afkondigingen

zingen                   Joh. de Heer 57

stil gebed

votum en groet

aanvangstekst       ‘Johannes zei tot hen: Ik doop jullie met water, maar er komt iemand die meer vermag dan ik; ik ben zelfs niet goed genoeg om de riem van zijn sandalen los te maken. Hij zal jullie dopen met de Heilige Geest en met vuur. (Lukas 3:16)

zingen         Psalm 97:2,6

lezing van het gebod des Heren         uit 1 Thessalonicenzen 5

zingen (met combo)        Opwekking 733

gebed om de verlichting met de Heilige Geest 

zingen (met combo opnieuw)    Opwekking 281

kindermoment

Ik heb weer wat meegebracht. Wat zou dit nou zijn? Een soort föhn? Je zou ‘m daar voor kunnen gebruiken, maar dat duurt wel een beetje lang zo, denk ik. Een soort ventilator dan? Zou ook kunnen, maar je krijgt er wel zere armen van op den duur, bovendien wordt je er eerder warm van dan lekker koel.
Nee, je hebt het natuurlijk allang gezien: dit is een blaasbalg. Waar heb je die voor nodig? Bijvoorbeeld bij een open haard of een houtkachel. Als je bij zo’n open haard of in zo’n kachel te lang wacht met hout er op gooien, dan kan het gebeuren dat er op een gegeven moment geen enkele vlam meer te zien is, alleen nog wat gloeiende kooltjes. ‘Help, het vuur gaat uit,’ denk je dan. Maar dan pakt iemand die blaasbalg en blaast daarmee een paar keer flink op de gloeiende kooltjes. En opeens schieten de vlammen overal vandaan. Snel wat stukken hout er op, en na een tijdje brandt er een heerlijk groot en warm vuur.
Kijk, dit gebeurt eigenlijk ook met Pinksteren. God pakt als het ware de blaasbalg van Zijn Heilige Geest en dan slaan de vlammen over. Het vuur is er al. Het vuur van Pasen: Jezus is opgestaan, Jezus leeft, maar met Pinksteren, door de Heilige Geest, door Gods blaasbalg zeg maar, slaan de vlammen over, wordt het een lopend vuur. Kijk maar naar de discipelen, op alle hoofden is het te zien: een vlammetje. Het vuur heeft zich verdeeld, het is overgeslagen, en het slaat ook over naar duizenden mensen die op die dag in de Here Jezus gaan geloven.
En als jij gelooft in de Here Jezus, als jij van Hem houdt, dan is het vuur ook op jou overgeslagen, dan sta jij ook in vuur en vlam voor de Here Jezus. Want dat wil de Heilige Geest. Maar Hij wil ook dat het niet alleen bij jou blijft, maar ook weer overslaat naar anderen toe: naar vriendjes, naar vriendinnetjes, naar andere mensen. En daarom blaast Hij elke keer als het ware met Zijn blaasbalg in je leven, zodat de vlammen er zeg maar uitslaan en overslaan. O ja, Hij zet er ook nog een bordje bij: verboden te blussen!

schriftlezingen       Exodus 19:16-25 en Handelingen 2:1-13

zingen                         Zingende Gezegend 184: 1, 2, 3, 5 en 9 in beurtzang

tekstlezing               Handelingen 2:3 ‘Er verschenen aan hen een soort vlammen, die zich als vuurtongen verspreidden en zich op ieder van hen neerzetten.’

verkondiging           Thema: ‘In vuur en vlam’

