aanvangslied         Psalm 62:1

stil gebed

votum en groet

openingstekst        ‘Bij God is mijn redding en eer, mijn machtige rots, mijn schuilplaats is God.’ (Psalm 62:8)

zingen          Psalm 62:5

gebed om de verlichting met de Heilige Geest

verhaaltje voor de kinderen

usb

Ik heb iets meegenomen. Het is helemaal niet groot. Nee, dit kun je gerust wel klein noemen, toch? Wat is het? Een USB-stick. Weet iemand wat dat is? Waar gebruik je dat voor? Voor je computer. En op zo’n USB-stick kun je van alles zetten. Hele boeken zelfs. Liedjes. Filmpjes. Foto’s. Allemaal op dit stickje. En als je dat in de computer stopt, krijg je het daarop: al die dingen die erop staan. Wonderlijk hè: zo’n klein dingetje, maar toch eigenlijk heel groot.
Weet je, dat doet me denken aan het avondmaal. Wat is daar klein? Het stukje brood en het slokje wijn. Maar ze betekenen iets heel groots. Wat? Jezus’ sterven. Maar ook zijn koninkrijk dat komt. Daar mag je er al iets van proeven. De Heilige Geest die je met de Here Jezus verbindt. Gods liefde, die oneindig is. Zo veel. Zo groot. Allemaal zit het, zeg maar, verstopt in dat stukje brood en dat slokje wijn. Vraag het maar eens aan je vader of je moeder, of aan iemand anders die hier bij het avondmaal dat mag proeven.
Ik wens jullie een goede kindernevendienst en tot straks.

schriftlezing           Psalm 27:1-6 (in de NBG-vertaling)

zingen          Psalm 27:3

tekstlezing   ‘Want Hij bergt mij in zijn hut ten dage des kwaads en Hij verbergt mij in het verborgene van Zijn tent.’ (Psalm 27:5a)

Gemeente van Jezus Christus,

Eén van de mooiste christelijke boeken blijft De Christenreis van John Bunyan. De titel zegt het al: het gaat daarin over de reis van een christen, vanuit de stad Verderf, door de enge, de nauwe poort, over de smalle weg, naar de hemelstad. Het boek zit vol symboliek, prachtige, maar ook herkenbare symboliek. Zo doemt er voor christen na die nauwe poort al vrij snel een berg op; de ‘berg der moeilijkheden’, noemt Bunyan die. Ook weer zo goed gevonden van die Bunyan, want die reis van een christen kent genoeg moeilijkheden. Of heeft u het anders ervaren, en jij? Nee, Jezus volgen betekent ook kruisdragen, of zoals Bunyan het zegt, maar hij bedoelt hetzelfde: die berg der moeilijkheden op. En hij schrijft dan: ‘Toen ik christen verder volgde bij het bestijgen van de berg, merkte ik dat zijn vrolijke, snelle gang langzamerhand overging in een traag en moeilijk lopen, terwijl dit lopen op zijn beurt weer overging in een moeizaam kruipen op handen en voeten, om de top van de berg te bereiken. Maar zie, halverwege de top, had de Eigenaar van de heuvel een vriendelijk huisje laten bouwen, een houten hut, waar vermoeide reizigers konden uitrusten van hun pelgrimstocht.’
Prachtig… Zo is het gemeente: op die soms moeizame reis, langs die toch wel heel smalle weg soms, met hindernissen, steilten, enzovoort, zorgt de hemelse Vader voor halteplaatsen, voor momenten om op adem te komen, voor een hut.

