zingen Psalm 68:1
stil gebed
votum en groet
aanvangstekst Jezus zei: ‘Ik laat jullie niet als wezen achter, Ik kom bij jullie terug.’ (Johannes 14:18)
zingen Gezang 234
gebed om de verlichting met de Heilige Geest
schriftlezing 1 Petrus 4:12-19
zingen Psalm 91:1,2
verkondiging
Gemeente van Jezus Christus,
De afgelopen meivakantie waren we in Normandië. We bezochten daar de D-Daystranden waar op 6 juni 1944 de geallieerde invasie begon. Grote indruk maakte de Amerikaanse begraafplaats, recht boven Omaha Beach. Op dat strand was het hevigst gevochten en de Amerikanen hadden er zware verliezen geleden. Op de klif boven dat strand ligt de begraafplaats met bijna 10.000 witte kruizen als markering van het aantal gesneuvelde soldaten.
Ik kende die begraafplaats uit een film: Saving Private Ryan. Deze film begint daar met een veteraan die met z’n gezin op één van die witte kruizen afloopt. Het is het graf van kapitein Miller.
Hem zien we vervolgens op D-day in zo’n landingsboot vol soldaten op Omaha Beach afvaren. Miller doorstaat deze gruwelijke vuurproef, maar krijgt al snel een nieuwe opdracht: n.l. om ene James Ryan op te sporen. Waarom? Drie broers van James zijn aan het front gesneuveld. Hun moeder was al weduwe en nu heeft ze nog maar één levend kind. In de hoogste militaire kringen is verordineerd dat James het front moet verlaten en naar huis, naar z’n moeder moet. En zo moet Miller met een stel manschappen Ryan op gaan sporen, als de bekende speld in de hooiberg. Het wordt een levensgevaarlijke missie, waarbij ze al snel een paar mannen verliezen. Uiteindelijk vinden ze Ryan, ergens in een Frans stadje, waar hij met z’n medesoldaten een brug moet verdedigen tegen de Duitsers. Ryan wil daar echter niet weg. Natuurlijk is hij diep geschokt als hij het hoort van z’n broers, maar hij wil z’n maten niet in de steek laten. ‘Dit zijn mijn broeders’, zegt hij, ‘hier hoor ik.’ Dan besluit Miller zich met zijn manschappen aan te sluiten bij hen en de brug mee te verdedigen. Het wordt een verschrikkelijke strijd tegen een veel zwaarder bewapende Duitse overmacht. Uiteindelijk dreigen ze het onderspit te delven, totdat net op het nippertje de Amerikaanse luchtmacht hen redt. Kapitein Miller zelf is helaas dodelijk gewond geraakt. Als Ryan zich over hem buigt en hem ontroerd bedankt, zegt Miller: ‘Earn this – verdien dit!’
De film keert dan weer terug naar de Amerikaanse begraafplaats waar Ryan als oudere man bij het graf van Miller staat en met tranen in z’n ogen vraagt: ‘Heb ik het goed gedaan?’ Hij stelt die vraag vervolgens ook aan z’n vrouw en kinderen. Ze beamen het…
Die Ryan was zelf op het nippertje ontkomen, ternauwernood gered door die vliegtuigen. Anders had ook zijn naam op zo’n wit kruis gestaan op die begraafplaats… Ons tekstgedeelte spreekt ook over ternauwernood gered: ‘Als zij die rechtvaardig leven al ternauwernood gered kunnen worden…’ Hier gaat het niet over een redding uit de dood, maar van de eeuwige ondergang, de verlorenheid. Daarvan kunnen we dus ternauwernood gered worden… Ik weet niet wat zo’n zin met u doet, maar je zou er hoogst onzeker van worden. Is het dan toch allemaal ‘kantje boord’ als je gelooft? Is het zo op het nippertje als er nog een paar mensen gered worden van het strenge oordeel van God? Je zou er toch panisch van worden?
Dat is Petrus’ bedoeling niet. Misschien moet je zo’n zin eerder als een waarschuwingsschot zien – om maar even in het beeld van het eerder gememoreerde te blijven. De valkuil bestaat namelijk dat het allemaal wel heel makkelijk en vanzelfsprekend voor me wordt dat Christus mij redt. Maar het is allesbehalve makkelijk en goedkoop. Zo spreekt de Bijbel ook niet over redding. Israël bereikt ternauwernood de overkant van de Rode Zee en het is een onbegrijpelijk wonder. Jezus staat tegen alle verwachting in na drie dagen op. De vrouwen kunnen het niet geloven. De discipelen zitten bang in een hoekje. Zo gaat de redding in de Bijbel. Ternauwernood. Zoals ik ergens las: ‘Als een drenkeling die nog net op tijd boven water is gehaald, als een kind dat nog net op tijd uit een brandend huis is gehaald, als een vluchteling, net aan het vijandelijk vuur ontkomen. De verbijstering zit nog in je botten en je huivert als je eraan denkt wat er had kunnen gebeuren… zo zijn wij ontkomen. Ternauwernood.’
