openingstekst       ‘Zie, de jonge vrouw zal zwanger worden en een zoon baren, en roepen zal zij als zijn naam: Immanoe El, – met ons is God!’ (Jesaja 7:14b))

schriftlezing          Lukas 2:1-20


deel 1 liedpreek

Gemeente van Jezus Christus,

‘Stille Nacht’ is een echte klassieker. Ik heb wel eens horen zeggen: ‘Als dat lied niet gezongen wordt, is het voor mij geen kerst.’ Nu is niet iedereen even enthousiast is over dit lied. In het zgn. ‘Compendium bij de Gezangen uit het Liedboek voor de Kerken’, een naslagwerk waarin van alle gezangen de achtergrond, inhoud én melodie uitvoerig wordt besproken, daarin schrijft Ad den Besten dat hij het zeer betreurt dat Stille Nacht uiteindelijk in het Liedboek terechtgekomen is. Hij vindt het een ‘afschuwelijk versje’. Let op het verkleinwoord: vaak geen best teken… Dat begint voor hem al bij de melodie: ‘karakterloos’ noemt hij deze en ‘larmoyant’, oftewel ‘huilerig’.
Nu is het zeker zo dat dit lied niet kan tippen aan de onsterfelijk mooie melodieën uit het Weihnachtsoratorium van Bach of The Messiah van Händel, maar toch heeft het, juist in zijn eenvoud, velen geraakt, tot op de dag van vandaag. Waarom zou het anders in meer dan 300 talen vertaald zijn en nog vele malen meer uitgevoerd zijn?!

Ik zal eerlijk zijn: het lied behoorde aanvankelijk ook niet tot mijn lievelingskerstliederen – misschien omdat ik het inmiddels te vaak gezongen heb? – maar door me er werkelijk in te verdiepen, ging er toch een nieuwe wereld voor me open en bleek ook dit lied alles te maken te hebben met het hart van Kerst…

De oorspronkelijke dichter van het lied is Joseph Mohr. Hij was kapelaan geworden in een Duits dorpje in Beieren. Hij raakte bevriend met Franz Gruber, de organist uit een naburig dorpje. Daar werd Mohr later pastoor en hij zou in 1818 daar de kerstnachtmis leiden. Maar tot overmaat van ramp hield het orgel er mee op. Het verhaal gaat dat een muis zich door de blaasbalg had heen geknaagd. Wat nu? Mohr herinnerde zich dat hij thuis nog een gedicht had liggen: de tekst van Stille Nacht. Gruber bedacht er vervolgens in no time een melodie bij, voor gitaar, twee stemmen en een koor. In die nachtmis voerden de twee vrienden het zelf uit: de één de tenorpartij, de ander de baspartij en een koor zong telkens de laatste twee regels van de coupletten. Ziet u het voor zich: zo’n lied, gezongen door een pastoor en een organist, met een klein koor, in die nachtmis? Heel klein dus en intiem.
Zo begint het lied natuurlijk ook: ‘Stille Nacht, heilige nacht…’ Zo stil, zo intiem, zo mystiek. Maar is dat eigenlijk wel terecht?? Ik bedoel: die nacht was toch helemaal niet stil? De herders in het veld, de soldaten in de kazerne, het overvolle Bethlehem; nee, daar is weinig stilte bij. En hoe heilig was die nacht? Zoals ik ergens las: ‘onheilige vuren brandden in de harten, onheilige gedachten woelden door hoofden, onheilige donkere dingen geschiedden. De nacht is immers de tijd van de werken der duisternis.’
Maar toch: een stille nacht en een heilige nacht. We worden opgeroepen om stil te worden voor Hem die gekomen is. Dat heilige kind, die de Heer van de schepselen is, God zelf. De Messias, de Zoon van David, zo lang al verwacht, voorzegd en nu gekomen.
Het mooie van onze versie is dat het in de tegenwoordige tijd staat: ‘wordt geboren in Bethlehems stal.’ Natuurlijk, het is meer dan 2000 jaar geleden geschied. Maar het kerstevangelie is geen krantenbericht of bericht uit historische annalen dat tot ons komt; nee: het is Evangelie, de blijde boodschap die ons nú aangaat. Daarom die tegenwoordige tijd. We worden er gelijktijdig mee. Door de Heilige Geest die ons de stal binnenbrengt, bij die kribbe, bij die Heer van de schepselen die daar als hulpeloos, maar heilig kind ligt. Dan ga je toch vanzelf zingen??

