afkondigingen
zingen Psalm 33:7
stil gebed
votum en groet
aanvangstekst ‘Laat ieder van u de gave die hij van God gekregen heeft, gebruiken om de anderen daarmee te helpen, zoals het goede beheerders van Gods veelsoortige gaven betaamt.’ (1 Petrus 4:10)
zingen (met combo) Hemelhoog 232 ‘Laat het huis gevuld zijn’
lezing van het gebod des Heren Efeze 4:17-32
zingen Psalm 111:6
gebed om de verlichting met de Heilige Geest
zingen kinderlied (met combo) Evangelische Liedbundel 429
kindermoment
Wie heeft de Sint gezien gisteren? Hoe was het?
Tweede vraag: wie had er vannacht zijn schoen gezet? En zat er wat in? Wat dan?
Nou, ik had ook weer een poging gedaan. Weet je nog vorig jaar… Toen had ik ook mijn schoen gezet, de grootste die ik heb. Suikerklontje erin voor Amerigo, ja die had je toen nog. Nu is er een ander paard hè. Hoe heet dat ook alweer? Ozosnel!
Maar goed, toen nog Amerigo. Daar had ik een suikerklontje voor gedaan in die hele grote schoen. Die had ik gezet naast die van de kinderen. En wat denk je? Bij hen zat er wel iets in hun schoen, maar bij mij niet!!
Dit jaar dacht ik: ik doe nu niet mijn grootste schoen, maar een kleinere. Het zal vast daar aan liggen. En ik doe ook geen suikerklontje, maar een wortel voor het paard, voor Ozosnel. Dat is immers gezonder. Zo gezegd, zo gedaan. En wat denk je? Kijk maar, daar staat die schoen. Ja, haal jij hem maar even. Eh, er zat wel wat in. Kruidnootjes… Maar bij Myrthe wel een echt cadeautje: prachtige stiften. Lekker dan… Inderdaad: eigenlijk best lekker…
Vanmorgen gaat het hier in de kerk ook over cadeaus. Maar dan die van God. God geeft ons ook een cadeau, en gelukkig slaat Hij niemand over. We hebben allemaal van Hem een talent gekregen. Iets wat we goed kunnen. Bijvoorbeeld: je kunt heel goed luisteren. Vriendjes of vriendinnetjes kunnen heel goed met je praten en tegen je aan praten, ook als ze het moeilijk hebben of verdriet hebben. Of je kunt goed troosten. Of je bent juist handig. Wat jij ook goed kunt. Vergeet nooit dat God het je heeft gegeven. En dat het de bedoeling is dat je dat gebruikt. Juist ook voor andere mensen. Om hen te helpen. Om God er mee te eren en te prijzen. Misschien kunnen jullie daar thuis eens over praten. Wat zou God nu mij hebben gegeven. Wat kan ik goed? En waar kan ik anderen mee helpen? En de Here God blij mee maken?
Ik wens jullie een goede kindernevendienst en tot straks.
schriftlezing 1 1 Korinthe 12:1-11
zingen Gezang 239:1,4
schriftlezing 2 Romeinen 12:1-8
zingen Gezang 239:6,7
tekstlezing ‘Al deze gaven worden geschonken door een en dezelfde Geest, die ze aan iedereen afzonderlijk toebedeelt zoals hij wil.’ (1 Korinthe 12:11)
verkondiging
Gemeente van Jezus Christus,
Het blijft prachtig om te zien hoe een kind omgaat met een cadeau; een verjaardagscadeau bijvoorbeeld. Natuurlijk, dat is niet het allerbelangrijkste van die verjaardag, maar wel mooi meegenomen, toch?!
Nou, zo’n kind bekijkt niet eerst eens rustig het papier, zo van: ‘Hé apart zeg, mooi patroon, nog nooit gezien…’ Het telt ook niet eerst de stukjes plakband die gebruikt zijn. Nee, dan is het rits, rats, in een paar halen het papier aan stukken. Want het gaat om wat eronder zit, toch: het cadeau! ‘Wow, een kasteel van Lego, of een echte Baby Born, of een nieuwe smartphone!’ En blijft dat cadeau dan in de verpakking zitten? Om er nog uren alleen maar naar te kijken? Nee, de verpakking wordt eraf gehaald en er wordt direct mee gespeeld.