Zo’n zinnetje is dus niet om paniek aan te jagen, maar wel om ons wakker te schudden, om ons te laten beseffen dat we gered zijn van de ondergang, van de verlorenheid. En dat dat een wonder is. Waar we alleen maar ongelooflijk dankbaar voor kunnen zijn, met trillende knieën en een stamelende stem.
Kijk, genade is gratis, maar niet goedkoop. Het is gratis. Het is een geschenk, ons gegeven in Jezus Christus. Die heeft die helemaal verdiend. Helemaal. Er hoeft van ons niets bij. Echt gratis dus. Maar toch niet goedkoop. Wie die genade aanvaardt, wie Jezus kent, gaat met Hem op weg. En die weg is niet makkelijk. De poort naar de hemel staat wijd open, maar de weg ernaartoe is smal. Als christen leef je namelijk niet in luilekkerland en is het geen schotvrij bestaan. Nee, er kunnen beproevingen komen, lijden, strijd. Je komt echt in de frontlinie te liggen.
Ons tekstgedeelte heeft het over ‘de vuurproef’ die je moet ondergaan. Vers 17 noemt het zelfs het oordeel: ‘de tijd van het oordeel die is aangebroken. En dat oordeel begint bij Gods eigen mensen.’ Bij ons dus.
‘Maar wacht even… Het ging toch over die gratis genade, over die wijdopen hemelpoort, over de redding door Jezus Christus? En nu gaat het over het oordeel dat bij ons begint… Dat klinkt toch tegenstrijdig?! Als je in Christus bent, ben je toch niet meer veroordeeld’, schrijft Paulus toch ergens?
Zeker! Het gaat hier niet over véroordeling, maar over het oordeel. Vers 12 spreekt dus over de vuurproef, letterlijk ‘de vuurgloed ter beproeving.’ Dat doet denken aan de manier waarop bijvoorbeeld zilvererts gewonnen wordt. Het ruwe materiaal wordt enorm verhit. Door het vuur komt het vuil bovendrijven. Dat wordt er vanaf geschept en dan blijft het pure zilver over. Zo wil God ook ons geloof louteren, ons van het verkeerde reinigen. Juist door het oordeel, door strijd, door beproevingen heen zal de ware aard boven komen. Is dat het zilver van het geloof? Houden we stand? Blijven we die smalle weg gaan? Blijven we Christus volgen?
Dat oordeel, die beproeving, die vuurproef moet ons niet verbazen. Het lijden dat daarmee gepaard gaat, is niet uitzonderlijk, zegt Petrus. Blijkbaar moesten z’n lezers daar wel aan wennen. De meesten waren heiden-christenen. Kijk, de Joden wisten ook toen al wat lijden was. Antisemitisme is immers helaas van alle tijden. De heidenen kenden zulk lijden, die tegenstand niet. Tot ze christen werden. Toen werden ze van de weeromstuit gelasterd, gediscrimineerd, tegengewerkt. Omdat ze niet meer meededen met die oude heidense praktijken. Dat zette kwaad bloed. ‘Daar moeten jullie niet vreemd van opkijken’, aldus Petrus. Zelf had hij het Jezus meermalen horen zeggen, dat een dienstknecht niet meer is dan zijn Heer. Jezus had geleden, en dat zou z’n volgelingen ook overkomen. ‘Ze hebben Mij vervolgd, ze zullen u ook vervolgen’, in de niet mis te verstane woorden van Jezus.
En wij? Wij leven toch in een vrij land, met godsdienstvrijheid, met een wetboek dat al in het eerste de beste artikel elke vorm van discriminatie verbiedt? Kijk, dat christenen in China, Noord-Korea, diverse moslimlanden en door extremistische hindoestanen vervolgd worden, maar daar zijn wij toch vrij van?! Lijden vanwege je geloof? Dat is voor ons toch een ‘ver van m’n bed-show’?
