zingen         Psalm 133:1

stil gebed

votum en groet

aanvangstekst   ‘Daarbij is het niet van belang dat men Jood is of Griek; daarbij is het niet van belang dat men slaaf is of vrije; daarbij is het niet van belang dat men man is of vrouw; want allen bent u één in Christus Jezus.’ (Galaten 3:28:28 Herziene Statenvertaling)

zingen   Gezang 320:1,3,4

lezing van gebod des Heren      uit Hebreeën 13 (1-8)

zingen   Psalm 86:4

gebed om de verlichting met de Heilige Geest

zingen (kinderlied)  Evangelische Liedbundel 420 ‘Als je bidt, zal Hij je geven’

kindermoment

Natuurlijk heb ik weer wat meegenomen. Kunnen jullie zien wat dit is?
Het is een walkie talkie. Wat kun je daarmee doen? Praten met iemand anders. Zal ik eens kijken of er iemand antwoordt… Hé, wie is dat? Myrthe! Zij heeft er ook één. We kunnen haar niet zien, maar ik kan wel met haar praten, contact met haar hebben.
Dat ging goed hè?! Weet je, we hebben deze walkie talkies wel eens gebruikt op de Franse snelweg, toen we 130 reden. Toen werd het een Drivie Talkie… We zagen elkaar niet, maar konden wel contact met elkaar hebben.
Weet je waar dat op lijkt? Op bidden. Bidden is praten met God, toch? De Here God zien we niet, maar we kunnen wel met Hem praten. Dat is bidden. Contact met God. Wij bedanken Hem, we vragen Hem. En hoe horen we God dan? In onze gedachten, in ons hart. Soms ook via andere mensen. En natuurlijk in de Bijbel. Daar spreekt God. En daar mogen wij dan weer op antwoorden.
Zo is bidden praten met God, contact hebben met Hem. Dat is heel belangrijk! Hoe ik dat weet? Omdat Jezus ook vaak bad, telkens weer. Daar gaan jullie straks ook over horen op de kindernevendienst. Hij kon niet zonder het contact met zijn Vader in de hemel, nou dan kunnen wij het zeker ook niet.
Iemand vergelijk bidden ook eens met adem. Kun je zonder adem. Ik zal het eens proberen om mijn adem in te houden… Nee, dat lukt niet: zonder adem kan ik niet leven, kan ik niet praten, ben ik niets. Zo kunnen we ook niet zonder bidden, dat is net als adem.
Een goede kindernevendienst en tot straks.

schriftlezing   1 Petrus 3:1-7

zingen  Evangelische Liedbundel 166:1,3,4

verkondiging

Gemeente van Jezus Christus,

Er zijn van die bijbelgedeelten, die schuren. Zeker voor mensen in de 21e eeuw. Zo’n bijbelgedeelte is ons tekstgedeelte ook, of niet? Want wat dachten jullie, beste vrouwen en meiden, toen we vers 1 lazen: ‘Voor u, vrouwen, geldt hetzelfde: erken het gezag van uw man’? Of zoals het in de Herziene Statenvertaling nog wat sterker staat: ‘Wees uw eigen mannen onderdanig’?
En wat dacht je van Sara die verderop ten voorbeeld wordt gesteld: ‘zij gehoorzaamde Abraham en noemde hem ‘heer’. Mmm, een vrouw die ‘heer’ tegen haar man zegt?! Klinkt dat niet heel onderdanig, om niet te zeggen ‘slaafs’?! Zeker in onze tijd waarin de gelijkheid van man en vrouw zo’n uitgangspunt is. Zoiets schuurt toch?

