zingen          Psalm 98:1

stil gebed

votum en groet     

aanvangstekst       ‘Ik ben niet gekomen om de wereld te oordelen, maar om de wereld te redden.’ (Johannes 12:47b)

gebed om de verlichting met de Heilige Geest

schriftlezingen   Johannes 3:14-18 en 14:1-6

zingen          Gezang 75:1,6

verkondiging     Christus Salvator Mundi – Christus Redder der wereld

Gemeente van Jezus Christus,

Mag ik u voorstellen aan het duurste schilderij ter wereld?

Afgelopen najaar werd het geveild voor maar liefst … 382 miljoen euro! Het schilderij hangt in de nieuwe vestiging van het Louvre in Abu Dhabi. Dus als u het in het echt wilt zien…
De titel is ‘Christus Salvator Mundi’, en het is van Leonardo da Vinci, ook wel de ‘mannelijke Mona Lisa’ genoemd, vanwege het mysterieuze glimlachje van Jezus.
Onder de kenners is trouwens verdeeldheid of dit schilderij wel echt van Da Vinci is, of door één van zijn leerlingen geschilderd is. Die discussie laat ik voor wat die is. Het gaat mij om de afbeelding zelf: Christus Salvator Mundi, oftewel Christus Redder van de Wereld. Deze afbeelding heeft Da Vinci niet zelf bedacht. Nee, het was een zeer bekende afbeelding, met name in de Middeleeuwen. Talloze schilders hebben een Christus Salvator Mundi gemaakt.
Zoals ook ene Jan Polack.

Deze hangt in het Groninger Museum, wat dichterbij dan Abu Dhabi… Maar goed, hier zie je mooi de traditionele kenmerken van zo’n Christus Salvator Mundi. Christus die met z’n rechterhand een zegenend gebaar maakt en in z’n linkerhand een kristallen bol vasthoudt, die een globe moet voorstellen. Op die wereldbol prijkt een kruis. Door z’n kruisdood heeft Christus de wereld van de erfzonde verlost. Zo is Hij de Redder van de wereld. Op dit schilderij van Polack is er met die globe, die kristallen bol, wel iets bijzonders aan de hand: je ziet daarin de weerspiegeling van een kerkraam, waarbij de raamspijlen een kruis vormen… Een prachtig en veelbetekenend detail…

Over raam, over glas gesproken… Daar zijn er hier genoeg van in de Sint Jan. Waaronder ook een Christus Salvator Mundi.

Sterker nog: dat glas heeft hier een hele centrale plek: recht boven me, in de lichtbeuk, in de allerhoogste rij glazen en dan is het het glas precies boven het hoofdglas: dat van de doop van Jezus door Johannes, door Jan de Doper (naar wie deze kerk vernoemd is).
Die allerhoogste rij glazen hier in het koor zijn de zgn. Apostelglazen. 13 stuks om precies te zijn. Twee rijen van 6 apostelen en precies in het midden het glas ‘Christus Salvator Mundi’. Aan de linkerkant geflankeerd door Petrus, aan de rechterkant door Andreas. Christus dus in het midden. Wie anders, juist in de kerk?!
De voorstelling van Christus Salvator Mundi op glas 51 is deels traditioneel en deels niet. Herkenbaar is de verheerlijkte Christus, die van na Pasen en Hemelvaart zeg maar. Herkenbaar is het zegenend gebaar met de rechterhand. Maar er zijn ook verschillen. Christus wordt niet half afgebeeld, alleen met torso, zoals meestal op de geschilderde versies, maar helemaal. En nog iets bijzonders: in z’n linkerhand houdt hij niet de kristallen globe, maar een boek: het Evangelie. De wereldbol bevindt zich onder Hem. Daar staat Hij op. En nog iets opvallends: Jezus bevindt zich voor een Grieks uitziende tempel, een bijzondere verbeelding van Gods tempel, Gods huis, zijn Vaderhuis.
Die Apostelglazen zijn de oudste glazen hier in de kerk, al uit de tijd voordat de kerk overgedragen werd aan de protestanten. Die glazen hebben enerzijds iets Middeleeuws: de statige figuren, de symboliek, het serene uiterlijk van de figuren. Maar aan de andere kant zie je er ook nieuwere tijd van de Renaissance en het Humanisme in terug, met hun nadruk op de klassieke oudheid. Kijk naar die tempel, de versieringen, de beelden.
Het is een prachtig glas, ook door z’n plaats. Nogmaals recht boven het hoofdglas van Jezus’ doop.

