zingen Gezang 145:1,3
stil gebed
votum en groet
aanvangstekst ‘Jullie hoeven niet bang te zijn, want ik breng jullie goed nieuws. Het hele volk zal daar blij mee zijn.’ (Lukas 2:11, uit: Bijbel in Gewone Taal)
zingen (met combo) – Halleluja, looft de Heer (Kees Kraayenoord)
– Kom, vier het feest met mij (Sela)
gesprekje met Melchior en Artaban, twee wijzen uit het KerstWandelTheater
schriftlezing 1 Matteüs 2:1-12 (uit: Bijbel in Gewone Taal) door Melchior (Monica van Driel)
zingen (met combo) Ik kniel bij uwe kribbe neer
schriftlezing 2 Matteüs 25:34-40 (uit: Bijbel in Gewone Taal) door Artaban (Nelly v.d. Gaarden)
zingen Gezang 150:1,4,5
overweging Thema: ‘Onverwachte wijze’
(ds. Kees van den Berg zit op stoel, op het liturgisch centrum, de kerk is donker, op één spot na)
Over ‘onverwachte wijze’ gesproken… Om de preek híer te beginnen, en zó…
Toch doet het misschien wel denken aan menig kerstviering van vroeger. Aan het eind was daar vaak een kerstverhaal. Dan waren de lichten gedimd en luisterde iedereen ademloos. Benieuwd hoe dat nu is, want met zo’n verhaal wil ik beginnen. Het is van de Russische schrijver Tolstoy…
(ds. Kees van den Berg pakt een groot, dik boek en leest daaruit voor:)
Er was eens een schoenmaker. Panov heette hij. De mensen noemden hem Papa Panov. Erg rijk was hij niet. Alles wat hij had was een kleine kamer, waar hij woonde, sliep en schoenen repareerde. Maar arm was hij ook niet. Hij had alle gereedschap dat hij nodig had. Ook had hij een gietijzeren kachel waar hij ook zijn eten op kon koken.
Het was kerstavond en Papa Panov stond voor z’n raam. Hij moest denken aan zijn vrouw die lang geleden was overleden en aan zijn kinderen, die allemaal het huis uit waren. Het was stil in huis.
Hij ging in z’n stoel zitten en las in een boek. Het ging over het kerstfeest. ‘Och, och’, zei Papa Panov, ‘als Jozef en Maria hier waren gekomen, had ik wel plaats gehad. Ze hadden zo in mijn bed mogen liggen en had ik het kindje lekker onder mijn lapjesdeken gestopt. Ik zou wel wat gezelschap willen hebben…
Hij las verder, over rijke mensen die door de woestijn reisden om prachtige geschenken te brengen aan Jezus: cadeaus van goud en dingen die lekker roken. ‘Als Jezus hier zou komen, dan zou ik niets hebben om aan Hem te geven’, verzuchtte Panov. Maar opeens bedacht hij zich en liep naar een plank. Daar stond een stoffige doos. Daaruit haalde hij een paar kleine schoentjes, de beste schoenen die hij ooit had gemaakt. ‘Die zou ik Hem hebben gegeven’, mompelde hij. Hij ging weer in z’n stoel zitten om verder te lezen. Al snel werden z’n ogen zwaar en viel hij in slaap…
Plotseling hoorde hij een stem: ‘Papa, Papa Panov!’ De schoenmaker schrok wakker: ‘Wie is daar?’ Maar hij zag niemand. ‘Papa Panov’, riep de stem weer, ‘je wilde toch dat Ik naar je winkel was toegekomen en dat je Mij iets wilde geven? Let morgen goed, want Ik zal komen. Doe je best om Mij te herkennen, want Ik zal mijn naam niet zeggen.’ En toen was het stil.
Buiten begonnen de klokken te luiden. Het kerstfeest was begonnen. ‘Hij was het’, zei Papa Panov bij zichzelf, ‘dat was Jezus… Misschien heb ik het wel gedroomd, maar dat doet er niet toe. Ik zal morgen heel goed opletten.’