Bij zulke schurende teksten is het altijd belangrijk om de context niet te vergeten. Allereerst het verband in de Petrusbrief zelf. Daar verwijst dat woordje ‘hetzelfde’ in het eerste vers al naar: ‘Voor u, vrouwen, geldt hetzelfde…’ Dit verwijst naar het voorafgaande, waar het over slaven gaat. Die kwam je ook tegen in de eerste gemeenten. Niet weinigen zelfs. Aan hen schrijft Petrus hiervoor. Dat ook voor hen het geloof vrijheid betekent, hoofdstuk 2 vers 16: ‘Leef als vrije mensen…’ Maar het gaat wel verder: ‘en verschuil u niet achter de vrijheid om u te misdragen, maar handel als dienaren van God.’ Die vrijheid kun je dus ook misbruiken. Het moet geen vrijbrief tot misdragen worden, dat je bijvoorbeeld je heer helemaal niet meer gehoorzaam bent, dat je in opstand komt. De vrijheid van het geloof betekent niet dat de toenmalige orde omvergeworpen moet worden. Dat zou alleen maar averechts werken, want dan zouden niet-christenen denken: ‘Nou, dat geloof is niks, want het zorgt alleen maar voor chaos en misdragingen!’ Dan zou het christelijk geloof bij hen geen ingang vinden.
Hetzelfde geldt voor de vrouwen die tot geloof gekomen zijn, van wie de man niet-gelovig is gebleven. Zulke vrouwen zijn er genoeg in de gemeente. Het geloof vindt nu eenmaal vaak eerder ingang bij vrouwen dan bij mannen. Die mannen, schrijft Petrus, ‘hebben Gods boodschap geweigerd.’ Zij hebben de verkondiging van het Evangelie bewust afgewezen: ‘Dat is niets voor mij. Daar kan ik niks mee.’  Maar hun vrouwen dus juist wel. En wat moeten die nou doen?!
In ieder geval niet gaan pushen, met woorden proberen te overtuigen. Ook dat werkt averechts. Nee, schrijft Petrus, schik je, erken het gezag van je man. Niet om je geloof op te geven. Dat is veel te wezenlijk, onopgeefbaar dus. Wél trouw blijven aan je man en laat het Evangelie dan maar zien met je daden, in je levenshouding. Want door juist bij je man te blijven, je te schikken in je lot, heeft hij geen aanleiding om te zeggen: ‘Zie je wel, dat geloof is niks, want m’n vrouw probeert over me te heersen, mij te overtuigen, haar volstrekt eigen gang te gaan.’

Dat wil niet zeggen dat deze orde, deze verhouding tussen man en vrouw, waarbij de vrouw onderdanig is aan haar man, zich zo schikt onder hem, dat die eeuwig en onveranderlijk is. Nee, dat gold immers ook niet voor de slavernij.
Zo is ook die bepaalde verhouding in het huwelijk, zoals die toen in die tijd, in die cultuur, gold, niet in beton gegoten. Maar toen en nu moet dus het geloof ingang vinden en geleefd worden. Nogmaals: niet door die orde omver te werpen, de hele zaak op z’n kop te zetten. Nee, voor die vrouwen juist blijven bij hun man, zijn gezag te erkennen en het Evangelie handen en voeten geven. Door een ‘zuiver leven’, schrijft Petrus in vers 2. En dat zuivere leven komt weer voort uit ‘ontzag voor God.’ Of zoals dat wat klassieker, maar ook prachtig heet: ‘de vreze des Heren.’ Dat is geen angst voor God, maar wel een diepe eerbied: Hij is de Allerhoogste, die tegelijk zo nabij is. Hij kent mij en ik mag Hem kennen en vertrouwen. Dat ontzag, die vertrouwelijke omgang met de Here God zal je leven stempelen, zuiveren. Ook in de relatie met je man. Dan hoef je er niet veel over te zeggen – zoals gezegd zou dat averechts werken – maar dan mag je het met je daden, in je houding, laten zien.
Met als doel dat die man er voor gewonnen wordt, voor dat Evangelie, voor die levende Heer, die merkbaar is in je gedrag, in je toewijding aan de ander. Die zal  dan toch nieuwsgierig worden naar de diepste reden en hopelijk daarvoor gewonnen worden. Het doel is dus missionair. En zo is het ook gegaan in de eerste eeuwen van het christendom. De grootste aanwas kwam juist door hoe vrouwen, maar ook slaven en andere minderbedeelden in het leven stonden: liefdevol, vertrouwend, gunnend. Zei Franciscus van Assisi het later ook niet: ‘Verkondig het Evangelie, desnoods met woorden.’ Zo is het nog steeds, toch?