De Heilige Geest heeft ook cadeaus te geven. Gaven noemen we die in de kerk. Ieder die gelooft in de Here Jezus krijgt van Hem een gave. Ook die moet niet ingepakt blijven zeg maar, of er alleen maar naar kijken. Nee, met die gave, dat cadeau van de Geest moet je aan de slag, voor de Here God en voor andere mensen.
Daar gaat het dus vanmorgen over, over de gaven van de Geest. De ‘charismata’ staat er in het Grieks. ‘Charis’ is genade. Charismata, ‘genadegaven’ dus. Het zijn onverdiende, genadige geschenken van de Geest.
In 1 Korinthe 12, in vers 8 tot en met 10 om precies te zijn, worden 9 van die gaven genoemd. Nummer één: de gave van wijsheid, oftewel: het inzicht om leiding in de gemeente te geven. Het is ook inzicht, zoals iemand zei, om ‘de knoop in iemands ziel of in een gemeenschap te herkennen en daar vervolgens met wijsheid over te spreken.’
Nummer twee is de gave van kennis. Hierbij gaat het om inzicht in de Bijbel, in de geloofsleer en dat ook kunnen toepassen voor de gemeente.
De derde gave die genoemd wordt is de gave van geloof. Je moet hierbij niet denken aan het geloof als overgave aan Christus, maar het bijzondere geloof dat wonderen verricht, dat ‘bergen verzet’, zegt Jezus ergens. Het is het grote geloof in Gods onoverwinnelijke macht dat bepaalde gelovigen als gave van de Geest hebben ontvangen, waardoor ze dingen kunnen doen die eigenlijk voor onmogelijk werden gehouden.
De vierde gave is die van genezingen, oftewel: de gave om zieken te genezen.
Nummer vijf in de rij is de kracht om wonderen te verrichten. Vaak wordt hierbij gedacht aan duiveluitdrijving.
Vervolgens noemt Paulus de gave van profetie. Dat is de gave om de wil van God bekend te maken in een concrete situatie. Het is het zeggen van de waarheid, de waarheid van God.
Nummer zeven is de gave van onderscheiding van geesten. Het is de gave om te onderscheiden of iets uit God is, of juist niet.
De achtste is de gave om in klanktaal te spreken, oftewel de tongentaal. Het is de gave om in onverstaanbare klanken God groot te maken. Mensen zijn dan zo vol van Christus, dat de gewone woorden het niet meer kunnen dragen. In een aparte taal, de tongentaal – ‘taal der engelen’ noemt Paulus het ergens – wordt God geprezen.
De negende gave van de Geest die genoemd wordt, sluit hier nauw bij aan. Het is die van het kunnen uitleggen wat de betekenis van die tongentaal is. Oftewel: de gave om die onverstaanbare tongentaal te vertalen in gewone taal, om duidelijk te maken wat degene bedoelt.
Negen bijzondere gaven, bijzondere cadeaus van de Geest. ‘Indrukwekkend,’ denkt iemand misschien wel, ‘maar het zegt mij eerlijk gezegd niet veel. Ik heb zulke gaven in ieder geval niet. En wie wel hier? Niet veel, denk ik zo. Dus wat moet je ermee, hier en nu?!
Als je zo denkt, dan ben je in goed gezelschap. Niemand minder dan Calvijn vond dit eigenlijk ook. Hij zei: ‘Als ik dat lees in 1 Korinthe 12, dan herken ik daar weinig van in onze huidige tijd, in onze huidige kerk. Die gaven horen dan ook bij een andere tijd, bij andere gemeenten. En wel de eerste christelijke gemeenten, toen er nog weinig structuur was, toen de ambten nog niet uitgekristalliseerd waren, toen het volledige Woord van God, de hele Bijbel, er nog niet was. Toen de kerk in een zendingssituatie verkeerde. Toen vond de Heilige Geest het blijkbaar nodig om zulke gaven te geven en te laten functioneren. Maar nu hebben wij het Woord, de hele Bijbel, we hebben de ambten en de tijd is heel anders. Dus vindt de Geest het blijkbaar niet nodig om die genoemde gaven nog net zo te laten functioneren, als in die begintijd.’ Aldus Calvijn.
Als ik eerlijk ben, dan klinkt dit me best aantrekkelijk in de oren. Want wat zou er gebeuren als die gaven werkelijk zouden gaan functioneren in ons midden? Zou het dan geen onrust geven? En als dominee, als ambtsdrager, wil je dat toch niet?! Bovendien klinkt die visie van Calvijn toch best redelijk?
