zingen Psalm 93:1,4
stil gebed
votum en groet
aanvangstekst Kom, laat ons jubelen voor de HERE, juichen ter ere van de rots van ons heil. Laat ons met lofzang voor zijn aangezicht komen, ter ere van Hem juichen bij snarenspel. Want de HERE is een groot God, een groot Koning, boven alle goden. (Psalm 95:1-3 NBG-vertaling)
zingen Gezang 434:1,2
lezing van het gebod des Heren uit Deuteronomium 30
zingen Gezang 7:1,4
gebed om de verlichting met de Heilige Geest
zingen kinderlied Evangelische Liedbundel 479 ‘zoals klei in de hand van de pottenbakker’
kindermoment
Ik heb iets bij me, dat in mijn broekzak past. Jullie mogen raden wat het is. Het is op dit moment heel erg in. Heel veel kinderen hebben er één. In de speelgoedwinkels zijn ze uitverkocht. Maar toen we gisteren op de markt waren hadden wel drie verschillende kraampjes ze liggen. Honderden hebben we er zien liggen. En eigenlijk wilde ik er helemaal geen één kopen – ja, Myrthe wel – maar ik niet. Maar toen dacht ik ineens: ik kan er wel wat mee bij het kinderverhaal in de kerk. Dus toen heb ik er toch maar één gekocht. Wat zou het zijn?
Dit ding. Hoe noem je dat? Een ‘handspinner’. Die kun je in je hand heel snel rond laten draaien. Je schijnt er rustig van te worden. Nou, jij zelf misschien wel, maar iedereen die er naar moet kijken niet echt. Maar goed, wat kun je er mee doen? Wie kan er wat trucjes? Op je duim laten ronddraaien? Op je neus misschien?
Maar wat heeft dit nu met de kerk en met het geloof te maken? Ik dacht: eigenlijk kun je ‘m ook wel gebruiken om iets over God uit te leggen. God is Drie en Eén. Hij is Vader, Zoon en Heilige Geest en toch één God. Kijk eens naar deze handspinner. Hij heeft drie uiteinden en toch is het één spinner. Zeker als hij heel snel draait, ziet het er uit als één. Maar houd je ‘m stil, dan is hij toch ook drie. Drie en één. Zoals de Here God ook drie is: Vader, Zoon en Heilige Geest en één God.
Tegelijk zijn die spinners ook een rage. Weet iemand wat dat betekent? Nou, dan is iets echt ontzettend in, heel veel mensen hebben het, maar na een tijdje, misschien over een half jaar, is het dan weer uit. Dan liggen die spinners ergens in een hoekje en wordt er niks meer mee gedaan. En liggen ze volgend jaar met bosjes op de vrijmarkt, omdat iedereen er van af wil.
Ik hoop natuurlijk dat geloven, bidden, met God leven, naar de kerk gaan, geen rage is. Dat je dat even doet, om het daarna te laten gaan, er weinig of niks meer mee te doen. Dat zou toch heel jammer zijn, echt zonde. Nee, je mag juist ontdekken dat je nooit uitgekeken raakt op de verhalen uit de Bijbel, dat geloven, dat leven met God niet saai is, maar spannend genoeg. Daarom hoop ik dat je het volhoudt, samen met je vader en moeder, en iedereen hier in de kerk. En de Here God hoopt dat ook, dat geloof ik zeker. Een goede kindernevendienst en tot straks.
schriftlezing Psalm 97
zingen Psalm 97:1,5,6
verkondiging
Gemeente van Jezus Christus,
December 1968. Karl Barth, de grootste theoloog van de twintigste eeuw – echt niet alleen naar mijn bescheiden mening – Karl Barth krijgt een telefoontje van zijn goede vriend Eduard Thurneysen. Deze is somber gestemd. Vanwege de tijd waarin ze leven. We hebben het hier over de jaren zestig. Thurneysen maakt zich zorgen, over zoveel dat op z’n kop is gegaan, over zoveel onzekerheid, ook bij kerkmensen. En wereldwijd gezien is er veel angst. De koude oorlog is nog niet voorbij. Integendeel!
Barth hoort geduldig z’n vriend aan en dan zegt hij: ‘Ja, het is donker in de wereld, maar laat het hoofd niet hangen. Er wordt namelijk geregeerd. Echt van boven af. Niet alleen in Washington of Moskou of Peking.’
Nee, het is geen lang en ingewikkeld betoog. Maar hier kan Thurneysen mee verder. En ik eerlijk gezegd ook. Er wordt geregeerd. Of zoals Karl Barth het zei, door de telefoon tegen z’n vriend, in z’n moedertaal: ‘Es wird regiert.’