Een groepje westerse christenen was eens te gast bij een huiskerk in China. Iedere samenkomst beginnen ze daar door elkaar één specifieke vraag te stellen: ‘Wat zijn deze week jouw wonden voor Christus?’ Ook die westerse christenen kwamen aan de beurt en ze wisten eigenlijk niet goed raad met deze vraag. Uiteindelijk antwoordden ze: ‘Wij hebben geen echte wonden, want wij wonen in een vrij land.’ Er viel in die huiskamer een lange, pijnlijke stilte. Tot een oude Chinese christin het woord nam en vroeg: ‘Bedoelt u dan dat u in uw vrije land geen geestelijke strijd voert?’ Bam, die was raak!
Als je gelooft, kom je aan de frontlinie: een strijd tegen een drietal ‘doodsvijanden’ zegt de catechismus al: de duivel, de wereld (d.w.z. dat wat van God aftrekt in de werkelijkheid) en ons eigen vlees, oftewel onze zondige neigingen. Dat front is er tot onze laatste zucht. Jezus volgen betekent onherroepelijk kruisdragen, zei Hij zelf. Of hebben we dat kruis laten liggen? Willen we een soort feelgood-christendom dat ons niets kost? Strijken we alles glad en passen we ons aan alles en iedereen aan? Of durven we in Jezus’ spoor tegen de stroom in te gaan? De minste te zijn? Offers te brengen? Ook al doet dat pijn? Ook al snijdt dat in je eigen vlees? Ook al geeft dat een strijd?
Maar goddank staat er ook iets tegenover. Petrus schrijft namelijk in vers 13: ‘Hoe meer u deel hebt aan Christus’ lijden, des te meer moet u zich verheugen.’ ‘Wat?!?! Klinkt dit niet naar een soort geestelijk sadomasochisme? Je verheugen in het lijden?!’ Nee, het lijden zelf is niet fijn. Dat kan verschrikkelijk zijn. Vraag dat maar aan de christenen in een Noord-Koreaans strafkamp of aan een gemolesteerde christen in India. Nee, het lijden zelf wordt niet verheerlijkt. De vreugde zit ‘m in de verbondenheid met Christus. Juist als je lijdt, ben je heel dichtbij Hem, de Gekruisigde. Zoals ooit een Nepalees christen zei: ‘Het was niet zozeer dat Christus bij mij in de gevangenis was, nee: ik was bij Hem in de gevangenis.’ En dat perspectief maakt alles anders. Dan kun je je in Hem verheugen!
Maar er staat nog meer tegenover. Want Petrus gaat verder (vers 14): ‘Als je gehoond wordt, omdat je de naam van Christus draagt, prijs je dan gelukkig, want dat betekent dat de Geest van God in al zijn luister op u rust.’ Als mensen je honen, je een sneer geven omdat je christen bent, op een andere manier je door het slijk halen, dan ben je niet te beklagen, maar dan ben je juist prijzenswaardig. Dan rust namelijk de Geest van God op je. Diezelfde Geest die op Jezus kwam, waardoor Hij gezalfd werd tot Christus. Die Geest rust ook op jou. ‘Rusten’, daar zit duurzaamheid in. Dat is geen korte flits van de Geest, een snelle kick, die zo weer voorbij is. Nee, de Geest rust op je. Net als bij Jezus. Hierdoor kon Hij het volhouden, ook in z’n diepste lijden. Die Geest is ook ons gegeven. Volgende week vieren we Pinksteren: het feest van de Geest, de Geest van Christus, die is uitgestort. En als je de naam van Christus draagt, als je christen bent, als je bij Hem hoort, dan is die Geest bij je, die rust op je, vervult je. Waardoor in de heftigste beproeving, in de vuurproef Hij erbij is, om mee te zuchten, om je kracht te schenken, perspectief, volharding.
Als dat geen vreugde schenkt! En dan te bedenken dat dat nog maar een voorproefje is van de uitbundige vreugde die je eens ten deel zult vallen, als je het volhoudt, als je die smalle weg blijft gaan, als je de vuurproef doorstaat. Dan wacht je de overwinning, de ereprijs, het Vaderhuis met de vele woningen, het grootste feest dat nooit meer stopt, zonder enige verstoring. ‘Die hoop doet als ons leed verzachten’ zingt niet voor niets een Gezang.
