stil gebed

votum en groet 

openingsverzen

Voorganger: O God, U bent mijn God, U zoek ik, mijn ziel dorst naar U

Allen: Want uw goedertierenheid is beter dan het leven; mijn lippen zullen U roemen.

zingen           Psalm 22:5,6

gebed 

schriftlezingen       Jesaja 53:7-9 en Marcus 14:60-65

overdenking

Op de voorkant van het liturgieboekje zie je een beroemd schilderij afgebeeld.


Het is van Francisco de Zurbarán, een Spaans schilder uit de 17e eeuw. ‘Het Lam van God’ luidt de titel. Ik raad je aan het thuis nog eens op te zoeken via Google Afbeeldingen, en dan het liefst met een hoge resolutie op een groot scherm te bekijken. Dan zie je wat een schitterend schilderij dit is. De wollen vacht van het lam is zo realistisch. Je krijgt gewoon de neiging om het te aaien. Het is trouwens een Merinoschaap, bekend om z’n superzachte en uiterst kostbare wol.
De Zurbarán beeldde het af als offerlam. Het ligt. Van links af valt er licht over z’n kop en de rest van z’n lijf. Z’n kop ligt plat op de tafel. Z’n hoorns en z’n oren hangen. Z’n oog is half dicht. Hij lijkt bijna te slapen. Of is het juist overgave? Rustig en lijdzaam ondergaat het z’n lot. Z’n wrede lot. Want dit is een offerlam. Nog even en het zal geslacht worden. Daarom zijn de poten gebonden, kruiselings over elkaar vastgemaakt. Een subtiele verwijzing naar het kruis.

Ja, niet voor niets gaf Zurbarán dit schilderij de titel ‘Lam van God’ mee. Zo noemde Johannes de Doper Jezus al bij de Jordaan: ‘Zie het Lam van God, dat de zonden van de wereld wegdraagt.’ En ook in het lied over de lijdende knecht van de HEER, vervuld in Jezus Christus, wordt Hij vergeleken met een lam: ‘Als een    schaap (maar eigenlijk staat er in het Hebreeuws ‘lam’), als een lam dat naar de slacht werd geleid (…) deed hij zijn mond niet open.’

Israël kende zulke lammetjes, bedoeld voor de slacht. Ieder jaar met Pesach werd er per huishouden een lam uitgekozen. Dat moest een gaaf lam zijn. Op Pesach werd het geofferd. Het bloed van het lam, z’n vlees, waren tekenen en zegelen van Gods verbond, van die wonderlijke bevrijding uit de slavernij, uit Egypte, het land van de duisternis.
Zo’n lam werd, vlak voor de slacht, uiteindelijk stil, staakte z’n verzet, hield op met blaten, gaf zich over. Zo, zegt de profeet, doet de knecht van de HEER z’n mond ook niet open.

Het volgende beeld voor hem blijft in dezelfde sfeer: ‘een ooi die stil is voor haar scheerders.’ Een ooi is een moederschaap, en dat wordt geschoren. Ik maakte dat ooit als kind mee op zo’n oude ambachtenmarkt in Den Ham. Als ik m’n ogen sluit, zie ik het weer voor me: het schaap lag op de grond. Om haar heen stonden tientallen mensen. Camera’s klikten, kinderen riepen, mensen praatten. Eén en al rumoer. Maar het schaap lag roerloos. Op haar zij. En naast haar de schaapsscheerder, die met een schaar en mes vakkundig en snel het schaap van haar wol ontdeed. Dat gaf geen kik.
Ook dit is een beeld voor Jezus. Hij wordt van alles ontdaan. Van z’n menselijke waardigheid, hoorden we in het begin van het lied. En hier gaat het over mishandeling. Ze doen met Hem wat ze willen. Verbaal beschadigen ze Hem met hun spot en hoon. Ze beschuldigen Hem vals. Ze bespuwen Hem. Ze slaan Hem, waar ze Hem raken kunnen. Ze spelen pijnlijke spelletjes met Hem. En uiteindelijk wordt Hij letterlijk ontmanteld. Naakt wordt Hij aan het kruis gespijkerd, want zo ging dat toen. Maar Jezus zwijgt. Hij blijft stil. Of het nu voor Kajafas de hogepriester is, of voor Pilatus, of voor Herodes. Of er valse getuigenissen worden ingebracht, en dat hele proces één grote farce is: Jezus zwijgt. Stil als een lam voor de slacht, als een schaap voor haar scheerders.
Dominee Kievit schrijft in een meditatie: ‘Er is verzoenende kracht in dit zwijgen. Wij bezondigen ons al gauw aan veel woorden. Wij spreken voor onze beurt en zeggen wat ons voor de mond komt. Wij doen dat tegenover elkaar en wat nog gevaarlijker is, tegenover de Here. Hij niet! Hij zwijgt, om straks te kunnen spreken, vóór te spreken.’