‘Es wird regiert.’ Het zou ook de titel kunnen zijn boven Psalm 97. Er wordt geregeerd. De achtergrond van deze Psalm is trouwens minstens net zo donker. Er vallen immers woorden als ‘tegenstanders, goddelozen, afgodendienaars, het kwaad.’ Woorden uit een duistere wereld. Ja, er is genoeg aanleiding om te zeggen: ‘de duisternis regeert, het kwaad heerst, de goddelozen hebben het voor het zeggen.’ En toch, de inzet van de Psalm, die direct de toon zet, is: ‘De HEER is koning.’ Het is een hoge toon. Een toon die trouwens in al die koningspsalmen klinkt, telkens weer, als een refrein: ‘de HERE is Koning. Hij regeert.’
En als je dan bedenkt, wie deze toon aanslaan, uit welke koker dit komt… Uit die van Israël, zo’n ukkig volkje vergeleken bij wereldrijken als Egypte, Assyrië en Babel! Dat volkje zingt: ‘de HEER is Koning.’ Niet: ‘de HEER is ónze Koning.’ Nee: de HERE is Koning. Punt. Zonder restricties. Hij is Koning van alles en iedereen dus. Hoe wijds, hoe universeel het is, blijkt ook wel uit het vervolg van dat eerste vers: ‘Laat de aarde juichen, laat vreugde heersen van kust tot kust.’ Gods koningschap gaat dus de hele aarde aan, betreft iedereen. Kun je je voorstellen dat een ukkig volk zo over z’n God zingt? Klinkt dat niet hetzelfde als supporters van FC OSS zouden roepen: ‘Onze club is de beste van Nederland!’? Dat is toch buiten alle proporties?
Laat ik het anders zeggen: dat de God van Israël, de HERE, Koning is, dat Hij regeert, wat is er van te zien dan?! Wat is ervan te zien in een wereld waar enorme droogte in Afrika velen doet verhongeren óf op de vlucht doet slaan? Wat is ervan te zien in een wereld waar je je hart vasthoudt bij leiders van grootmachten die niet veel bezonnenheid uitstralen, zacht gezegd? Wat is ervan te zien in ons persoonlijke leed en verdriet, dat onze wereld op z’n kop zet?
Maar dát zingt deze Psalm nou net niet: hoe het te zien is, hoe het te bewijzen valt. Het wordt eenvoudigweg gesteld, beter gezegd: beleden, dat de HERE Koning is. Dat is ook niet altijd te zien. Vaak genoeg niet. Niet voor niets wordt er over de Here God gezegd, in vers 2, dat Hij gehuld is in ‘wolk en duisternis.’ Gods koningschap is dus verhuld, gaat schuil achter wolken en donkerheid. Het is verborgen. Je kunt het niet zomaar aanwijzen. Je kunt het niet altijd begrijpen, laat staan klein krijgen. God is Koning, maar hoe en wat? Dat onttrekt zich aan ons oog.
De Psalm gebruikt dan ook een heel ander woord voor het ontdekken van dat koningschap van God, vers 8: ‘Sion hoort het en verheugt zich.’ Snapt u? Het gaat dus niet zozeer om zien, maar om horen. Paulus zou het later zo verwoorden: het geloof is uit het gehoor. Ook het geloof in het koningschap van God is uit het gehoor. Het moet je verteld, verkondigd worden. Het moet je ter ore komen.
Sion is trouwens een naam voor Jeruzalem en wel de tempelberg om precies te zijn. Daarop lag dus die tempel, dat huis van God. Daar mocht Israël zijn God ontmoeten. Daar hoorden ze ook over God, over Zijn grote daden, over wie Hij is en wat Hij geeft. Daar zongen ze ook voor en tot Hem. Die prachtige liederen, waarvan Psalm 97 er eentje is. Een Psalm die later, toen de tempel verwoest was, in de synagoge een plek kreeg. Juist op de sabbat, de rustdag, wordt deze Psalm regelmatig in de synagoge gelezen, gebeden in feite. En wij hebben diezelfde Psalm weer van Israël gekregen en mogen hem met hen meezingen en meebidden. Die Psalm die zo jubelt over het koningschap van God. Die Psalm die zulke hoge tonen aanslaat. Tonen waar je uit jezelf helemaal niet op komt. Als je gaat zingen over wat je ziet, dan wordt het een donker lied, een lied helemaal in de lijn van die somberheid van die Thurneysen. Heel begrijpelijk. Maar in Gods huis klinken andere tonen, die van: ‘Let niet alleen op wat voor ogen is. Luister nou eens. Hoor naar wat de Here God gedaan heeft. Wie Hij is. Hoe zijn koningschap is. Hoor je het? En stem er maar mee in. Zing dat lied maar mee. In je eentje is het verdraaid lastig om die toon te vinden. Maar hier mag je meedoen.’