‘Hij bergt mij in zijn hut’, zegt Psalm 27, ‘ten dage des kwaads.’ Ja, zulke dagen kunnen er zijn op die reis. David weet er alles van. Het gaat in de Psalm immers over vijanden, die hem naar het leven staan. Het gaat over eenzaamheid. Het gaat over angst. In de Psalm noemt hij het allemaal, heel eerlijk. In vrij algemene woorden trouwens. Zodat het voor ons ook niet moeilijk is om ons erin te herkennen. We hoorden vorige week al dat Psalmen ook spiegels zijn. Ook wij kunnen dat gevoel van eenzaamheid kennen, ook als het over het geloof gaat. Je kunt het soms met zo weinigen delen. Je voelt je daarbij soms een vreemde, in je vriendenkring bijvoorbeeld, en soms zelfs in je eigen familie of gezin, soms zelfs in je eigen gemeente…
En de angst die je om het hart kan slaan, angst voor wat je boven het hoofd kan hangen. Bij jezelf, of bij mensen om je heen, die je zo lief zijn. Angst voor het onbekende vaak ook.
En als die eenzaamheid, die angst, die tegenstand erg sterk wordt, is dat zo’n dag des kwaads, zo’n berg van de moeilijkheden. En je vraagt je af: hoe kom ik hier overheen? Rol ik niet naar beneden? Maar er is een hut. Zoals er in de bergen inderdaad van die hutten zijn, waar je kunt schuilen, waar je kunt rusten voor je de klim vervolgt. Zulke momenten geeft de Here God. Bijvoorbeeld in een gesprek dat je met iemand hebt, van hart tot hart, waarin je je begrepen, maar vooral ook bemoedigd voelt, waarna je met nieuwe krachten verder kunt. Maar zo’n hut kan ook de kerkdienst zijn. Als er liederen gezongen worden, woorden klinken, gebeden gedaan worden, waarin je echt thuis mag zijn: herkend, erkend, bemind. Als je daarin vooral de Eeuwige zelf bemerkt, bij wie je geborgenheid ervaart, kracht en steun om verder te kunnen, de week weer in, de smalle weg weer verder. Heerlijk zulke momenten, inderdaad als een hut, waar je mag schuilen, waarin je geborgen wordt tegen stormen en gevaar.

De tekst geeft nog een ander beeld: ‘Hij verbergt mij in het verborgene van zijn tent.’ Een tent. Dan moet je niet aan onze vakantietenten denken, maar aan zo’n oosterse tent, zo’n rechthoekige bedoeïenentent bijvoorbeeld. Zo’n tent is door pinnen en zeilen zo vastgemaakt dat-ie tegen de sterkste stormen bestand is. Zo’n tent bestaat ook uit twee delen, die gescheiden zijn door een verticaal doek. Het ene gedeelte is voor de familie zelf; in het andere worden de gasten ontvangen. Normaal verblijft daar het jonge vee, maar als er een gast komt, dan worden de jonge kamelen en geiten verdreven en wordt de vloer snel schoon gemaakt en een aantal kleden over de vloer gelegd.
De gast komt dus wel in dat vertrek voor de officiële ontvangst, maar niet in de meer intieme ruimte van de familie. Daarom is het zo treffend hoe er in onze tekst over God gesproken wordt: ‘Hij verbergt mij in het verborgene van zijn tent.’ Hier wordt dus gerefereerd aan die intieme ruimte van de familie in zo’n tent. We zijn voor de Here God ten diepste geen gasten, maar we mogen – in Christus, door de Heilige Geest – tot Zijn familie, Zijn gezin behoren: kind van God, kind aan huis dus ook. Ja, zo dichtbij mogen we bij Hem zijn, zo beschut, zo geborgen, zo thuis bij Hem.
En geldt dat niet helemaal voor het Avondmaal, waarbij we te gast zijn, nee: thuis zijn aan Zijn tafel?! Daar zijn we door de Heilige Geest, die de verbinding legt, zo dichtbij bij de Vader, bij Zijn hart. Want nergens gaat Zijn hart meer open als juist wanneer het over Zijn eigen Zoon gaat, over zijn lijden, zijn sterven, zijn offer voor ons. Door dat aan het Avondmaal te gedenken, – te geloven: Hij deed dat ook voor mij! -, krijgen we weer teerkost mee voor onderweg, zoals ze dat vroeger zeiden. Of wat moderner: daar worden onze rugzak en onze veldflessen weer gevuld: met geestelijke proviand en drank, waar we echt mee verder kunnen, de smalle weg weer op, de berg der moeilijkheden weer op.
Maar hier is Zijn hut, waar we mogen schuilen. Hier is het verborgene van Zijn tent, waar Hij ons verbergt en verzorgt.

Hier zoekt de hemel een woning,
hier vindt de Heer een huis:
een herberg voor een koning,
oase rond het kruis.
Hier stroomt de levensader
voor ieder, groot en klein,
zijn woord, het levend water,
hier schenkt Hij brood en wijn.

Amen.

zingen         Gezang 397:1,2

lezing avondmaalsformulier

zingen Evangelische Liedbundel 285.

nodiging, uitdeling en communie

aan tafel werd gelezen Jesaja 55 en gezongen Psalm 42:1,2,3,5

dankgebed en voorbeden

inzameling van de gaven

zingen          Gezang 358:6

zegen