de orde van dienst:

welkom en mededelingen

aanvangslied         Psalm 87:1,4

stil gebed

votum          en groet

openingstekst       ‘Laten we God danken voor zijn onbeschrijfelijk geschenk.’ (2 Korinthe 9:15)

zingen          Adem van Boven 30:1,2,3

de dopeling wordt binnengebracht tijdens het lied ‘gebed voor mijn kinderen’ van Remco Hakkert

lezing doopformulier en gebed

Inspiration   Opwekking 581

beantwoorden van de doopvragen

zingen          Adem van Boven 30: 7 en 8

verhaaltje voor de kinderen     

Ik heb weer iets meegenomen. Het is een medaille. Hij is ooit gewonnen door Job toen hij met zijn team kampioen werd bij…
Hebben jullie ook een medaille thuis? Waarvoor? Vanmorgen krijgt een kindje in de kerk ook iets uitgereikt: Jesse. Wat hij krijgt, is eigenlijk nog veel mooier dan een medaille: namelijk het teken van de doop. Misschien heb jij het ooit ook gekregen toen je gedoopt werd of zult krijgen als je gedoopt wordt. God zegt daarmee: jij hoort bij mij. Wij gaan samen verder. En met Mij mag je uiteindelijk winnen: mag je de mooiste prijs halen.
En weet je wat ik nou zo mooi vind? Dat wij daar van tevoren niets voor hoeven te doen. Dat de Here God die doop geeft, terwijl we nog zo klein zijn. Kijk maar naar Jesse. Wat heeft hij nou gepresteerd? En jij toen je als baby’tje gedoopt werd? En toch gedoopt! Toch belooft God daarin al zoveel: vergeving, dat we Zijn kind mogen zijn en dat we nooit alleen zijn. Prachtig toch?!

bediening van de Heilige Doop aan Jesse Martinus Hendrik Wijnen

zingen         (staande) Adem van Boven 30: 9

vraag aan de gemeente

ouderling van dienst overhandigt de doopkaars

Jongerenkoor Inspiration zingt ‘Doop’ van Sela

dankgebed en gebed om de verlichting met de Heilige Geest

tijdens orgelspel wordt de dopeling weggebracht

schriftlezing          Kolossenzen 2:6-15

zingen         Gezang 215:1,2

tekstlezing ‘Toen u gedoopt werd bent u immers met hem begraven, en met hem bent u ook tot leven gewekt, omdat u gelooft in de kracht van God die hem uit de dood heeft opgewekt.’ (Kolossenzen 2:12)

verkondiging         Thema: Een vrolijke begrafenis

Gemeente van Jezus Christus, John en Dorien,

Dopen is diep
doen ondergaan,
dopen is diep
de dood ingaan.

Dopen is nacht,
is blinde schrik –
nimmer gedacht:
zo dood ben ik!

Dopen is nat
met handen, hol
scheppen – een bad
een grafkuil vol.