Ik heb het wel vaker over een bepaald boekje van professor Van Ruler gehad. Een boekje dat hij schreef toen hij door ziekte zelf niet kon voorgaan kon en als gewoon kerkganger naar de kerk ging. Juist toen ging hij nadenken over waarom hij dat eigenlijk zou doen. Dat is ook de titel: ‘Waarom zou ik naar de kerk gaan?’ Een vraag die natuurlijk belangrijk genoeg blijft, ook in deze tijd, ook voor ons. Een vraag om met je kinderen over te praten. Een vraag om eerlijk aan jezelf te stellen: ‘Waarom zou ik naar de kerk gaan?’
Die Van Ruler is niet zomaar klaar met deze vraag. Hij geeft maar liefst 21 redenen om te gaan. Eéntje luidt: ‘om weer op toonhoogte te komen.’ En hij bedoelt dan de toonhoogte van het Koninkrijk van God. En Gods koninkrijk is niet anders dan zijn koningsheerschappij, zijn koningschap, niet alleen in ons leven, maar zoals de Psalm zingt, dat deze hele wereld bedoeld is om Zijn rijk te zijn. Kort gezegd is deze toonhoogte precies wat Karl Barth zei tegen z’n vriend: ‘Es wird regiert.’
Die toonhoogte vind je uit jezelf niet of nauwelijks. Maar in de kerk mag je hem vinden. Vergelijk het maar met een koor. Voordat het gaan zingen, pakt de dirigent z’n stemvork of laat op de piano een toon aanslaan. Hij geeft deze toon aan en de rest neuriet deze na, precies de goede toonhoogte om het betreffende lied in te kunnen zetten. Nou, op geestelijke wijze gebeurt dat hier in de kerk ook. Juist ook als we zingen. Daarin klinken tonen, aangegeven door de grote dirigent, de Heilige Geest. Je mag er mee instemmen en zo van dingen gewagen, die uit je eigen hart niet spontaan opgekomen waren. Zingen is dus niet alleen het geloof uiten, maar ook innen.
En laten we de verkondiging zelf niet vergeten, waarbij we toch niet voor niets om diezelfde Geest bidden. Ook daarin is Hij de dirigent, de regisseur, die, door de verkondiging heen, je dat aanreikt, wat je zelf niet bedenken kon, maar wat precies op je leven is toegesneden. Tja, kom je niet naar de kerk, dan vind je die toonhoogte ook niet. Dan wordt het al snel een voorspelbaar geluid, een zwakke en voor je het weet een valse toon.
Israël wist het al: dat God Koning is, dat moet gevierd worden, uitgebazuind worden, bezongen en beleden. Daar hebben we elkaar voor nodig. Daar hebben we de tempel, de synagoge voor nodig. Daar hebben we Gods Geest voor nodig. En voor ons is het echt niet anders. Daarom hoop ik dat u en jij telkens weer die toonhoogte in Gods huis komt zoeken en komt vinden…
‘Sorry’, denk je misschien intussen wel, ‘over goede toon gesproken. Eerlijk gezegd heb ik nogal moeite met de toon van deze Psalm, als er gesproken wordt (vers 3) over Gods vuur dat degenen die tegen Hem opstaan verteert en dat (vers 8) Sion juicht om Gods gerichten, zoals het in de NBG-vertaling staat. Hoe kun je nu juichen om Gods gerichten? Is dat geen leedvermaak? Zoals mensen zeiden toen Kars T. – u weet wel, degenen die op Koninginnedag met z’n auto mensen aanreed in Apeldoorn – toen hij overleed in het ziekenhuis: Net goed!!’’
Juichen om Gods gerichten kan, gemeente. Maar dan niet op de wijze die ik zojuist schetste. Niet zo persoonlijk, op die en die mens gericht. Het is juist juichen om Góds gerichten. Niet voor niets vertaalt de NBV-vertaling het met Gods ‘rechtspraak’. Het is dus je verheugen dat God recht doet. Dat hoort namelijk onlosmakelijk bij zijn koningschap. Beeldend wordt dit al verwoord in vers 2: ‘zijn troon stoelt op recht en gerechtigheid.’ Anders gezegd: het fundament van Gods troon, van zijn koningschap, wordt gevormd door gerechtigheid en recht. En dat is geen willekeur. Dat is geen brute macht. Dat is geen niets ontziende woede-uitbarsting. Nee, dat is juist mensen tot hun recht laten komen, mensen terechtbrengen, voor goede verhoudingen zorgen, waarbij juist zij die altijd de onderliggende partij zijn, die in de hoek zitten waar de klappen vallen, recht gedaan wordt. Dat is het doel van Gods gerichten en daar kún je je in verheugen toch?!