Gemeente van Jezus Christus,

Vuur, het is een veelzeggend teken daar in Jeruzalem. In de Bijbel is dat namelijk meer dan eens een begeleidend teken bij Gods verschijning. Denk maar aan Gods  verschijning aan Mozes, bij … een brandende braamstruik. Het vuur in de struik is teken van de aanwezigheid van de Heilige. Die verschijning aan Mozes vindt trouwens plaats bij de Sinaï.
Ruim veertig jaar later zou Mozes daar weer zijn, nu met een heel volk: Israël, middenin de woestijntocht. En opnieuw verschijnt God daar bij de Sinaï en opnieuw is er vuur! We hebben het gelezen in Exodus 19: ‘De HEER was daarop neergedaald in vuur’: teken van Zijn heiligheid, teken van Zijn aanwezigheid. En dan geeft de HERE Israël Zijn wet.
En juist dit stond centraal op het Joodse Pinksterfeest, het feest waarvoor al die mensen in Handelingen 2 in Jeruzalem zijn. Dat Pinksterfeest was niet alleen een oogstfeest, het feest der eerstelingen, maar men dacht dus ook aan de wetgeving bij de Sinaï. Dat geweldige geschenk was het immers waard om gevierd te worden. Zonder zijn goede geboden zou het leven immers chaos worden.
En nu in Jeruzalem, juist op dat feest waarop men terugdacht aan de wetgeving bij de Sinaï, is er opeens opnieuw vuur! Vuur als teken van Gods aanwezigheid. De geschiedenis lijkt zich te herhalen!
Jazeker, maar toch is er wel een groot verschil tussen hier in Jeruzalem en daar bij de Sinaï. Want daar bleef het vuur op de berg, maar hier daalt het neer! en ‘het zette zich op ieder van hen neer.’ Daar bij de Sinaï mocht het volk niet dichterbij komen: Gods verschijning was zo ontzagwekkend, dat de mensen op afstand moesten blijven. ‘Ze zouden het niet overleven’, zegt Mozes. Maar hier in Jeruzalem valt de afstand weg. Ja, het is alsof nu het vuur van de Sinaï neerdaalt. ‘Het gaat met God hier bergafwaarts’, las ik ergens. Mooie woordspeling. Gods vuur blijft niet meer op de berg, maar daalt af. Kijk, Zijn vuur was er altijd al, maar nu kan het neerkomen op mensen. Mozes kon zeggen: ‘God is gekomen, ziet u die rokende berg, dat vuur op de top?’ Petrus kon zeggen: ‘God is gekomen, kijk naar ons!’ Ja gemeente, dat is het wonder van Pinksteren: zo dichtbij komt God, door Zijn Geest: op ons, in ons.

En teken daarvan is dus het vuur. Nogmaals: een veelzeggend teken. Vuur, dat duidt namelijk op loutering, op reiniging. Denk maar aan een pincet, als je die in een vlam houdt, dan wordt-ie steriel, gereinigd. Of denk maar aan ruwe zilvererts, door dat te verhitten, komt het vuil boven drijven en hou je het echte zilver over: gelouterd en al. Reiniging, loutering, dat is ook een kant van het werk van de Heilige Geest in ons leven. Hij zoekt het vuil op, onze smerigheid, onze rottigheid. Hij wijst het aan: wat er niet goed zit tussen ons en God, tussen ons en de ander. De Geest legt het bloot. ‘Hij overtuigt ons er ook van’, zei Jezus. Met andere woorden: we zien het zelf ook, tot onze grote schrik. Maar de Geest doet dat niet als doel op zich, om het ons eens flink in te wrijven. Nee, Hij haalt het juist naar boven om ons er van te reinigen, om al dat vuile, die zonden, weg te branden met het vuur van Jezus’ liefde, zijn verzoening. Zodat het als zilver wordt, zodat we worden zoals Hij ons bedoeld heeft. Dat is het eerste wat je van het vuur van de Geest kunt zeggen, dat Hij loutert, reinigt.

Maar er is nog een ander aspect. Vuur verwarmt ook. Dat is ook een doel van de Heilige Geest. Dat we warm gaan lopen voor de zaak van Jezus. Dat we voor Hem in vuur en vlam staan. Het gaat de Heilige Geest niet zozeer om zichzelf. Nee, Hij wil niets liever mensen aan Jezus Christus verbinden.
Dat zie je ook bij Petrus gebeuren. Zijn hele preek in het vervolg van Handelingen 2 gaat in feite over niets anders dan Jezus: over Zijn geweldige betekenis voor ons. Daaraan kun je zien dat Petrus vervuld is met de Heilige Geest: dat hij in vuur en vlam staat voor Jezus Christus. Dat Hij een warm getuigenis geeft over Hem.
Ja getuigenis. Dat is het derde dat opvalt aan dat teken van vuur: het verschijnt in tongen. ‘Vuurtongen.’ In het Grieks wordt een woord gebruikt dat niets anders betekent dan dat lichaamsdeel in onze mond, dat essentiële orgaan, om mee te spreken. Met andere woorden: het vuur dat neerdaalt als tongen betekent dat het de Geest gaat om een warm getuigenis, om vurige woorden over de grote daden Gods, over wie Hij is en wat Hij voor ons gedaan heeft, met name in Zijn Zoon Jezus Christus. Ik las ergens: met Pasen gaat de aarde open, met Hemelvaart gaat de hemel open, met Pinksteren gaat onze mond open.
En zo roept dat tweede teken van de vuurtongen vanzelf om dat derde teken, dat van de ‘talen’, het wonder dat iedereen de Pinksterboodschap hoorde in zijn eigen taal.