Hij zette zich in de vroege morgen voor het raam, op de uitkijk, of Jezus zou komen. Maar er kwam niemand…
Pas uren later: een gestalte in de verte… Maar toen hij dichterbij kwam, de teleurstelling: het was de oude straatveger. Panov draaide zich om. Maar toen hij weer keek, zag hij dat de straatveger gestopt was: hij wreef in z’n handen en stampte met z’n voeten. Hij had het duidelijk koud, heel koud. Panov riep hem binnen. Dat had de straatveger niet verwacht, maar hij warmde zich aan de kachel en genoot van de koffie. En toen ging hij weer door met z’n werk.
In de straat werd het drukker. De mensen keken naar de schoenmaker die in de deuropening stond, op de uitkijk. ‘Een fijn kerstfeest, Papa Panov!’, riepen ze. Hij knikte en lachte terug. Maar hij wilde geen praatje maken. Hij wachtte op iemand anders.
Hij wilde net weer naar binnen gaan, toen iets zijn aandacht trok. Het was een jonge vrouw met een baby. Ze was mager en zag er moe uit. Ze was armoedig gekleed. Panov wenkte: ‘Hallo, kom maar even binnen. Dan kun je je warmen bij de kachel.’
‘U bent aardig’, zei de vrouw, toen Panov een stapje opzij deed om haar binnen te laten. ‘Nou, dat valt wel mee hoor, maar je zag er zo koud uit. Moet je nog ver?’ ‘Nog zo’n zes kilometer, ik moest m’n huis uit, omdat ik de huur niet meer kon betalen en nu ben ik op weg naar m’n nicht. Hopelijk mag ik bij haar wonen. Ik heb geen man, ziet u.’
De vrouw ging bij de kachel zitten. Hij gaf haar soep en de baby opgewarmde melk. Panov schudde z’n hoofd: ‘Je kind heeft niet eens schoentjes.’ ‘Ik heb er geen geld voor’, zei de vrouw verbitterd. Toen schoot er een gedachte door Panov heen. Hij probeerde deze van zich af te zetten, maar het lukte niet. De doos op de plank! Hij deed het jongetje de schoentjes aan. Ze pasten precies!
‘Hier, je mag ze hebben’, zei hij. De vrouw was dolblij. Dankbaar, opgewarmd en met een gevulde maag vertrok ze.
Er gingen uren voorbij. Hoeveel mensen ook passeerden, Jezus was er niet bij.
Toen werd hij bang: misschien was Jezus er wél geweest, maar had hij Hem niet herkend. Of was Jezus langsgekomen, terwijl hij net wat anders aan het doen was. Hij liep nog één keer naar de deur om te kijken. Allerlei mensen kwamen voorbij. Panov groette ze allemaal. De bedelaars gaf hij een beetje geld of een stuk brood. Maar Jezus kwam maar niet.
Tranen vulden Panovs ogen, terwijl hij in z’n stoel zakte: ‘Uiteindelijk was het maar een droom. Ik wilde het zo graag geloven…’
Maar toen gebeurde er iets: het leek wel alsof Panov door z’n tranen heen een lange rij mensen door zijn kleine winkel zag lopen: de straatveger, de vrouw met haar kindje. Alle mensen die hij die dag had gezien en geholpen. Toen ze voorbij liepen, fluisterden ze één voor één: ‘Zag je mij niet, Papa Panov?’
De schoenmaker kwam overeind: ‘Wie zijn jullie?’ En toen hoorde hij dezelfde stem als de vorige nacht: ‘Ik had honger en jij gaf mij te eten. Ik had dorst en jij gaf Mij te drinken. Ik had het koud en je hebt Mij gevraagd binnen te komen. Alle mensen die jij vandaag hebt geholpen, elke keer dat je klaarstond om hen te helpen, heb je Mij geholpen.’
De tranen droogden op in Panovs ogen, en langzaam zei hij: ‘Hij is dus toch gekomen.’