Die doop vormt het officiële begin van Jezus als Messias: zijn inauguratie zeg maar. En recht daarboven wordt duidelijk gemaakt in ons glas wat het doel is van zijn missie: de redding van de wereld.
Dat is wat we ook terughoren in Johannes 3, uit het begin van het Evangelie. Het is de eerste rede die we daar van Jezus tegenkomen: z’n inauguratierede bij wijze van spreken. Maar deze vindt niet plaats voor duizenden mensen of voor miljarden kijkers. Nee, onder vier ogen, in een persoonlijk gesprek met Nicodemus. Maar wat Jezus zegt, is van wereldwijde strekking! Neem vers 16, dat één van de allerbekendste bijbelteksten is geworden: ‘Want God had de wereld zo lief dat Hij zijn enige Zoon heeft gegeven, opdat iedereen die in Hem gelooft niet verloren gaat, maar eeuwig leven heeft.’
Deze woorden zijn niet alleen bekend, maar ook verbijsterend, als je erbij stilstaat: ‘Want God had de wereld lief…’  De wereld, déze wereld. Waarin de schepping kreunt en kraakt. Waarin mensen elkaar kapot maken. Waarin mensen doodgaan van honger en epidemieën. Deze wereld waarin mensen weglopen voor hun verantwoordelijkheid, waarin mensen domme dingen doen, dwaze dingen zeggen en foute dingen willen. Waarin mensen God maar laten praten en Hem links laten liggen. Ja, déze wereld. Onze wereld. God heeft deze lief!
Het doet me denken aan een verhaal van de schrijver J.B. Philips. Daarin laat een oudere engel een zeer jonge engel de pracht van het heelal zien. Ze zweven door de oneindige ruimte tot zij tenslotte aankomen in een bijzonder melkwegstelsel van vijf miljard sterren.
Toen de twee dichter bij de ster kwamen die wij zon noemen en bij de planeten die daaromheen draaien, wees de oudere engel op een kleine en nogal onbeduidende bol die heel langzaam om zijn as draaide. Voor de kleine engel, wiens gedachten helemaal vervuld waren van de grootsheid en de pracht van wat hij eerder gezien had, zag hij er net zo saai uit als een vuile tennisbal.
Toen vertelde de oudere engel hem dat deze planeet, klein en onbeduidend en niet zo erg schoon, de welbekende Bezochte Planeet was. De kleine engel luisterde met groeiende verbazing naar hem. ‘Bedoelt u dat onze verheven en heerlijke Vorst persoonlijk afdaalde om dit vijfderangs bolletje te bezoeken, sterker nog: dat Hij zo laag afdaalde dat Hij één van die rondkruipende schepselen werd op die rondzwevende bol?’
‘Zeker, en ik denk dat Hij het niet op prijs zou stellen als je hen zo verachtelijk die ‘rondkruipende schepsels’ noemt. Want hoe vreemd het voor ons ook mag lijken, Hij houdt van hen. Hij daalde af om hen te bezoeken met als doel ze te verhogen zodat ze als Hijzelf zouden worden.’ De kleine engel keek hem verbijsterd aan. Zo’n gedachte was voor hem nauwelijks voorstelbaar.
Zo verbijsterend is het! God heeft dit bolletje, déze wereld, lief! En dat is de reden dat Hij zijn Zoon gezonden heeft, dat Hij zo zelf gekomen is. ‘Niet om die wereld te veroordelen’, zegt het volgende vers, ‘maar om de wereld door Christus te redden.’