Zo’n levenshouding – van ontzag voor God en een zuiver leven – is een vorm van schoonheid, schrijft Petrus.  Dat moet je niet zoeken (vers 3) in ‘uiterlijkheden, zoals kunstig gevlochten haar, gouden sieraden of elegante kleding, maar in wat verborgen ligt in uw hart, in een zacht en stil gemoed. Dat is een onvergankelijk sieraad dat God kostbaar acht.’ Tussen twee haakjes: dat wil niet zeggen dat hier sieraden, een pittig kapsel, stijlvolle make-up en een mooie outfit worden verboden. O nee, het hoort ook bij de schepping om je goed te verzorgen, om er mooi uit te zien. Petrus focust helemaal niet op het negatieve, maar juist op het positieve: over schoonheid die nog veel dieper en verder gaat. Want laten we wel wezen: die eerste schoonheid blijft wel buitenkant, aan de oppervlakte steken. En zeker in onze cultuur is daar wel heel veel aandacht voor. Hoeveel bladen gaan niet over uiterlijke schoonheid en schoonheidsidealen? Hoeveel vlogs zijn hier niet aan gewijd? Hoevelen zijn hier niet mee in de weer op Istagram en Facebook? Maar hoe echt is dat allemaal? Hoeveel mensen worden daar op hun beurt weer niet onzeker van? Of maskeren hun onzekerheid juist door die te verhullen onder allerlei uiterlijk vertoon?
Petrus prikt door naar de kern, naar schoonheid die van binnen zit: in je hart, en die blijkt uit een zacht en stil gemoed. Juist het tegenovergestelde van aandachttrekkerij, van schreeuwerigheid, van gefit, van opstand. Dat zou die mannen niet winnen voor het geloof. Maar zachtmoedigheid en geduld wel. Dat maakt je werkelijk mooi, dat is de tooi, de vrucht van de Heilige Geest. En die is zeer kostbaar in Gods ogen.

Die kostbare schoonheid zie je ook terug bij de heilige vrouwen van weleer. Eén daarvan haalt Petrus speciaal naar voren: Sara. Omdat zij zich ook schikte naar haar man Abraham, hem gehoorzaamde, toen hij bijvoorbeeld die geloofsreis begon naar het land dat God hem wees. Tegelijk was Sara echt geen vrouw die over zich heen liet lopen. O nee, lees de verhalen maar in Genesis. Maar wat wil dat dan zeggen dat ze Abraham ‘heer’ noemde? Dat is geen slaafsheid of kruiperige onderdanigheid. Nee, daarin zit vooral heel veel respect en liefde. Ze wilde haar man hooghouden. Daarom vond ze het niet erg om zelf wel eens een stap terug te doen. Uit vrije wil: met een zacht en stil gemoed.
Daarin is Sara dus een voorbeeld. Als Abraham de vader van de gelovigen is, dan is Sara de moeder, vers 6: ‘U bent haar dochters wanneer u het goede doet en zich geen angst laat aanjagen.’ Jammer trouwens dat de NBV hier met ‘dochters’ vertaalt, terwijl er letterlijk ‘kinderen’ staat. Het geldt dus zowel voor mannen als vrouwen: qua geloof, qua gehoorzaamheid is Sara echt een moeder voor ons allemaal: man of vrouw, getrouwd of alleengaand, hetero of homo. En dat voorbeeld is nogmaals geen kruiperigheid, en ook geen passiviteit. Nee, het is goed doen en je geen angst laten aanjagen: moed dus, zoals dal trouwens al in het woord zacht-moed-igheid verborgen zit. Dat is dus allesbehalve soft en week.

Ik begon de preek met hoe dit bijbelgedeelte schuurt bij moderne mensen. Zeker. Maar neem nou schuurpapier. Daarmee kun je ruw hout wel glad en glanzend krijgen. Zo kan het met zulke bijbelwoorden ook gaan. Dat ze werken als schuurpapier: uiteindelijk gaat je leven er juist meer van glanzen, omdat Gods glans tot uitdrukking komt.
Een mooi voorbeeld daarvan vertelt Nelly van Kampen in haar boekje over de Eerste Petrusbrief. Het gaat over een vrouw die nogal een opgetut type was, die veel aandacht besteedde aan haar uiterlijk. Ze gooide al haar wapens in de strijd omdat ze van binnen bang was. Ze was bang dat ze over een tijdje niet meer aantrekkelijk zou zijn, bang dat ze niet meer mee kon doen, bang voor de onvermijdelijk komende ouderdom en het lichamelijke verval. Bang dat haar huwelijk daardoor zou verkillen, want hoe vaak zie je dat niet? Toen las ze dit weerbarstige stukje uit de Bijbel waarin staat dat je je man niet hoeft te versieren door jezelf te versieren, maar dat je eenvoudig het goede moet doen. En je geen angst laten aanjagen. Die laatste woorden deden het; ze kreeg weer hoop.