Aldus de eerste coupletten van een gedicht van ds. Troost.
Wat vind je ervan? En u? Het zou zo goed kunnen dat het de volgende reacties oplevert: ‘Wat een heftig gedicht, shocking!’ ‘Ik vind het maar negatief. De doop is toch juist iets heel feestelijks!?’ ‘Negatief? Dat is nog zwak uitgedrukt. Ik vind het maar zwartgallig, om niet te zeggen: morbide, met die dood, die grafkuil!’ ‘Moet dat nou bij de doop van zo’n schattig baby’tje, zo’n prachtkereltje als Jesse is…?’
Ik zal de laatste zijn om te ontkennen dat het een prikkelend gedicht is, behoorlijk shocking ook. Iedereen is ook gelijk goed wakker. Maar het gaat me niet alleen om het schokeffect. Het gaat mij er vooral om dat dit gedicht in feite een dichterlijk onderschrift is bij onze tekst van vanmorgen: ‘toen u gedoopt werd, bent u immers met Hem begraven.’ Die ds. Troost zuigt het dus niet uit zijn duim. De Bijbel stelt het kort en krachtig: de doop is ook een begrafenis. Is dat negatief, zwartgallig en morbide? Of zou Paulus iets anders bedoelen?
Allereerst: het is een metafoor, een beeld. Een schokkend beeld, maar ook een heel bevrijdend beeld. Want wát wordt er begraven? Het vers voor onze tekst, vers 11, spreekt over ‘het aardse lichaam.’ Letterlijk staat er ‘lichaam van het vlees.’ Vlees, dat is hier niet wat om onze botten zit. Het gaat niet om ons letterlijke lijf. Nee, zo lichaamsvijandig is de Bijbel niet. Integendeel! Vlees is hier wie wij vanuit onszelf zijn. De Bijbel noemt dat elders ‘de oude mens’. Dát is ons vlees. Misschien wordt het nog helderder als ik een Engels trucje toepas. Het woord in die taal voor vlees is ‘flesh’. Neem dat woord in gedachten, haal er de laatste letter vanaf en draai het om. Heeft u het? Dan staat er ‘self’. Dát is ons vlees: ons zelf, ons ego, ons egoïstische zelf. Zoals we uit onszelf zijn. Een zelf dat ook telkens weer kiest voor het kwaad en zo God de rug toekeert. Zo zitten we, vanaf het prilste begin, in elkaar.
Daar hadden we het nog tijdens het voorgesprek over. Eén van jullie zei: ‘Daar heb ik moeite mee. Hier zie ik bij zo’n baby’tje nog helemaal niets van.’ Dat klopt. Het is ook geen kwestie van zien, maar van geloven. Maar als je even geduld hebt, ga je het ook zien. Dat je kind, zo jong al, iets doet waarvan je behoorlijk schrikt. En dingen zegt, die allesbehalve goed zijn. En hoe hard kunnen kinderen ook niet zijn. Als je even geduld hebt, ontdek je dat ook jullie kind, dat natuurlijk de allerliefste baby is, hier geen uitzondering op is. Het zat er dus toch in!
En laten we wel wezen, het komt er bij ons allemaal uit. Dat we niet vanzelf op een ander gericht zijn, laat staan bereid zijn om ons helemaal weg te cijferen, om het goede te allen tijde voor de ander te zoeken. En het doel waarom we hier op aarde zijn – zoals een oude Catechismus al treffend zei – om God te eren. Dat doel staat niet vanzelf nummer 1 op ons prioriteitenlijstje. Integendeel. Onze eigen eer, onze eigen status, wat anderen van ons vinden, heeft toch veel hogere prioriteit? Dat is dus dat vlees, dat self, die oude mens. En als er niets verandert, kunnen we in Gods ogen niet bestaan, want Hij is volmaakt goed, één en al liefde, de Hoogheilige.

Maar nu is het geweldige dat God hier een antwoord op heeft, op dat zelf, op die oude mens. Kort gezegd: die moet eraan, kopje onder, dood en begraven. En dat wordt uitgebeeld in de doop. Dopen is diep: de dood ingaan. Die oude mens dus: het graf in. In die zin is de doop ook best confronterend. Het is geen onderscheidingsteken, zo van: ‘Kijk mij eens! Ja, ik ben gedoopt. Met hoe velen gebeurt dat immers vandaag de dag niet meer. Maar ik wel!’ Voor je het weet, voel je je beter dan een ander. Maar de doop ontmaskert je juist: je bent uit jezelf helemaal niet goed, laat staan beter dan een ander. De doop laat zien wie je uit jezelf bent en dat dat zelf er aan moet, begraven moet worden, anders staat dat je vreselijk in de weg. De doop maakt dus echt heel bescheiden. Zoals we tijdens ons voorgesprek in een ander gedicht hoorden. Waar de doop een watermerk werd genoemd: ‘het maakt je zwak, het maakt je sterk.’ Ja, ook zwak, omdat het laat zien wie je uit jezelf bent, dat je jezelf niet redt, dat je het uit jezelf niet redt.
En tegelijk is die doop ook geweldig bevrijdend, omdat God daarin laat zien wat Hij met dat oude leven, met dat zelf van ons wil doen: het begraven. En begraven is heel definitief: weg, dood. Dat is geweldig nieuws! Dat is iets waar je niet over uit verwonderd en verblijd raakt. Ja, zo is het echt een vrolijke begrafenis. Te meer ook omdat het hier niet bij blijft, maar God ons ook met Christus tot leven wekt.