zingen         Gezang 143:2

 

deel 2 liedpreek

Wat een contrast tussen die laatste regels van het eerste en de beginregel van het tweede couplet: ‘Hij, de schepselen Heer –  Hulploos Kind, heilig Kind’! De Heer van heel de schepping en een hulpeloos kindje, een pasgeboren baby. Maar dat is nu precies de essentie van kerst: dat God zelf mens wordt. Helemaal, vanaf het prilste begin, om heel ons bestaan te delen. Waarom? Omdat Hij ons liefheeft. Of zoals het lied zingt: ‘dat zo trouw zondaars mint.’
Kijk, wij hebben anderen vaak lief vanwege bepaalde eigenschappen. Daarom vinden we de ander leuk, aardig, lief, aantrekkelijk, humoristisch, enz. enz. Daarom houden we van die ander. Maar Jezus mint zondaars. Mensen die helemaal niet zo aardig kunnen zijn, die het vaak juist helemaal verstieren, die zo tekort schieten, die zo kunnen teleurstellen. Mensen als u en ik dus, als we eerlijk zijn. Maar toch heeft Christus ons lief. Onbegrijpelijk! Wat een wonder.

En vanwege die liefde liet Christus dus alles los. De hemelse rijkdom werd Hem ontzegd. En Hij werd arm. Z’n matrasje bestond uit hooi, z’n wiegje was een voerbak en z’n babykleding een stel doeken. Allemaal tekenen van schamele armoede, waarin Hij onder ons kwam. Voor ons: ‘ook voor mij hebt Ge U rijkdom ontzegd, werd Ge op stro en in doeken gelegd.’ Hoort u hoe persoonlijk het lied hier wordt? In het eerste couplet waren het nog brede streken waarmee werd geschilderd, hele brede: miljoenen en der schepselen Heer. Nu is het uiterst persoonlijk: ook voor míj.
En dat is precies ook een onmisbare kant van kerst: dat het persoonlijk is en persoonlijk wordt. Dat we ontdekken dat de komst van Christus met onszelf te maken heeft. Dat Hij dat ook voor mij deed. Dat Hij ook mijn leven heeft gedeeld. Dat Hij ook met mij geruild heeft, net zo concreet als ik het zeg: dat Hij arm werd om mij rijk te maken, rijk in God, rijk voor eeuwig; in plaats van een zondaar, die zo tegenvalt, die zichzelf ook tegenvalt, een geliefd kind van God. Dat moet ik nooit vergeten, daarom: ‘leer me – leer mij, ook heel persoonlijk dus – leer me U danken daarvoor. Elke dag weer een oefening in dankbaarheid hiervoor: dat deze Heer mijn Heer is, dat deze God voor mij zo klein is geworden. Dat deze Heer van mij houdt. Duizend, duizendmaal, o Heer, zij U daarvoor dank en eer!

zingen         Gezang 143:3

 

deel 3 liedpreek

‘Vreed’ en heil wordt gebracht’… Die regel sluit natuurlijk helemaal aan bij het kerstevangelie dat we ook vanavond lazen uit Lukas 2. De engel zegt daar tegen de herders en tegen ons – want het gaat er immers om dat we er gelijktijdig mee worden- (en ik citeer nu even uit de oudere vertaling:) ‘U is heden de Heiland geboren.’ Heiland, dat is degene die heil brengt, die heel maakt. En vlak daarna scandeert die menigte engelen: ‘vrede op aarde.’ Vreed’ en heil wordt gebracht… Dat waren in de tijd dat het lied Stille Nacht ontstond trouwens ook geen lege woorden… Nee, ze waren juist hoogst actueel. In 1818 was het nog maar een paar jaar na de oorlogen van Napoleon, die ook het Beieren van Mohr en Gruber zwaar getroffen hadden. Ook in hun dorp waren verliezen te betreuren, was er veel verwoest en sidderde men nog na van de oorlogsverschrikkingen. Wat een hoop spreekt er dan uit dat ene zinnetje over Hem die vrede en heil komt brengen… Wat een hoop ook voor onze tijd en wereld, waar in Syrië, in Irak, in Burundi (en ga zo maar door) het oorlogsgeweld met geen pen te beschrijven is, waar zoveel  stukgemaakt en -gegaan is. We kunnen het misschien amper geloven, maar dit alles heeft het laatste woord niet. Want in deze verschrikkelijke wereld – ‘een verloren wereld, verloren in schuld’, zegt het lied – is Hij gekomen, om die schuld te dragen, om al dat leed te delen, maar ook om heel te maken, om vrede te brengen, eens en voorgoed. Mohr en Gruber grepen zich daar aan vast. In hun oorspronkelijke Duitse versie klinkt:

