefde niets ons kan scheiden. Dank U Heer!
Nee, we hoeven God niet voor alles te danken. Er is ook kwaad, tegenstand, lijden en pijn. Daar danken we God niet voor. Daartegen bidden we en strijden we, in Zijn Naam, of we dragen het in Zijn kracht. Niet danken vóór alles, maar we blijven God wel danken ónder alles, onder alle omstandigheden, omdat Zijn goedheid niet ophoudt, omdat Zijn genade er elke dag is, voor ons én anderen. Daarom:
Dank, Vader, dank U wel,
voor heel dit lieve leven:
voedsel in overvloed,
genoeg om weg te geven;
de lente, fris en groen,
de zomer, goud en geel
de vrucht van dit seizoen
is ons alleen te veel.
Dank, Vader, dank U wel,
voor vriendelijke regen,
zonlicht als metgezel,
hun huwelijk een zegen;
uw mededeelzaamheid
maakt onze harten klaar
om wereldwijd de oogst
te delen met elkaar.
Dank, Vader, dank U wel,
voor overvolle manden,
vruchten van samenspel,
het werk van onze handen’
wij leggen onze dank
als offergave neer,
want heel ons leven is
geschenk van U, o Heer!
Amen
zingen Lied 910
dankgebed en voorbeden
collecten
slotlied Psalm 72:6
zegen
zingen (als gezongen Amen) Psalm 72:7
0 Reacties