‘Tja’, denkt misschien iemand wel, ‘ik kan wel eens jaloers zijn op die mensen toen in Jeruzalem. Als wij nu ook eens zulke indrukwekkende tekenen zouden meemaken, dan… Maar ja, dat gebeurt niet. Als hier vanmorgen in de kerk nu eens het geluid van een geweldige stormvlaag kwam, terwijl de liturgieën netjes op de bank bleven liggen. Als hier nu eens op alle hoofden een vlam zou verschijnen, het letterlijk zou vonken… Kortom: het echt te merken zou zijn. Ja, dan… Dan zou geloven eenvoudiger zijn, dan was het eenvoudiger om in vuur en vlam te staan, om echt warm te lopen voor de Here Jezus, om rond voor Hem uit te komen. Maar ja… ik zie niets, ik hoor niets, ik merk niets.’
Is dat zo? Als de Geest niet zou werken, zouden wij hier vanmorgen toch helemaal niet zitten?! Dan zouden we überhaupt niet geloven. Want dat doet de Geest: Hij roept ons, Hij werkt het geloof in ons. Als de Geest niet zou werken dan zou sowieso het Evangelie hier nooit bekend zijn geworden. Juist door de Heilige Geest, door Zijn inspiratie en bezieling, is het Evangelie uitgewaaierd over de wereld. Iemand zei eens heel treffend: ‘Als de Geest niet uitgestort was, zou het bij een binnenbrandje bij de Middellandse Zee gebleven zijn.’ Maar door de Geest is het vuur gaan lopen. Of om nog even op het voorbeeld voor de kinderen terug te komen: Gods vuur is door de blaasbalg van Zijn Geest opgelaaid, een uitslaande brand geworden, tot ook hier in Gouda. De Heilige Geest werkt. We zijn zélf het bewijs!

‘Dat is mooi gezegd, hoor. Maar wat merk ik van die bezieling, van dat vuur van de Geest, van Zijn warmte? Toch bitter weinig!
Nou, misschien, en ik aarzel een beetje om het te zeggen, misschien ligt de oorzaak wel bij onszelf! Het is natuurlijk het makkelijkst om het probleem bij de ander, in dit geval bij dé ander, de Heilige Geest, te leggen. Maar zou het probleem niet bij onszelf kunnen liggen? Het probleem dat wij de Heilige Geest uitgedoofd kunnen hebben. Dat is in ieder geval een reëel gevaar. Een gevaar dat we vanmorgen ook hoorden noemen in die geboden uit 1 Thessalonicenzen 5: ‘Doof de Geest niet uit.’ Dat kan blijkbaar: de Heilige Geest, Zijn vuur, uitdoven! Ja, als je er over nadenkt, neemt de Here God eigenlijk een geweldig risico door die afstand te overbruggen, door met Zijn vuur zo dichtbij ons te komen, het bij wijze van spreken in onze handen te leggen. Hij neemt het risico dat wij het kunnen uitdoven, als een kaars die we tussen onze vingers uitknijpen.
Hoe kunnen we het vuur van de Geest dan uitdoven? Door het vuur van de Geest bijvoorbeeld geen brandstof te gunnen, de broodnodige brandstof die te vinden is in gebed en omgang met Gods Woord. Door daarin te verslappen, te verzaken zelfs. De Bijbel en het gebed zijn olie op het vuur van de Geest. Zonder die olie dooft het uit…
We kunnen het vuur ook uitdoven door de werkplaats van de Heilige Geest niet meer te bezoeken. Weet u waar dat is, die werkplaats van de Geest? Hier, in de kerk, de gemeente. Hier is Zijn smidse zeg maar, waar Zijn vuur oplaait, waar Zijn blaasbalg is, waar Hij werkt en smeedt aan ons. Maar kom je daar niet, dan is er een   dat je Hem uitdooft.
Maar we kunnen de Geest ook uitdoven buiten die werkplaats, in het leven van alledag, door daar als christen, als christelijke gemeente, niet echt anders te zijn, door mee te waaien met alle winden, met de geest van deze tijd. Die ijskoude wind dooft het vuur en de warmte van de Geest als we ons daardoor laten bepalen.
Maar we kunnen de Geest ook binnen de gemeente uitdoven. Ook naar elkaar toe. Door bijvoorbeeld op bepaalde uitingen van enthousiasme, of op bepaalde vernieuwingen, meteen te reageren: ‘Zo gaat dat niet, dat is niet eerbiedig, zo zijn we dat niet gewend.’ Maar pas op: in sommige, misschien zelfs wel een beetje onbeholpen uitingen, in nieuwe vormen, kan weldegelijk het vuur en de kracht van de Geest verborgen zijn. En het zou toch zonde zijn, ja letterlijk zonde, als we dat zouden uitdoven!
Het vuur van de Geest kan ook gedoofd worden door ander vuur, verkeerd vuur, onheilig vuur: dat van ruzie, tweedracht, veroordeling, niet door de knieën kunnen gaan, alleen maar uit zijn op eigen gelijk.
Daarom mogen we onszelf echt wel de vraag stellen: Brandt in ons het Pinkstervuur, het vuur van de Geest of is het ander vuur?