Petrus richt zich niet alleen tot de vrouwen in de gemeente, maar ook tot de mannen. Dat betreft niet de niet-gelovige mannen waar het eerder over ging. Daar heeft Petrus geen directe invloed op, maar hij kan wel de christenmannen aanspreken: ‘U mannen, moet verstandig omgaan met uw vrouw, die brozer is dan u.’ In z’n algemeenheid kun je immers wel stellen dat vrouwen in fysieke als ook in emotionele zin brozer zijn dan mannen. Maar daar moet je als man juist niet op neerkijken, laat staan dat veronachtzamen. Nee, ga er ‘verstandig mee om’. Letterlijk: ‘met kennis, inzicht.’ Anders gezegd: leer je vrouw echt kennen, luister naar haar, probeer te begrijpen wat er in haar omgaat: aan gedachten, maar ook aan gevoelens.
Over ‘schuurpapier en glanzen’ gesproken… In die tijd werd de vrouw echt als tweederangs beschouwd. Aristoteles noemde haar ‘gereedschap’, dat de man kon gebruiken. Een vrouw had voornamelijk plichten en geen rechten. En nu is hier iemand die vanuit het Evangelie juist schrijft over verstandig met je vrouw omgaan, gevoelig, teder, liefdevol en haar hooghouden. Dit staat haaks op het toenmalige levensgevoel! Dit schuurt daarmee, maar hoe kan juist hierdoor een vrouw gaan glanzen, gaan stralen, en de relatie met haar man.
Voor dat omgaan met je vrouw wordt in het Grieks trouwens een woord gebruikt dat letterlijk ‘samenleven’ betekent. Dat wordt ook gebruikt voor de seksuele omgang. ‘Verstandig’ betekent in dit opzicht dat je je vrouw niet ‘als gereedschap’ gebruikt, namelijk alleen voor je eigen lusten. Dan zal ze zich inderdaad gebruikt voelen, om niet te zeggen: ‘misbruikt’. Nee, seksualiteit is in Bijbelse zin juist een samenspel, waar tederheid en wederzijdse instemming essentieel zijn. Lees Hooglied maar!
Gemeente, na alle commotie rond #MeToo is dit zo actueel. Terecht zijn er vrouwen opgestaan die het aan de kaak hebben gesteld hoe mannen misbruik kunnen maken van hun macht om vrouwen seksueel te gebruiken. Terecht dat iemand als Oprah Winfrey daar recent een vlammende speech tegen hield in Hollywood. Tegelijk had het ook iets dubbels. Want de symbolisch zwarte jurken waar de actrices zich daar in gehuld hadden, waren vaak weinig verhullend. De peilloos diepe decolletés getuigden niet echt van het sieraad van een stille en zachte geest, zeg maar. Buiten dat: in datzelfde Hollywood worden wel heel veel films gemaakt waarin ontrouw en ongeremdheid schering en inslag zijn. Misschien dat dat hele #MeToo ook één van de schaduwzijden van de seksuele revolutie is, sinds de jaren ’60. Daar hoor je dan weer veel minder over.
Daarom is het zo weldadig om hier in de Petrusbrief, als ook elders in de Bijbel, te horen hoe seksualiteit bedoeld is: binnen een vaste relatie van liefde en trouw, waar overgave, tederheid en samenspel de toon zetten. Dan kan het veilig zijn. ‘Vrij veilig’ krijgt dan een veel diepere betekenis. Omdat het vooral ook ‘vrij heilig’ is!
Petrus schrijft verder: ‘Behandel haar met respect.’ Met andere woorden: houd haar hoog, waardeer haar, bewijs haar eer. Waarom? ‘Want zij deelt samen met u in de genade van het nieuwe leven.’ Ze is mede-erfgenaam. Zij mag net als jij delen in de erfenis, waar we op hopen, waar we naar uitzien. Ook dit staat haaks op dat tweederangs zijn van vrouwen toen. Nee, man en vrouw zijn gelijkwaardig, mede-erfgenaam, beiden kind van God. Blijf elkaar dus zo zien. Iemand op de groeigroep – toevallig een vrouw – zei toen iemand (een man) moeite had met het zich schikken van de vrouw naar de man, juist in deze tijd: ‘Als een vrouw nu zo haar man respecteert en hij op zijn beurt houdt z’n vrouw hoog, dan zijn ze toch juist heel dicht bij elkaar? Dan is dat toch juist prachtig!’ Zo is dat! Dus, lieve mannen en vrouwen…
In het huwelijksformulier dat ik gebruik, staat het zo mooi: ‘Blijf trouw en teder met elkaar omgaan en sluit uw hart niet af voor elkaar, want dan kunt u niet meer bidden. Blijf elkaar zien als kinderen van God, geroepen tot eeuwig leven.’
Ja, trouw en teder met elkaar omgaan, je hart niet voor elkaar afsluiten, heeft onherroepelijk gevolg voor je gebedsleven. Als de communicatie naar elkaar open en liefdevol is, zal dat ook zo zijn naar Boven toe. Maar als het daar blokkeert, blokkeren je gebeden ook. Dan raakt je relatie in geestelijke ademnood. Juist samen bidden is zo wezenlijk voor je relatie. Tim Keller vertelt ergens heel eerlijk over z’n eigen huwelijk: ‘De eerste 26 jaar van ons huwelijk deden we geestelijk niet veel samen. Zo namen we nauwelijks de tijd om echt samen te bidden. Tot Kathy opeens erg ziek werd. Toen beloofden wij elkaar om elke dag voordat we in slaap vallen, samen te bidden. En wanneer we niet samen zijn, bidden we door de telefoon. Dit is geen groot getuigenis, maar hierdoor groeien we. Dus begin met iets, het is nooit te laat.’ En zo is het gemeente. Als je met je partner wel lichamelijk intiem bent, maar geestelijk niet, dan mis je veel… En nogmaals: je kunt er altijd nog mee beginnen. Het is nooit te laat.