Jawel, maar nu de vraag: waar in de Bijbel staat dat de gaven van de Geest, ook die negen van 1 Korinthe 12, alleen voor de begintijd zijn? Waar lees je in de Bijbel dat de Geest op een gegeven moment zijn gaven niet meer zal geven? Inderdaad, nergens! Bovendien is 1 Korinthe 12 niet het enige gedeelte waar het over de gaven van de Geest gaat. Andere gedeelten zijn Efeze 4 en 1 Petrus 4. En we kwamen de gaven van de Geest ook tegen in Romeinen 12.
Tussen twee haakjes: de brief aan de Romeinen is van latere datum dan die aan de Korintiërs. Dus ook na de beginperiode van de gemeente, na het enthousiaste begin, schrijft Paulus later nog steeds over de charismata, als iets dat blijkbaar geldend blijft.
Om nog één keer met Calvijn op de proppen te komen. Hij was toch ook weer niet zo heel resoluut in zijn mening. In een commentaar bij Efeze 4 schrijft hij dat God zijn bijzondere gaven opnieuw kan uitdelen. Dat zou weleens heel goed kunnen, zegt Calvijn, in een tijd van geestelijk verval.
Nou, denk ik dan, beste Calvijn, zou die tijd nu niet aangebroken zijn? Een tijd van secularisatie, een tijd van verlies van waarden en normen, een tijd dus van geestelijk verval?! Zou God juist in deze tijd z’n gemeente niet opnieuw nadrukkelijk willen wijzen op de gaven die Zijn Heilige Geest in petto heeft?
Zou in deze tijd waarin zoveel mensen persoonlijk in de knoop zitten, maar waarin ook zoveel gemeenten in de knoop zitten door innerlijke verdeeldheid. Zou dan die gave van wijsheid bijvoorbeeld niet hard nodig zijn en veel goed kunnen doen?!
Zou in deze tijd, waarin zoveel veranderingen plaatsvinden, maatschappelijk en kerkelijk, niet behoefte zijn aan de gave van profetie: dit is de wil van de Here! Of wat dacht u van de gave van de onderscheiding van de geesten: dit is van God en dat zeker niet!
Zou in deze tijd, waarin zoveel twijfel en onzekerheid is, geen behoefte zijn aan de gave van geloof, van het diepe vertrouwen in de volmacht van Christus?
Tegelijk moeten we ons bij de gaven van de Geest niet blindstaren op die lijst van negen nogal bijzondere gaven in 1 Korinthe 12. Want daar vind je geen totaaloverzicht van de Geestesgaven. 1 Korinthe 12 is geen charismata-catalogus zeg maar. Niet voor niets hebben we ook Romeinen 12 gelezen. Ook daar vind je een lijst met gaven. Behalve de profetie zijn het allemaal andere gaven, die daar genoemd worden. Eerlijk gezegd ook minder spectaculaire: de gave van dienen, van onderwijzen, van troosten, van weggeven, van leidinggeven, van barmhartig zijn: zo bijzonder zijn die toch ook niet, zeker als je ze vergelijkt met die uit 1 Korinthe 12? Het zijn allemaal gaven op het gebied van het pastoraat en het diaconaat: het omzien naar elkaar, elkaar helpen. Heel gewoon eigenlijk.
Met andere woorden: beschikbaar zijn voor allerlei soort dienst, onderwijs geven in de Bijbel, leidinggeven, liefdevol je ontfermen over mensen die om hulp verlegen zitten; het lijkt misschien allemaal niet zo bijzonder, en het valt ook misschien niet zo op, maar ook dat zijn gaven van de Geest. We moeten uitkijken de Geest vooral te zoeken in het bijzondere, in het spectaculaire, want Hij richt ons met Zijn gaven juist ook op het gewone. Hij houdt ons ook dichtbij de grond.
Dus of het nu een gave is uit 1 Korinthe 12 of uit Romeinen 12; dat maakt uiteindelijk niet uit. Beiden zijn ze even belangrijk, want beiden komen ze van één en dezelfde Geest, zoals onze tekst zegt.