‘Earn this’, zei kapitein Miller tegen soldaat Ryan, voordat hij de laatste adem uitblies van het leven dat hij gegeven had, ook voor hem. Dat rijmt bij wijze van spreken toch op wat Petrus schrijft in vers 19: ‘Daarom moeten allen die lijden omdat God dat wil – hier gaat het dus om het lijden vanwege het geloof, het lijden dat onherroepelijk hoort bij het volgen van Jezus – zij moeten het goede blijven doen.’ Oftewel: ‘Earn this – verdien het, maak het waar.’ Nee, God vraagt ons niet ons behoud te verdienen. Dat hoeft niet. Dat kan niet. Het is 100 % genade. Een geschenk in het allergrootste offer dat Jezus bracht, z’n leven dat Hij gaf voor ons allemaal. ‘Earn this’ betekent daar diep dankbaar om zijn, die genade niet verkwanselen als iets goedkoops, door niet te willen veranderen, door weg te lopen voor de strijd, door geen offers te willen brengen. Nee, ‘earn this’ betekent dan die smalle weg gaan. Goed doen. Dus niet terugmeppen, niet terugschelden, de ander niet betaald zetten. Maar het goede blijven doen. Vrede houden met een ieder, voor zover het van jou afhangt. De ander blijven zegenen.
Het tegenovergestelde dus van wat ik in de krant las over wat mensen hier in Gouda met moslims willen doen. Het is geen geheim dat er helaas door extremistische moslims christenen worden vervolgd, gruwelijk zelfs door IS en aanverwante groeperingen. Neem die serie aanslagen vandaag op een paar kerken in Indonesië. Verschrikkelijk! Om de moslims een soort betaald te zetten, leek het bepaalde mensen een goed idee om hier in Gouda voor de moskee met de Ramadan overdag een barbecue te houden. Nou gemeente, deze provocatie en kleinering is niet het goede doen. Integendeel. Daarmee hoop je geen vurige kolen op hun hoofd. Integendeel. We zullen mensen, ook moslims, alleen voor Christus kunnen winnen door goed te doen, door onvoorwaardelijk lief te hebben, door hen te zegenen.
Het goede doen koppelt Petrus aan je toevertrouwen aan God, op Wie we mogen vertrouwen, omdat Hij ons geschapen heeft. Hij kent ons als geen ander, Hij is volstrekt betrouwbaar. In het lijden is Hij Degene die ons verder helpt en niet laat vallen.
Een ontroerend voorbeeld las ik over een Eritrese christin. Zij zat lange tijd gevangen in een zeecontainer. Overdag was het bloedheet, ’s avonds ijskoud. Ze werd mishandeld om haar van haar geloof af te brengen. Maar ze vertrouwde zich aan God toe. Hij gaf haar kracht om te volharden in haar vertrouwen op Jezus Christus. Toen ze vrijgelaten werd, vol pijn en wonden, zei ze: ‘Ik beschouw mijn tijd in die container als universitaire opleiding in het geloof. Ze verheerlijkte de pijn en het lijden niet, maar ze gaf wel God de eer dat Hij haar geloof versterkt had, dwars door het lijden!
Dat kan ook in alle denkbare vormen van lijden en beproeving, ook die van ziekte, gemis, verdriet en onzekerheid. Zoals ik zag bij mijn vader. Het was net na die operatie in het najaar. Een operatie van erop of eronder. Een operatie ook vol complicaties, waarbij hij bijna doodbloedde, een longembolie kreeg en het spannend was of er sprake was van kwaadaardige cellen. Het eerste wat hij zei, toen hij bijkwam uit de narcose, was: ‘God was zo dichtbij…’ Ook hij had zich toevertrouwd aan de Heer: dat Hij in goede handen was, wat er ook zou gebeuren. En dat hij in die eerste dagen telkens een liedje hoorde dat veel voor hem en ons betekende: Healing Day – dag van de genezing. Dat ging over veel meer dan een fysieke genezing alleen.
Ja, ook toen was het ternauwernood, op het nippertje. Het heeft de dankbaarheid alleen maar groter gemaakt. En wie of wat wij ook zijn, uiteindelijk is dat het grootste wonder: dat Hij ons zo redt, door de vuurproef heen, ternauwernood.
Of zoals Joke Verweerd het dichtte:
RAKELINGS
Rakelings
en ternauwernood
is het oordeel overgedreven.
Rakelings
raakte mij de dood
en is mij nieuw leven gegeven
ternauwernood
en wie kan zeggen
hoe nauw die nood ten dode was
zweet als bloeddruppels op groen gras
Mijn leven in zijn handen leggen
en daarnaast, Goddank, ook mijn dood
rakelings
ternauwernood.
Amen
zingen Evangelische Liedbundel 314
geloofsbelijdenis
gedenken overleden gemeentelid
dankgebed en voorbeden
inzameling van de gaven
zingen Gezang 432:1,3
zegen
0 Reacties