Wat moet je nou met zo’n bijbelgedeelte, met zo’n preek, als je geen partner hebt, of je partner bent kwijtgeraakt, aan de dood, of aan het leven? Dan hoop ik dat je er toch graankorrels uit heb weten op te pikken. Over die innerlijke schoonheid bijvoorbeeld, over het goede doen en je geen angst laten aanjagen, over elkaar zien en aanvaarden als kinderen van God en mede-erfgenamen. Dat gaat namelijk verder dan wel of geen partner hebben. Je diepste identiteit ligt niet daarin, maar ligt in Christus. Daarom begonnen we vanmorgen ook met die prachtige en wezenlijke tekst uit Galaten 3: ‘Daarbij is het niet van belang dat men Jood is of Griek; daarbij is het niet van belang dat men slaaf is of vrije; daarbij is het niet van belang dat men man is of vrouw; want allen bent u één in Christus Jezus.’

Of zoals ds. André Troost dichtte:

In Christus brengt God ons terecht,
Hij blijft zijn schepping trouw;
in Hem bestaat geen heer, geen knecht,
geen man meer en geen vrouw.

In Christus is de muur geslecht
die haat en scheiding bracht,
Hij was als meester aller knecht,
zijn zwakheid was zijn kracht.

In Christus is geen bruin of blank,
geen heiden en geen jood,
Hij is de nieuwe mens, God dank,
de grens aan haat en dood!

In Christus is de minste meer,
wie schulden had, maakt winst,
de slaaf niet minder dan de heer,
de meeste krijgt het minst.

In Christus zal God met ons zijn,
Hij geeft vermoeiden rust,
een vader bij zijn kind in pijn,
een moeder die het kust.

In Christus wenkt een nieuw bestaan:
een stad, versierd als bruid,
met poorten die wijd openstaan
daalt dan de hemel uit!

Amen

zingen  Evangelische Liedbundel 213

dankgebed en voorbeden

inzameling van de gaven

slotlied Psalm 133:3

zegen