En wat zegt onze tekst nog meer? Dat de Geest ze aan iedereen afzonderlijk toebedeelt, zoals Hij wil.’ Aan iedereen dus. Niemand wordt door de Geest overgeslagen. ‘En ik dan?’ kan iemand denken, ‘ik… wat heb ik dan gekregen? Ja, dat de Geest Zijn gaven heeft gegeven aan ambtsdragers, aan clubleiders, aan mensen die echt wat betekenen in de kerk, natuurlijk, maar daar hoor ik niet bij…’
Nou, als je er nu eens van uitging dat de Geest ook aan u en jou gegeven is. ‘Maar hoe weet je dat dan?’ Vers 3 geeft hier een helder antwoord op. Niemand kan zeggen: ‘Jezus is Heer, dan door de Heilige Geest.’ Met andere woorden: als je kunt zeggen: ‘Jezus is Heer. Hij heeft het voor het zeggen in mijn leven. Tenminste, dat zou zo moeten zijn, maar helaas, niet altijd neemt Hij de allesbeheersende plaats in, maar dat doet me wel verdriet. Ik kan in ieder geval zeggen dat ik niet zonder Jezus kan.’ Als je dat kunt zeggen, en ook met je hart mag geloven, dan is dat niet iets dat je zelf verzonnen hebt, maar dan is dat iets dat de Geest je te binnen heeft gebracht. Dan is de Geest je dus gegeven, dan woont Hij in je. En als Hij in je woont, dan komt Hij ook met Zijn gaven. Aan iedereen, zegt onze tekst, dus ook aan u en jou. Zou je dat geschenk dan niet aanpakken? Én uitpakken!
Dat is misschien best moeilijk. Want wie zegt er nu van zichzelf waar zijn of haar gaven liggen? Dat past niet zo bij ons. Het past ook niet zo bij onze traditie, waar toch best de nadruk ligt op de gebrekkigheid van de mens. Dan heb je het niet zo snel over de sterke kanten, al zijn die dan ten diepste niet van onszelf, maar geschenk van de Geest. Toch zouden we dat, ondanks traditie, en ondanks onszelf, wel moeten doen. Zodat we die gaven van de Geest kunnen ontdekken én ontplooien.
Om je gaven te ontdekken heb je wel de ander nodig, heb je het gesprek met de ander nodig. Ja, dat zeg ik nu. Maar hoe vaak spreken we daar in de gemeente over met elkaar? Ja, allicht spreken we met elkaar, over de dienst, over de preek, over de mensen in de kerk misschien vooral. Maar is het geen goed gespreksonderwerp om het eens over onze gaven te hebben, over de cadeaus die de Geest ons gegeven heeft? Om eens tegen de ander te zeggen: ‘Als ik nu naar je kijk en je bezig ziet, dan denk ik dat je die en die gave hebt.’ Dat zeg je niet zo makkelijk van jezelf, maar waarom zouden we elkaar daarbij niet helpen? In de kerkenraad, in een commissie, op een kring of groeigroep, bij het huisbezoek, of gewoon bij elkaar op de koffie, als broeders en zusters: ‘Zou dat niet jouw gave, jouw talent zijn?’ Zo worden ze ontdekt, en zo kunnen ze vervolgens ook gebruikt worden, gaan functioneren.
Ja, dat laatste is nodig! Ik las ergens: ‘Er is in de kerk dringend behoefte aan mensen die hun gaven gebruiken. Eén van de grootste problemen van de kerk is dat zo weinig mensen hun geestelijke gaven gebruiken. En als gevolg daarvan komt de werklast op de schouders van een kleine groep mensen neer, die dan ook uitgeput raken, terwijl de overige mensen onvoldoende worden ingeschakeld. De kerk lijkt dan op een voetbalwedstrijd, waarbij duizenden mensen die hard aan lichaamsbeweging toe zijn, kijken naar 22 mensen die hard aan rust toe zijn.’
De verhoudingen zullen in onze gemeente best iets anders liggen, maar de bedoeling is duidelijk: er liggen nog zoveel gaven te wachten om uitgepakt te worden.
Ja, onze tekst is helder: ‘De Geest deelt ze aan iedereen afzonderlijk toe…’ Het geeft ook aan hoe persoonlijk de Geest werkt. Hij deelt het aan iedereen afzonderlijk toe. Toebedelen, dat is nog iets anders dan verdelen. In toebedelen zit de beweging naar iemand persoonlijk toe: ‘Hier, dit is voor jou, ja juist dit, voor jou.” Zo heeft de Geest zijn gaven aan ons toebedeeld. ‘U déze gave en jij weer juist díe.’