 

Und als Bruder

huldvoll omschloss

Jesus, die Völker der Welt

 

oftewel:

En als broeder

omarmde Jezus

genadevol de volken van de wereld

 

Mohr en Gruber hadden nog vers in het geheugen hoe de volken toen tegen elkaar opstonden, elkaar verwensten, elkaar afslachten. Iets wat helaas nog steeds gebeurt.
Minder gewelddadig en oorlogszuchtig kunnen wij mensen evengoed in ‘wij en zij’ denken, de ander stigmatiseren als niet ons soort, als ‘niet mijn pakkie an’. En zulke mensen houd je dan op afstand, daar praat je vooral óver en niet méé, laat staan dat je die genadevol omarmt.
Maar zo was Jezus niet. Zo ís Jezus niet. Hij sprak niet over wij en zij. Hij overbrugde tegenstellingen die mensen gemaakt hadden. Hij zocht juist mensen aan de rand op, mensen die iedereen over het hoofd zag. Kortom: bij Hem en door Hem vallen al dat soort verschillen weg.
Een ontroerend voorbeeld vertelt dominee Buskes ergens. Het gaat over Binnert de Beaufort die in de kerstnacht van 1943 in een cel zat van het beruchte Oranjehotel in Scheveningen, vastgezet door de Nazi’s. Hij hoort hun gescheld op de Joden op de gang – het is dus ook daar allesbehalve een stille nacht… Maar dan pakt hij zijn bijbeltje en begint Lukas 2 te lezen, voor z’n celgenoot. ‘Harder!’ wordt er opeens uit een naburige cel geroepen. ‘Lees voor ons allemaal voor.’ ‘Ja! Ja!’ hoort hij anderen roepen. Z’n celgenoot pakt een krukje en zet het voor het luchtrooster, waar De Beaufort dan door leest. Als de lezing uit Lukas 2 klaar is, gaat hij door met vertellen. Hij vertelt over de wonderbare kracht van het gebed, de hoop op genade, die er is bij de hemelse Vader en dat we ons in zijn handen veilig mogen weten. Alles loslaten, maar niet die ene band die er loopt van ons naar Jezus Christus, wiens geboorte we nu herdenken. Niets kan ons deren als God maar voor ons is. Nee, niets. Wie zou ons beschuldigen? Soms dat kliekje hier? Aldus De Beaufort in een dagboek dat later verscheen.
Hij spreekt de zegen uit en dan begint er opeens ergens in een cel iemand te zingen: ‘Stille Nacht, heilige Nacht.’ En een honderdtal stemmen zingt mee, eerst zachtjes, maar tenslotte uit volle borst. Katholieken, Joden en Protestanten. Ja, Jezus als broeder die een ieder omarmt, waardoor er eenheid ontstaat, juist in zulke omstandigheden… En in de verte horen ze hoe ook gang B – de vrouwengang – het gezang overneemt….

Dit is toch om stil van te worden?!

Stilte hoort ook bij kerst. Daarom is en blijft het ook zo’n toepasselijk kerstlied: Stille Nacht… Iemand zei eens: ‘als je de stilte uit kerstmis weghaalt, houd je een kermis over.’ Dat is taalkundig waar. Haal de ‘st’ uit ‘kerstmis’ en het wordt kermis. Maar in diepere zin is het ook net zo waar. Kerstfeest zonder de eerbiedige stilte is niet meer dan een hoop drukte om een leeg hart…
De laatste letters van kerst wijzen de goede richting: st. Ssst, stil worden. Uit eerbied voor deze Heer, voor dit hulpeloze kind, voor Hem die zich voor ons gaf, uiteindelijk tot aan een kruis. Aan die stilte, aan die aanbidding, komen we toch wel toe? Nu in de kerk? Op het kerstfeest? Want alleen dan kom je bij de kern. Of zoals de dichter Adama van Scheltema dichtte:

Min de stilte in uw wezen

’t Is de stilte die bezielt

zij die alle stilte vrezen

hebben nooit hun hart gelezen

hebben nooit geknield

 

Daarom:

Wees stil en kom wat dichterbij

dit kind van Bethlehem:

het einde, het begin is Hij;

niets kan ik zonder Hem.

Amen