(ds. Kees van den Berg komt uit stoel en loopt over het liturgisch centrum, de lichten gaan weer aan:)
Die woorden van Jezus: ‘Ik had honger en jij gaf Mij te eten, enz.’ hoorden we vanavond al eerder, bij de schriftlezing. Niet voor niets werd deze door Artaban gedaan, uit het Kerstwandeltheater. In de laatste scène kreeg Artaban diezelfde woorden namelijk ook te horen, toen hij bij Jezus kwam, met lege handen. Al z’n geschenken had hij weggegeven aan behoeftigen, aan hulpelozen. Maar ten diepste had hij ze toch aan Jezus gegeven, want ‘wat je aan de minste van mijn broeders of zusters hebt gedaan, dan heb je aan Mij gedaan’. Aldus Jezus.
Ja, die verhalen van Papa Panov en de vierde wijze, Artaban lijken erg op elkaar. Ze rijmen allebei op die woorden van Jezus uit Matteüs 25… Hoe is dat met ons verhaal, met ons leven?
(ds. Kees van den Berg gaat kansel op)
Kerst is het feest van het geven. Allereerst door God. Hij geeft. Ten diepste zichzelf. Hij komt in deze wereld. Als een mens. Als een kind. Een baby’tje. Zo kwetsbaar. Zo toegankelijk. Niemand hoeft zich te groot of juist te minderwaardig te voelen. Er is plaats bij Hem. In Hem schenkt God ons zijn liefde, zijn vrede, zijn genade. Dat maakt alles anders. Ik ben een mens voor Wie God zelf alles over had, zijn eigen Zoon zond, zichzelf gaf. Maar ook de ander geldt dat. Het maakt ieder mens waardevol.
Kerst is het feest van het geven. Ook ons geven aan God, aan Jezus. Kijk maar naar die wijzen uit het oosten – mensen van heel ver weg dus, vreemdelingen. Zij zijn ons daarin voorgegaan.
Hun geschenken zijn opvallend. Want wie geeft er goud, wierook en mirre als kraamcadeau?! Over onverwachte wijze gesproken… Maar zij doen het. Juist omdat die geschenken alles zeggen over de pasgeboren Heer.
Het goud staat voor zijn koningschap. Goud is niet alleen een edelmetaal, maar ook duurzaam. Jezus’ koninkrijk zal kostbaar en duurzaam zijn.
De wierook staat voor het gebed, de aanbidding. Niet voor niets knielen de wijzen ook voor Jezus en aanbidden Hem. Knielen, een veelzeggende houding. Iemand zei eens: ‘Als je knielt, vorm je eigenlijk een vraagteken. Je zegt a.h.w.: ‘Ik kan mezelf niet redden. Ik heb U nodig, Heer.’ En reken maar dat Hij deze intentie verhoort. Aanbidden is vanuit die intentie, vanuit die afhankelijkheid Hem aanroepen, stil verwonderd zijn over wie Hij is. Kniel je mee, naast die wijzen? Aanbid jij Hem ook?
Het derde geschenk, mirre, werd in die tijd gebruikt om lichamen te balsemen voordat ze begraven werden. Dit kindje zal uiteindelijk zijn leven geven. Die mirre vertelt zonder woorden al over zijn dood, over zijn begrafenis. Zo ver wilde God gaan in zijn liefde, in zijn geven, tot in de dood! Voor ons.
Kerst is het feest van het geven. Kom naar Jezus toe met de beste geschenken die je kunt geven. Zoals die wijzen deden. Tijdens het KerstWandelTheater zagen we de vierde wijze, Artaban, met lege handen bij Jezus aankomen, bij het kruis. Hij kon alleen maar z’n hart geven, oftewel zichzelf. Hij viel op z’n knieën neer en aanbad Jezus, net als z’n mede-wijzen, maar dan niet in Bethlehem, maar op Golgotha.
Ik vond het één van de ontroerendste gedeelten uit het KerstWandelTheater. En ik dacht: eigenlijk ben ik niet anders. Ook ik heb geen goud, geen wierook, geen mirre. Maar ik heb wel mijn hart, mijn leven, mijn liefde. En die wil ik aan de Heer geven, met vallen en opstaan.