In veel kerken – ook hier – staat de doopvont dichtbij de kansel. Dat is een veelzeggende plek. De doop als illustratie bij het Woord, sterker nog: de doop als het zichtbare Woord. In de doop wordt uitgebeeld waar het in dat Woord, in dat Evangelie om gaat. In feite wat er met Goede Vrijdag, op Stille Zaterdag en met Pasen is gebeurd. Daarom vind ik het ook zo bijzonder dat er de tweede zondag na Pasen – dus nog echt in de Paastijd – gedoopt wordt! Want precies in de doop wordt dat alles zichtbaar gemaakt: ons oude leven met Christus gekruisigd. Geëxecuteerd dus. Gedood. Met Hem gestorven. En met Hem begraven, mee gegaan het graf in. En als nieuwe mensen opgewekt, met Hem. Ja, met Christus. Daar ligt alle nadruk op in onze tekst: ‘met Hem begraven, met Hem tot leven gewekt.’ Toen de Here Jezus het graf inging, toen Hij begraven werd, nam Hij onze oude levens mee. Dat van u, dat van jou, dat van mij. En omdat het met Hem begraven is, heeft het dus in feite geen been meer om op te staan! En na drie dagen werd Hij opgewekt, niet als iets op zichzelf staands, als een spectaculair wonder en meer niet. Nee, in zijn opstanding nam Hij ons nieuwe leven mee en bracht het aan het licht: dat van u, dat van jou, dat van mij, dat van Jesse. Met Hem tot leven gewekt. Nieuw leven. Zo zeker als we gedoopt worden, in Zijn naam, zo zeker is dat. Ja, dat watermerk van de doop maakt je dus niet alleen zwak, maar ook sterk. Mét Hem. In Hem. De doop als vrolijke begrafenis. Ja, ik ken geen vrolijker begrafenis, omdat het tegelijk ook opstanding is. Met Hem! Lof zij U, Here Jezus Christus!

