Welkom en afkondigingen 

Zingen          Psalm 139:1 ‘Heer, die mij ziet zoals ik ben’

Stil gebed     

Votum en groet

Aanvangstekst   (Weektekst VBW) ‘De mens kijkt naar het uiterlijk, de Heer kijkt naar het hart’ (1 Samuël 16:7c)

Zingen (met muziekgroep)         ‘God kent jou vanaf het begin’ en ‘Kom en zie’

Gebod van de Heer      De Tien Woorden op rijm

Zingen          Lied 316:4 ‘Het woord van liefde, vrede en recht’

Leanne Oskamp vertelt over de VakantieBijbelWeek met de kids

Gebed          

Schriftlezing   Handelingen 8:26-39 door Jasmijn Verkerk uit de Bijbel in Gewone Taal

Zingen (met muziekgroep)         ‘Groot en geweldig’

Kinderpreek     Thema: Ik zie jou!

Ik zie, ik zie, wat jij niet ziet en het is… bruin.
(De leuning van de achterste kerkbank, hiervandaan helemaal links achteraan.)

Ik zie, ik zie wat jij niet ziet en het is… blauw.
(De ogen van de ouderling van dienst.)

Ik zie, ik zie wat jij niet ziet en het is … groen.
(Die ene boom in de tuin buiten. Nee, niet die andere, maar die ene.)

Inderdaad, ik zie, ik zie, wat jij niet ziet. Want je zag het niet hè: die achterste kerkbank, die ogen van de ouderling van dienst en die ene boom buiten.
Nou, dan kan ik, Filippus, je de hand schudden. Want ik zag eigenlijk helemaal niets of niemand toen een engel tegen mij had gezegd naar de weg te gaan tussen Jeruzalem en Gaza. Toen ik daar aankwam, zag ik echt niets bijzonders. Het was midden op de dag. En midden in de woestijn. Dus bloedheet en doodstil. Ja, ik zag veel zand, veel rotsen, een enkel struikje en boven me een stel gieren dat hoog in de lucht rondcirkelde. Maar verder niets.

Maar opeens hoorde ik paarden briesen en wielen ratelen over de harde woestijnweg. Ook hoorde ik een man hardop praten. Het leek wel alsof hij voorlas.
Toen zág ik die koets: een hele chique. Naast de koetsier zat er een deftige man in, met hele mooie kleren. Duidelijk een minister of zo. Hij was donker. De koets stopte. Ik vroeg de koetsier wie hij vervoerde: het was de minister van financiën van Ethiopië. Ze waren in Jeruzalem geweest. Ook bij de tempel, het huis van God. Daar had die minister een boekrol gekocht, van de profeet Jesaja. En die was hij nu aan het lezen. Hardop.

Ik vroeg de minister: ‘Begrijpt u wat u leest?’ Hij antwoordde: ‘Nee, want niemand legt het me uit. Maar als jij dat wilt doen, er is nog plaats hier in de koets.’
En opeens begreep ik waarom die engel, waarom God dus, me hierheen had gestuurd, naar deze eenzame weg, midden op de dag: om deze man tegen te komen, om hem uit te leggen wat er in de Bijbel staat, om hem misschien wel het goede nieuws over Jezus te vertellen.

Ik ging naast de minister in de koets zitten en hij las verder in die boekrol. Hij las over iemand die zweeg, die zo stil was als een schaap dat meegenomen wordt voor de slacht. En dat ze die persoon slecht behandeld hebben, maar dat God hem gered heeft.’ Ja, ik kende dat bijbelgedeelte wel. Jesaja 53, zo’n mooi gedeelte!

‘Over wie heeft de profeet het hier’, vroeg die minister, ‘over zichzelf of over iemand anders?’ Toen kon ik hem uitleggen dat het hier over Jezus gaat. Dat Hij volstrekt onschuldig was, maar toch werd gedood. En dat Jezus zich niet verzette, maar dat Hij dat verschrikkelijke lijden, zelfs de dood aan het kruis onderging, om ons te redden. En dat God Hem opwekte uit de dood. ‘En dat die Jezus ook uw redder wil zijn, beste minister.’ Ja, dat laatste zei ik hem natuurlijk ook, want wat gunde ik hem dat!