Ja, redden. Christus is de Redder van de wereld. De wereld moet blijkbaar wel gered worden. Wij moeten wel gered worden. Anders zijn we verloren. We kunnen onszelf niet redden, ondanks al onze goede bedoelingen. Daarmee redden we het niet. Het is inderdaad een vuile tennisbal die wereld, ónze wereld, ons leven, ons hart. Wat we doen, wat we zeggen, wat we bedenken: het staat zo vaak haaks op Gods goede bedoelingen. We missen ons doel, we drijven daardoor naar de afgrond, als Hij er niet zou zijn. Ja, dat komt aan het licht als Christus verschijnt. Veelzeggend hangt dat glas aan de oostkant van de kerk. Daar waar de zon opkomt. Waar het zonlicht als eerste de kerk binnenvalt. Zo valt zijn licht over ons leven, zo doorlicht Hij heel ons bestaan, en komen ook die donkere, die rotte plekken aan het licht. Niet om ons over de rand van de afgrond heen te duwen, maar om ons te redden. Zoals Hij over zichzelf zo mooi zegt in Johannes 3 over de Mensenzoon die omhooggeheven wordt aan het kruis. En net als eens Israël in de woestijn maar hoefde te zien op die verhoogde slang om genezen te worden van het gif, zo vinden wij onze verlossing in de Gekruisigde, in Hem die alles heeft gegeven om ons te redden.
Op het glas staat Christus niet op de vloer van de tempel, maar ervoor. Dat geeft het glas niet alleen meer diepte, – dat is sowieso een kenmerk van veel Goudse Glazen: de geweldige dieptewerking – maar daardoor lijkt Christus ook wel naar de toeschouwer toe te komen. Ik vind dat zo ontroerend, en ook zo Bijbels. Want zo persoonlijk wil Hij zijn. Net zo persoonlijk als Hij Nicodemus ontmoette, en zoals Hij die 12 apostelen ontmoette. Je hoort het ook terug in die beroemde woorden: ‘opdat een ieder die in Hem gelooft niet verloren ga, maar eeuwig leven hebbe.’ Een ieder, dat bent u, en jij, en ik. Of zoals Luther het zo treffend zei: ‘Op de plek waar ‘wereld’ staat, mag je je eigen naam invullen. Want je hoort toch bij die wereld? Je maakt er toch deel van uit?! Dus alzo lief heeft God ‘Maarten Luther’, … , … , Kees van den Berg, enz.’ Zo persoonlijk is het.
Ja, om die persoonlijke toe-eigening gaat het ook, gemeente. Die verbijsterende en reddende liefde van God in Christus vraagt om wederliefde. Liefde moet wel van twee kanten komen, wil het een relatie worden. Ook ons antwoord daarop telt. Wis en waarachtig. En dat is geloof, oftewel: Christus’ reddende liefde aanvaarden, opzien naar Hem als de Gekruisigde en Opgestane, in Hem zijn en blijven, Hem volgen. Dan heb je eeuwig leven. Nu al. Dat is niet iets van straks, nee: nu al, als je door geloof aan Hem verbonden bent, is je leven eeuwig, gevuld met de Eeuwige, en kan ook de dood dat niet stuk krijgen.
Op het glas zien we Christus voor die tempel staan – een weergave van Gods Vaderhuis, het Hemelse Jeruzalem. Ik kom daarop door dat blauwe gordijn. Blauw is de kleur van de hemel, het goddelijke. Dat Jezus daar zo staat, wil zeggen dat alleen door Hem er toegang is tot het Vaderhuis, tot de Vader zelf.