Want stel dat God geen recht zou doen, dat het onrecht z’n gang kon gaan. Dan werd het hier een hel. En daarom kun je juist juichen om Gods gerichten! Daar komt bij dat wij het misschien ook veel te goed hebben om ons daar echt druk om te maken. Maar het wordt natuurlijk anders als je zelf onderdrukt wordt, puur omdat je bijvoorbeeld van dat en dat ras bent of omdat je dat en dat gelooft. Israël, de Joden weten daar natuurlijk wel alles van. En daarom konden zij juichen als aan dat onrecht een einde kwam, als zo’n verschrikkelijke vijand als de farao of veel recenter het nazisme verging.
Nog niet zo lang geleden was het 5 mei, Bevrijdingsdag. Waarom was dat die eerste keer in 1945 ook werkelijk een Bevrijdingsdag, een feestdag, waarop gezongen en gedanst werd? Waarom kon Miskotte toen in de Nieuwe Kerk in Amsterdam preken over een andere Psalm: ‘Want zie, uw vijanden, uw vijanden, HERE vergaan’? Dat had alles te maken met de opluchting, met de juichtoon dat de demonie, dat het verschrikkelijke kwaad gestopt was, dat het recht zegevierde. En waarom werd er ook gejuicht toen de muur van het communisme in de jaren 80 viel? En het apartheidsbewind in Zuid-Afrika? Ik geloof dat ook dit met Gods gerichten te maken had. Dat er eindelijk recht gedaan werd en het onrecht moest buigen. Daar mag je om juichen. Dat is juist heel gelovig. Omdat dit tekenen zijn van Gods koningschap. Dat Hij weldegelijk regeert. Het kan zo verborgen zijn, maar soms wordt het zichtbaar. Godzijdank. Maar laten we wel wezen: het blijven tekenen, voorproefjes, nog niet het Koninkrijk van God in zijn totaliteit. Want racisme en fascisme zijn nog niet verdwenen. En de muur mocht wel vallen en het totalitaire communisme voorbij zijn in ons werelddeel, maar om nu te zeggen dat het kapitalisme mensen alleen maar goeds heeft gebracht. En in Zuid-Afrika kunnen zwarte mensen stemmen, maar corruptie en geweld zijn er nog steeds aan de orde van de dag. Dat bewaart ons voor triomfalisme, want er is nog zoveel duisternis, zoveel tegenstand, zoveel strijd.
Ook in je eigen leven. Daarom is het slot van de psalm ook zo persoonlijk, zo helemaal toegesneden op ons eigen leven. Ik vertolk het maar direct in mijn eigen woorden: als je nu bij deze Koning, bij de Here God, wilt horen, Zijn onderdaan wilt zijn, van Hem houdt – want zo teer gaat Hij met zijn onderdanen om, het is een liefdesrelatie, de diepste die er is, hoorden we vorige week bij die prachtige Psalm 139! – als je Hem als Koning erkent, zul je dat niet alleen met je mond doen, zingend en biddend en ook niet alleen op de rustdag in zijn huis, maar ook metterdaad, door de week, in het alledaagse leven. Hoe?
Heel kort: het kwade haten. Dus het kwade weerstaan, er niet aan toegeven, je er niet in mee laten slepen. En tegelijk ook vertrouwen dat je in Gods handen veilig bent. Dat Hij je erdoorheen haalt. En je in Hem verheugen. Hem telkens weer de bron van je blijdschap laten zijn. Dag voor dag.
Tot slot: terug naar die Karl Barth. In de nacht na dat telefoongesprek overleed hij. Best onverwacht eigenlijk. Ergens tussen zijn paparassen werd een brief gevonden. Daarin stond: ‘Terugblikkend kan ik mij over niemand en niets ernstig beklagen: tenzij over mijn eigen falen vandaag, gisteren, eergisteren en de dag ervoor – ik bedoel mijn tekortschieten in echte dankbaarheid. Wellicht wachten mij nog moeilijke dagen en vroeg of laat ook zeker de dag van mijn dood. Wat blijft mij anders over dan mij met het oog op de dag van gisteren en alle dagen die eraan voorafgingen, en met het oog op de dagen die mogelijk nog volgen en tenslotte op die zeker komende laatste dag onophoudelijk voor te houden en in te prenten: ‘vergeet niet hoeveel goed Hij voor je heeft gedaan!’
En zo is het. Want: es wird regiert. Ook in ons leven. In deze hele werkelijkheid. De HERE is en blijft Koning. Halleluja. Amen.
zingen Gezang 460:1,2,3,5
dankgebed en voorbeden
inzameling van de gaven
slotlied Psalm 150:1
zegen
0 Reacties