Ik weet niet wat er precies gebeurde, maar die man begon steeds meer te stralen. Hij wilde bij Jezus horen. O ja. Dat bleek ook wel toen we langs een watertje reden. ‘Stop!’, riep hij tegen de koetsier, en hij zei tegen mij: ‘Water! Mag ik gedoopt worden?’ Woh, wat was dit snel gegaan, maar blijkbaar was er geen houden aan! En als iemand in Jezus gelooft, van Hem houdt, niet zonder Hem kan, dan is er toch ook geen reden om niet gedoopt te worden! Dus we liepen allebei het water, en toen doopte ik hem, in de naam van de Vader, en de Zoon en de Heilige Geest. Nou, toen straalde hij nog veel meer. Hij begon gewoon te huppelen en te springen. Zo blij was hij. En zo jubelend en zingend zag ik hem verder reizen, terug naar huis in Ethiopië. En ik weet zeker dat hij daar dat geweldige nieuws over Jezus, over God, die je ziet, die je kent, die je redt, verder verteld heeft.

‘Ik zie, ik zie, wat jij niet ziet en het is … weer groen.’ Ik zal nu een beetje helpen. Nee, niet buiten, maar binnen. Vlakbij mij…
Inderdaad deze blaadjes aan die boom. Die zijn beschreven door de tweens afgelopen donderdagmiddag. Aan de ene kant moesten ze opschrijven wie hen zag en op de achterkant wie zij zelf zagen. Eerst maar die voorkant, dus: ‘Wie ziet jou?’ Eens even kijken wat daar allemaal opgeschreven staat. Er staat ook: God. Ja, God ziet jou. God ziet ons. Dat kun je prachtig zien ook bij dat verhaal met die Ethiopische minister. God zag hem. God zag hem in Ethiopië. God zag hem op z’n reis naar Jeruzalem. God zag hem op z’n terugreis, met die boekrol waaruit hij las, met die woorden uit de Bijbel. God zag hem en zorgde ervoor dat hij Filippus tegenkwam die de Bijbel voor hem uitlegde. Daar vond die man God, Jezus.
Zo ziet God ook jou. En Hij heeft een plan met je leven. Dat je Hem leert kennen, steeds meer. En dat er mensen op je weg komen, die je daarbij helpen en dat jij andere mensen daar ook weer bij helpen kunt.

‘Ja, ik zie, ik zie, wat jij niet ziet, en het is wit, met blauw, en geel en rood.’ Inderdaad, die Bijbel. In die Bijbel vind je God, vind je Jezus. Eigenlijk is de Bijbel een soort kribbe, kijk maar. En daarin ligt Jezus, daarin vind je Jezus. Ja, dan heb je wel mensen nodig die je uit die Bijbel vertellen. Die het voor je uitleggen. Je vader, je moeder, je opa, je oma, de juf, de meester, op school, op de kindernevendienst, op de VakantieBijbelWeek. Je dominee.
Weet je, ik had vroeger, ook zo’n meester, die kon zo mooi vertellen uit de Bijbel, die kon het zo goed uitleggen, dat ik er gewoon Jezus zelf in terugzag en hoorde. Weet je wie dat was? Mijn eigen vader. Wat mis ik hem. Maar hij heeft me wel Jezus helpen zoeken en vinden. Naast vele anderen in mijn leven.

‘Ik zie, ik zie, wat jij niet ziet en het is… doorzichtig.’
Het water in het doopvont. Doorzichtig, je kunt er doorheen kijken. Schoon water. Dat vertelt ons: God maakt ons schoon. Hij vergeeft je al je fouten. Hij maakt je nieuw. Hij verbindt zich aan jou. Net als bij die Ethiopische minister, die gedoopt werd, waarmee hij met Jezus verbonden was. Voor de rest van z’n leven. Hoe mooi is dat! Als je wel eens twijfelt of God je wel ziet en bij je is, denk dan aan je doop. Want zo zeker als je gedoopt bent, zo zeker is God er voor je. Iedere dag.

Nog één keer terug naar die boom met die blaadjes. Aan de ene kant hadden de kinderen dus opgeschreven wie hen zag, maar aan de andere kant wie zij zagen, wie zij zien. Eens even kijken…
Zien is meer dan alleen kijken en bekijken hé. Nee, echt zien. ‘Omzien naar iemand anders’, zei een kind in het groepje van de tweens afgelopen donderdag. Omzien wil zeggen er echt voor iemand zijn: iemand die hulp nodig heeft. Een opa of oma, een buurvrouw of buurman, een klasgenoot die ziek is, iemand die eenzaam is. En ga zo maar door. ‘Ik zie jou!’ Ja, eigenlijk kijken met de ogen van Jezus, want dan zie je veel meer. Amen

Zingen (met muziekgroep)  Themalied ‘Ik zie jou’ (met gebaren)

Dankgebed en voorbeden

Collectemoment

Zingen  Lied 416 ‘Ga met God en Hij zal met je zijn’

Zegen