Ja, zijn zwijgen is heel bewust. Hij wil geen woord zeggen. De spot en de valse beschuldigingen lokken Hem niet uit z’n tent. Hij scheldt niet terug. Hij pleit zichzelf niet vrij. Hoewel Hij volledig in z’n recht zou staan, want Hij is onschuldig. Nee, Hij laadt zo onze schuld op zich. Hij gaat de weg naar het altaar, naar de slacht, naar het kruis. Daar word je toch stil van? Van verwondering. Van aanbidding.

Op de achterkant van het liturgieboekje zien we nog een keer het lam van God afgebeeld.


‘Agnus Dei’ luidt de klassieke titel van dit kunstwerk van Willem Zijlstra. Agnus Dei is Latijn voor Lam van God. Het Lam zelf is ook klassiek afgebeeld: Het ligt plat, stil en lijdzaam; gebonden met kruiselingse poten.
Maar het altaar waarop het ligt, is allesbehalve klassiek. Dat bestaat uit een enorme stapel kranten. Willem Zijlstra zegt daar zelf over: ‘Een enorme verzameling van menselijk gedoe: successen en bewijzen van onvermogen passeerden in grote hoeveelheden tijdens het stapelen. Het is daarmee ook een samenballing van menselijk verdriet. De totale betekenis van de stapeling wordt samengevat in de bovenste krant die de titel draagt ‘de mens is tot alles in staat’. Die titel staat boven een artikel over de Holocaust, met een foto van een concentratiekamp.


Ja, daar hebben we gezien tot welke verschrikkingen de mens in staat is. Maar ook welke verschrikkingen de mens kan treffen. En helaas is dit geen voltooid verleden tijd. Nee, die stapel kranten wordt almaar hoger, en het nieuws wordt niet positiever, toch?
Maar toch, op dit altaar, van menselijke schuld en lijden, ligt dat lam, met zijn kop naast de foto. Alsof het zeggen wil: ‘In het lijden deel Ik. Maar ook in de schuld. Als onschuldige heb Ik al die schuld gedragen en weggedragen. Dus geloof Mij: het kan anders. Door Mij wordt het anders. Door mijn dood, door mijn sterven, door mijn opstanding. Geloof je dat?’

Dan word je stil van verootmoediging en aanbidding. Maar dan mag je mond ook opengaan. Om te zingen bijvoorbeeld, om Hem te aanbidden. Zoals in het laatste Bijbelboek gebeurt, in dat visioen, waarin we een doorkijkje krijgen naar de hemelse liturgie, waar ook wij op aarde aan deel mogen nemen. De ontelbare schare, daar en hier, die zingt: ‘Het Lam dat geslacht is, komt alle macht, rijkdom en wijsheid toe, en alle kracht, eer, lof en dank.’ Amen

meditatief moment      In stilte lezen we nog een keer Jesaja 53:7-9. Bij iedere regel bedenken we waar we Christus voor kunnen danken, voor Wie Hij is en wat Hij heeft gedaan.
Daarna luisteren we naar het gedicht ‘Dankzegging’ van Geert Bogaard:

DANKZEGGING

Ik wil hier opschrijven, 
God, 
waarom ik U zo volkomen
vertrouw
en zo hartelijk 
liefheb.

Ik ken U, 
God, 
in Uw Zoon. 

Uw zoon was een mens
in doodsangst,
in angstwoorden
van zijn volk 
en van ons. 

In wat ik leed 
was Hij mijn bondgenoot
en in de dood is Hij 
mijn metgezel.

Ik zeg lijden
en heerlijkheid,
dood en opstanding, 
in één adem, 
God. 

In Uw Zoon
kreeg ik daartoe
de vrijheid, 
geloofd zij 
Uw naam. 

zingen           Lied 586 Zie de mens die in zijn lijden

gebed            van dominee Troost

slotlied          Hemelhoog 162 ‘Agnus Dei’ (lied van Sela)

zegen           

Moge de Christus die wandelt op doorboorde voeten
met jou wandelen op de weg.

Moge de Christus die dient met doorboorde handen
jouw handen uitstrekken om te dienen.

Moge de Christus die liefheeft met een doorboord hart
jouw hart openen om lief te hebben.

Dat jij mag zien het gelaat van Christus
in een ieder die jou zal ontmoeten,

en dat een ieder die jou ontmoeten zal
het gelaat van Christus in jou zien zal.

Amen