De tekst in het opengeslagen boek, het Evangelie, in Jezus’ linkerhand, luidt dan ook: ‘Ego sum via veritas et vita.’
Dezelfde tekst staat ook nog op de tempel, onder het timpaan op de zgn. fries.


 Deze Latijnse woorden betekenen: ‘Ik ben de weg, de waarheid en het leven.’ Het zijn inderdaad woorden uit het Evangelie, uit Johannes 14. Daar gaat het over het Vaderhuis met de vele woningen. Ook daar weer diezelfde ruimte. Want bij God is ruimte. Hij heeft de wereld lief. En zijn Huis heeft vele woningen. Hij is niet karig. Nee, zijn liefde is overvloedig. Er is ruimte bij Hem. Maar wel via Christus. Hij is de weg tot de Vader. Nee, niet ‘een weg’, zoals er vele wegen meer zijn tot God. Een gedachte die je tegenwoordig veel hoort. Maar Christus zegt zelf: ‘Ik ben dé weg.’ Waarom is Jezus de enige weg? Omdat Hij persoonlijk ook de waarheid en het leven is. Hij belichaamt de ware God en het eeuwige leven. C.S. Lewis zei het al: ‘Iemand die dat zegt, is of gestoord of het is waar. Daar zit niets tussen.’ Lewis geloofde het laatste. En ik ook. En hopelijk u en jij ook: dat Christus de ware God is, die het eeuwige leven belichaamt, dat Hij de Weg tot God is. En dat Hij de Redder van de wereld is, en ook onze Redder, en mijn Redder. Zonder Hem zou ik nergens zijn, nu niet en straks niet.


Toen ik vorig jaar bij Nico Metselaar was, één van de vorige kosters van de Sint Jan – hij was ernstig ziek en oud geworden – las ik met hem aan het eind van het bezoek uit de Bijbel. Het was uit Johannes 14. Toen ik bij de woorden kwam: ‘Ik ben de Weg, de Waarheid en het Leven’ – toen zei hij hardop, voordat ik verder kon lezen: ‘Glas 51!’ en hij wees naar een foto bij hem in zijn kamer. Het was een foto van dat prachtige glas van ‘Christus Salvator Mundi’. Dat was hem zeer lief. ‘Want’, zei hij, ‘als er dan een dienst in het koor was en ik keek naar de dominee die de zegen gaf aan het eind van de dienst, dan keek ik altijd naar dat glas: dan zag ik boven die dominee de zegenende Christus…’ Het ontroerde mij.
Als je zo verder kunt zien dan het menselijke, het al te menselijke, dat je Christus zelf mag ontwaren. Zo mag u, zo mag jij ook de kerkdienst beleven. Dat daarin Christus zelf, net als in dat glas, naar je toekomt. Dat Hij je zegent. Dat je onder zijn zegen weer de kerk uit mag, de wereld in, het leven in. Meer heb je ten diepste toch niet nodig?!

Ja, de zegenende Christus staat op die wereldbol. Met eerbied gezegd heeft die iets van een circusbal. Waar Christus op balanceert. Bijna speels. Nee, het loopt Hem niet uit de hand. ‘He’s got the whole world in His hands’. ‘And under his feet’, zou ik eraan willen toevoegen. Nee, niet om de wereld te vertrappen, maar deze te zegenen. Want hoe verliet Christus deze wereld toen Hij ten hemel voer? We lezen het aan het slot van het Evangelie: al zegenend.
Inge Lievaart maakte daar twee treffende gedichten over:

JEZUS’ AFSCHEID

Dit was het laatste:
zijn zegenende handen

over zijn leerlingen
dat bonte stelletje
gelovige ongelovigen

over Jeruzalem
dat hart van het midden
die heilige onheilige stad

over de heuvels
en de wegen naar de verte
vol gezochte verdwaalden

over zeeën en landen
zelfs over de nachtzij
van heel de blinde wereld

zijn zegenende handen 

TERWIJ HIJ HEN ZEGENDE

Al heeft een wolk
zich tussen het geheim
van zijn verhoogde heerlijkheid
en onze blik geschoven

al kan geen oog
het priesterlijk gebaar
waarmee Hij van ons ging
nog langer zien

Hij blijft de zegenende
onveranderd

totdat Hij komt
wentelt de aarde onder
zijn geheven handen

Amen

orgelspel     Wir glauben all in einen Gott van J.S. Bach

zingen (als geloofsbelijdenis)   Gezang 331    

dankgebed en voorbeden   afgewisseld met refrein van Lied 103e uit Nieuwe Liedboek, ‘Bless the Lord, my soul’

inzameling van de gaven

zingen         Lied 416 uit Nieuwe Liedboek

zegen

(Dank aan de Stichting Goudse Sint-Jan voor het beschikbaar stellen van de gebruikte afbeeldingen.)