U verwachtte misschien nu ‘amen’. Dat had gekund. Het zou een korte preek zijn. ‘Ook wel eens aardig’, hoor ik menig gemeentelid bijna hardop denken…
Graag wil ik aardig voor u zijn, maar toch zou het niet fair zijn om de preek nu af te sluiten, want ik kan me voorstellen dat er nog vragen zijn, vooral deze: ‘U zegt mooie dingen over dat samen met Christus begraven en opgewekt zijn en dat dit in de doop wordt uitgebeeld. Maar is dat nou niet erg ingewikkeld als het om zo’n klein kind gaat, een baby’tje in feite. Wat kan zo’n Jesse hier nu van begrijpen? En al die andere zuigelingen die hier of elders gedoopt worden? Moeten ze dit niet eerst zelf gaan geloven, voordat ze dit kunnen ondergaan? Lopen we zo niet op de zaken vooruit?’
Nou, lieve mensen: in de doop gaat het eerst en vooral om wat God gedaan heeft. En Hij heeft wat gedaan in Jezus Christus. Daarin wil Hij ons meevoeren, in die beweging meenemen. Daarin onderdompelen, daarin dopen. Dat doe je ook niet zelf. Dat doet Hij aan jou. Je wórdt gedoopt. En God zegt: ‘Die weg leg Ik voor je klaar, zo wil Ik jou hebben: het oude leven begraven en het nieuwe opgewekt.’ En dan wacht Hij niet eerst tot wij er iets van gaan begrijpen. Hij belooft het ons al van het prilste begin. Hij belooft het aan Jesse. Zoals Hij het ook aan jullie beloofd heeft en aan een ieder.
Maar met die belofte moet je wel wat doen. Die vraagt om beaamd te worden, oftewel: geloofd. Dat is de nodige verbindingskabel tussen de accu van Gods belofte en de lamp dat het ook gaat functioneren in je leven, om maar eens een voorbeeld te gebruiken. Zonder die kabel gaat de lamp niet branden. Zonder geloof gaat het niet voor je leven. Blijft het doods en donker.
‘Nou, daar zeg je wat dominee! Mijn geloof is niet zo sterk. Dat is maar een heel dun draadje. Zo zwak en onzeker. Hoe moet die lamp zeg maar dan gaan branden?’
Maar hoe dik of dun die kabel ook is, de energie zit in de accu! Ik gebruik niet voor niets het woord ‘energie’, want precies dat woord staat er letterlijk in het Grieks waar onze tekst spreekt over de ‘kracht van God’: ‘Met Hem bent u ook tot leven gewekt, omdat u gelooft in de kracht van God, die hem uit de dood heeft opgewekt.’ Met dezelfde kracht, dezelfde goddelijke energie, die ooit Jezus uit de dood opwekte, wekt God ons op tot nieuw leven. En geloven is niets anders dan inpluggen in die krachtbron, hoe dik of dun jouw kabeltje ook is. En reken maar dat die krachtbron sterk is. De dood kon Christus niet houden. Of zoals Paulus in vers 9 zegt: ‘In Hem is de goddelijke volheid lichamelijk aanwezig.’ Een grotere krachtbron is er niet: God zelf! John en Dorien, tijdens het voorgesprek hadden we het met elkaar ook over volhouden. Het geloof in God. Het volgen van Jezus. Hoe houd je het je kinderen voor? Hoe leef je het zelf voor? Genoeg valkuilen! Genoeg bedreigingen! Genoeg om bang en bezorgd van te worden! Maar laten we niet wanhopen aan de werking van God, aan die krachtbron die Hij in Christus heeft gegeven. De energie die ons en hun kleine lampje kan laten branden. Het nieuwe leven dat er in Hem te vinden is. Daarin mag je wandelen. Het ligt al klaar. De doop beeldt het uit. Die is niet alleen een begrafenis, een vrolijke begrafenis zelfs, maar ook een doorgang, een weer bovenkomen, opgewekt worden, een hoopvolle toekomst.
In de Laurenskerk in Rotterdam staat een groot doopvont.

doopvont 010

Daaruit rijzen drie bronzen gestalten omhoog. Ze staan rechtop met de handen in de lucht. Opgewekt. Opgestaan om voor Christus te leven. Het is een prachtige illustratie bij het Evangelie. Het is zichtbaar Woord. Pasen duurt een leven lang. De doop duurt een leven lang.

Ik begon de preek met dat gedicht van ds. Troost. In feite was het maar de eerste helft: de begrafenis. Het gedicht gaat verder. Hoor maar, en geloof het, of niet… :

Dopen is dág,
is moederschoot –
kom maar en lach,
je bent niet dood!

Dopen is droog
aan land doen gaan –
trek voor Gods oog
het feestkleed aan!

Dopen is diep
is de Jordaan
open en niet
meer dicht zien gaan!

Amen

zingen         Gezang 210: 1, 2 en 4

Jongerenkoor Inspiration zingt: – OTH 446   laatste gedeelte meezingen!
– Opwekking 746

dankgebed en voorbeden        

collecten

zingen         Evangelische Liedbundel 270

zegen