Zo schenkt de Geest je een gave, of meerdere. Maar je bent de enige niet. Hij deelt ze toe aan iedereen, dus ook aan anderen, want niemand bezit de Geest exclusief. Voor de volheid van de Geest, heb je elkaar nodig. Want die gave die u niet geschonken is, vindt u bij een ander in de gemeente. En wat die ander niet heeft, kunt u wel ontvangen hebben. We zijn dus op elkaar aangewezen, we hebben elkaar nodig. In 1 Korinthe 12 verderop en trouwens ook in Romeinen 12 vergelijkt Paulus dat met het bekende, maar ook prachtige beeld van het lichaam. Een lichaam heeft nu eenmaal verschillende ledematen, verschillende lichaamsdelen, met verschillende functies. Zo is de gemeente ook een lichaam, wat zeg ik: het lichaam, van Christus. Waarbij ieder een verschillend lichaamsdeel is. We hoeven bijvoorbeeld niet allemaal een mond te zijn, we hoeven geen kloon van elkaar te worden. Nee, verscheidenheid is juist goed, want voor een lichaam heb je ook handen en voeten nodig en al die andere lichaamsdelen, verschillende gaven dus, en verschillende dragers van die gaven.
Het betekent ook dat ik zelf geen volledig lichaam hoef te zijn, of om het anders te zeggen: ik hoef geen allround-christen te zijn, die bij wijze van spreken alles beheerst, die alle gaven tot zijn beschikking heeft. Nee, juist als lichaamsdeel zijn we op elkaar aangewezen, om zo met elkaar het lichaam te vormen. Daar heeft de Geest ook al die verschillende gaven voor gegeven, zodat we samen met elkaar in zijn volheid zullen delen, zodat we samen met elkaar dat ene lichaam zullen zijn. Mijn vurige gebed is dat we dat blijven beseffen, gemeente. Dat we daar voor blijven gaan. Dat we elkaar vasthouden. Dat we elkaar nodig blijven hebben. Dat we elkaar aan blijven vullen. Want anders raakt het lichaam geamputeerd. En dat is zonde. Ja, echt een zonde. En daar doen we niemand anders dan het hart van dat lichaam, en de Schenker van die gaven, de Heilige Geest, verdriet mee.
Die Geest, die ‘één en dezelfde Geest’, zoals onze tekst zegt, ‘die iedereen afzonderlijk toebedeelt, zoals Hij wil.’ Ja, uiteindelijk ligt de grond waarom ik een bepaalde gave wel of niet heb in de vrijheid van de Geest. Hij deelt zijn cadeaus uit, zoals Hij wil. Daarom heeft ook niemand het recht om de ene gave boven de andere te stellen. Dat gebeurde trouwens wel in Korinthe. Daar was een groep, de zgn. ‘pneumatici’ hoorden we vorige week zondagavond, die tongentaal, juist vanwege het extatische karakter, de hemelse gave vond, waarbij alle andere gaven verbleekten. Paulus gaat er in 1 Korinthe 14 uitgebreid op in en wijst deze houding resoluut af. Opvallend trouwens dat in die lijst van negen gaven tongentaal helemaal achteraan staat. Alsof Paulus wil zeggen: zing maar eens een toontje lager als je een bepaalde gave zo boven de anderen verheft.
Je kunt geen ranglijst aanleggen, en de ene gave boven de andere zetten. En daardoor op de ander met zijn gave neerkijken of van de weeromstuit jaloers zijn op die ene met zijn of haar gaven. Maar daarmee doen we de uitdeler van die gaven, de Heilige Geest, ook verdriet.
Ach, er is toch geen reden tot neerbuigendheid of jaloersheid? Ieder heeft een geschenk van de Geest gegeven, een gave die juist bij hem of haar past. Een gave die ook nog eens bij al die andere gaven, bij al die andere gemeenteleden past, als een onmisbaar puzzelstukje, als een lichaamsdeel van het grote lichaam.
Jaloers? Nee toch! Dankbaar juist!
Wie Godes Geest bezielt,
die prijze hier met ons
in dank en diep ontzag
de Vader, die zijn trouw
vernieuwt van dag tot dag.
Amen.
zingen Gezang 242:2,3,6
dankgebed en voorbeden
Tom de Groot vraagt aandacht voor de Thuisfrontcommissie van Miep van Leeuwen. Men zoekt daar versterking.
inzameling van de gaven
zingen Psalm 33:8
zegen
0 Reacties