Misschien zegt u: ‘Ja dat andere vuur, dat verkeerde vuur, herken ik, daar strijd ik ook tegen, maar ik zou zo graag meer van dat vuur, van die warmte van de Geest willen hebben. Ik zou zo graag echt in vuur en vlam willen staan voor Jezus.’
Zou u dat willen? Is dat jouw verlangen? Zijn we daar echt verlegen om? Want daar begint het wel mee, met die verlegenheid, met dat verlangen. Want juist dor en droog hout vat het snelste vlam, toch?! Begrijpt u: mensen die zich leeg weten, daar kan de Heilige Geest mee verder. Niet met mensen die denken alles al te hebben, die vol zijn van zichzelf, die zich al heel wat voelen. Nee, die kan de Geest niet vullen, want die zijn al vol van zichzelf. Juist hen die leeg zijn, die er om verlegen zijn, die weten dat dat vuur niet uit henzelf komt, maar van de andere kant moet komen.
Let maar op in Handelingen 2. De tekenen: het geluid als van een hevige windvlaag, die vuurtongen komen uit de hemel, van boven af, niet van onderen af, niet bij ons vandaan. Als je dat weet, dat het van de andere kant moet komen, dan kun je ook wachten. Vergeet dat niet: de discipelen moesten ook wachten op de komst van de Geest. Zo kan dat in ons leven ook zijn, wachten en bidden! Want dat deden ze ook: éénparig. De wachtkamer van het geloof. Daar leren we afhankelijkheid, ontvankelijkheid, openheid voor wat de Heilige Geest gaat doen, in ons leven, in de kerk, in de wereld.
‘Veni Creator Spiritus’ luidt een oud kerklied. Een gebed in feite: Kom Schepper Geest. Herschep ons. Maak ons tot nieuwe mensen. Vervul ons, vervul ons met Uzelf, Uw liefde, Uw blijdschap, Uw vrede. Doorgloei ons, met Uw vuur, reinigend, verwarmend vuur.
En dat gebed zal niet zonder gevolgen blijven. Want de hemelse Vader heeft Zijn Heilige Geest beloofd aan hen die Hem bidden, zegt Jezus. En dat is een belofte. En Zijn beloften vervult de Here God, allemaal. En Hij is daarin niet karig. Nee, dat vind ik ook het prachtige aan onze tekst: ‘het vuur zette zich op ieder van hen neer.’ Ieder, niemand uitgezonderd. Zou de Geest dan u overslaan, of jou, of mij?
Ja, als je op Hem wacht, als je om Hem bidt, als je je voor Hem openstelt, dan zul je merken dat Zijn vuur in je komt. Vuur dat loutert, dat de vuiligheid aanwijst en reinigt, vuur dat je omvormt tot het beeld van God, dat je in de Here Jezus bent. Ja, en dan zul je ook voor Jezus warm gaan lopen, je zult niet meer zonder Hem  kunnen, en je kunt het dan ook niet laten om met woorden en met daden te laten zien wat Hij voor je betekent, wat Hij ook voor anderen kan betekenen. Als je leven open is, als het vuur niet in de doofpot verdwijnt, dan kan het door de Geest, door die blaasbalg die Hij is, zomaar overslaan.

Zo gaat het vuur van de Geest door de wereld als een lopend vuur, soms zomaar fel oplaaiend, soms ook onopvallend, maar het vuur gaat door, totdat het einde zal zijn: de voleinding, het doeleinde, de bestemming van alles, hoorden we nog niet zo lang geleden uit de Petrusbrief. Dan zullen die tekenen van het Pinksterfeest nog één keer helemaal waar worden. Want dan zal de storm van Gods Geest alle tegenstand hebben weggeblazen. Dan zal iedereen dezelfde taal spreken, want ieder zal Jezus Christus erkennen als Heer. Dan zal heel deze wereld in vuur en vlam staan voor de Vader, de Zoon en de Heilige Geest.
Tot die tijd blijven we bidden:

KOM, HEILIGE GEEST

Kom met uw vuur,
onze harten zijn koud,
kom met uw vuur
in het offer, het hout,
kom, Heilige Geest.

Kom met uw kracht,
ons gebaar is zo leeg,
kom met uw kracht
die tot leven beweegt,
kom, Heilige Geest.

Kom met uw adem,
onze monden zijn stom,
kom met uw adem,
schep het vreugdelied, kom,
kom, Heilige Geest.

Kom met U zelf,
hoor die niet naar U vroeg,
kom met U zelf
want eerst dat is genoeg,
kom, Heilige Geest.  Amen

zingen (met combo)        ‘De wind steekt op’ van Sela

dankgebed en voorbeden       

inzameling van de gaven

zingen          Gezang 249:1,2

zegen