En weet je, als je dat doet, telkens weer, dan verandert alles. Dat ontdekte Artaban, dat ontdekte Papa Panov, dat ontdekken al die mensen die eens voor Jezus zullen staan en zijn koninkrijk mogen binnengaan. Waarom? Omdat hun liefde aan anderen, hun hulp aan anderen, in feite aan Jezus was. Hij identificeert zich namelijk zo met mensen met een minteken; – mensen die honger hebben, die geen dak hebben, die op de vlucht zijn, die een goede gezondheid missen – dat in hen Jezus zelf verschijnt. Dus… Nog één verhaal. Nog één keer ‘op onverwachte wijze’.
(ds. Kees van den Berg gaat kansel af en gaat nog één keer op stoel, op liturgisch centrum zitten, de lichten gaan uit, op één spot na)
Het gaat over Zvi, een Joodse jongen uit Litouwen. Hij stond aan de rand van een grote, vers gegraven kuil. Met z’n vader en vele andere Joodse stadsgenoten. Het was 1941. Ze stonden daar om geëxecuteerd te worden, één voor één, waarna ze in de kuil vielen. Zvi hoorde de schoten verderop in de rij. Hij telde de kogels en de pauzes tussen het ene schot en het volgende. Terwijl de nazi’s hun revolvers richtten, liet Zvi zich vallen, een fractie van een seconde voordat het schot op hem werd afgevuurd.
Hij lag daar in de kuil. Lijken vielen op hem neer en bedekten hem. Stromen bloed dropen over hem heen. Uiteindelijk hield het schieten op. Het werd kouder en kouder. Na een tijd kroop hij uit de kuil. Hij liep naar de huizen bij de enorme kerk. Zvi kende de bewoners, allemaal. Hij klopte aan bij het eerste huis. Een boer deed open, hij keek naar de met bloed overdekte, naakte Joodse jongen. Zvi smeekte: ‘Laat me alsjeblieft binnen.’ De boer snauwde: ‘Jood, ga terug naar het graf waar je thuishoort!’ en smeet de deur dicht. Overal waar Zvi aanklopte kreeg hij zulke reacties.
Toen liep hij naar een huisje aan de rand van het bos. Daar woonde een weduwe. Ook haar kende Zvi. Ook haar reactie was, toen Zvi had geklopt en gesmeekt: ‘Jood, ga terug naar het graf!’ Ze zwaaide met een fakkel alsof Zvi een boze geest was.
‘Ik ben uw Heer, Jezus Christus. Ik ben van het kruis afgedaald. Kijk naar mij – het bloed, de pijn, het lijden van de onschuldige. Laat me binnen!’ zei Zvi.
De weduwe sloeg een kruis en viel neer voor zijn bebloede voeten: ‘Bozje moj, bozje moj, mijn God, mijn God’, zei ze almaar, en ze prevelde gebeden. Ze liet Zvi binnen. Hij werd gered…
Zvi dacht dat hij loog, maar hij sprak de waarheid. De weduwe werd niet bedrogen, maar snapte ten diepste wat er gaande was.
Wie komt er op onze weg? Wie klopt er bij ons aan? Hoe bekommeren wij ons om mensen met een minteken: de zieke, de eenzame oudere, de statushouder die zo graag aansluiting vindt, de collega die getreiterd wordt. In hen kun je Jezus ontmoeten en Hem dienen. Op onverwachte wijze… Met grote gevolgen.
Amen
zingen Zingende Gezegend 113:1,3,5
gebed (van ds. Jaap Zijlstra)
Vader,
Geef mij licht in mijn handen om uit te delen.
Licht in mijn ogen om een lach te ontlokken.
Licht in mijn oren om Uw stem te vernemen.
Licht in mijn hartstocht om liefde te zijn.
Licht in mijn denken om Uw dag te zien dagen.
Licht op mijn schouders om vrede te dragen.
Licht op mijn hoofd om een teken te zijn.
Licht in mijn lied om Uw goedheid te eren.
Licht in mijn tranen om mensen te troosten.
Licht in mijn hart om een licht te zijn.
Amen
inzameling van de gaven (tijdens de collecten zingt het combo – a capella – In ons hart geboren (Sela), daarna zingt de gemeente het – ook a capella – met hen mee)
zingen Gezang 143:1,2
zegen
zingen (als gezongen amen) Gezang 143:3
0 Reacties