welkom en mededelingen

zingen           Psalm 146:1 ‘Zing mijn ziel voor God uw Here’

stil gebed

votum en groet

openingstekst         ‘Geliefde broeders en zusters, wees standvastig en onwankelbaar en zet u altijd volledig in voor het werk van de Heer, in het besef dat de inspanningen die u voor de Heer verricht, nooit tevergeefs zijn.’ (1 Korintiërs 15:58)

zingen           Lied 146c:1,3,7 ‘Alles wat adem heeft love de Here’

lezing van gebod des Heren      uit Galaten 5

zingen           Lied 841:1,2 ‘Wat zijn de goede vruchten’

gebed om de verlichting met de Heilige Geest

zingen (kinderlied)                        Hemelhoog 705 ‘Kinderen van de Vader’ 

kindermoment

Dit keer heb ik een prentenboek bij me. We hebben het al heel lang in huis. Kijk maar: ‘Mirjam van den Berg, 8 oktober 1996, gekregen van Job.’ Job was toen een half jaar oud. En hij is nu 28…
Maar goed, het gaat over iets dat tijdloos is, wat voor ons allemaal geldt, ook in 2024. Hoor maar…

                                                                                                                           (het boek werd voorgelezen en de prenten getoond)

Grote Haas en Hazeltje, zijn vader en zoon, die dus heel veel van elkaar houden. Houden jouw vader en moeder ook zoveel van jou? En jij van hen? Ook tot de maan en weer terug? Waar merk je dat aan? Waar merken zij dat aan?
Gelukkig hebben we een Vader in de Hemel die ook van ons houdt. Niet alleen tot de maan en weer terug, nee zelfs tot de hemel en weer terug.
Ik wens jullie een goede kindernevendienst en tot straks.

schriftlezing            Efeziërs 6:1-9

zingen           Psalm 127:1,2,3 ‘Wanneer de Heer het huis niet bouwt’

verkondiging

Gemeente van Jezus Christus,

De brieven van Paulus werden in de samenkomsten van de gemeente voorgelezen. Zo ook de Efezebrief.
Het is een bont gezelschap dat daar samengekomen is: mannen en vrouwen, ouders en kinderen, slaven en heren, Joden en heidenen, rijken en armen. Al die totaal verschillende mensen samen in één ruimte, die ook nog eens hetzelfde vieren en delen: dat was uniek in die tijd.
En deze mensen horen dus ook ons tekstgedeelte van vanmorgen. Ook de kinderen die aanwezig zijn. En ik kan me voorstellen dat ze misschien wel een por krijgen van hun ouders: ‘Hoor je dat? Het gaat over jou!’ Net zoals ik dat vroeger als kind had, in de Brugkerk in Waddinxveen, als dominee Verboom daar voorging. Als één van de weinige predikanten toen, sprak hij in de preek de kinderen rechtstreeks aan: ‘Jongens en meisjes.’ Ja, dan kregen mijn broertjes, zusje en ik ook een liefdevolle por van onze vader of moeder: ‘Horen jullie dat? Hij heeft het tegen jullie!’

Eigenlijk doet Paulus vanmorgen hetzelfde, jongens en meiden, beste tieners, beste jongeren. Ja, jullie. Het gaat vanmorgen allereerst over jullie! Hoor maar: ‘Kinderen, wees gehoorzaam aan je ouders uit ontzag voor de Heer, want zo hoort het.’ Gehoorzamen, omdat het zo hoort? Omdat je vader en moeder dat willen? Nee, dat betekent dat ‘want zo hoort het’ niet. Hier wordt in het Grieks een woordje gebruikt dat letterlijk ‘rechtvaardig’ betekent. Waarom je ouders gehoorzamen? Omdat het rechtvaardig is, omdat het hoort bij God die rechtvaardig is. Omdat het in lijn is met Zijn wil, met zijn gebod. Niet voor niets voegt Paulus er ook aan toe: ‘uit ontzag voor de Heer’.

Je ouders gehoorzamen heeft alles met de Here God zelf te maken. Jij werd door Hem aan je ouders toevertrouwd. Je kwam niet zomaar op deze wereld. Nee, door hen. Er waren ouders om je in de armen te nemen, om jou dicht tegen zich aan te drukken, te overdekken met kussen en lieve woorden. Ze stonden van meet af aan klaar om voor je te zorgen, je eten te geven, schone kleren, een goed en veilig bestaan. God zelf heeft jou die ouders gegeven. Ouders worden daarom ook wel ‘de handen van God’ genoemd.
Nou, dan zul je daar toch respect voor hebben! Want in je ouders komt God zelf naar je toe, wil Hij voor je zorgen. Dus daarom zul je je ouders gehoorzamen ‘uit ontzag voor de Heer’. Toch?
Dat is de reden. Het is tegelijk ook de grens. Want als je ouders iets van je vragen of iets met je doen, wat tegen Gods wil ingaat, wat haaks staat op dat ontzag voor Hem, dan hoef je dat niet te gehoorzamen. Uiteindelijk is God de Allerhoogste en zullen we Hem boven alles liefhebben en Hem meer moeten gehoorzamen dan mensen.

Dus uit ontzag voor God kun je soms ook je ouders niet gehoorzamen, omdat ze iets van je vragen wat tegen God ingaat. Maar je voelt wel aan dat dit de uitzondering is. De hoofdlijn is om je ouders wel te gehoorzamen, omdat ze Gods handen zijn, omdat Hij het van je vraagt. Kort en krachtig vind je dat in het vijfde gebod: ‘Eer je vader en je moeder.’ Oftewel: heb respect voor hen. Waardeer hen. Paulus zegt er nog iets bij, om aan te geven hoe belangrijk dit is: ‘Dat is het eerste gebod waaraan een belofte verbonden is: ‘Dan zal het je goed gaan en zul je lang leven op aarde.’

‘Maar wacht even, betekent dat dan dat als je je ouders respecteert en gehoorzaamt dat je dan lang zult leven? Dus kinderen die overlijden, hebben die dan hun ouders niet gehoorzaamd? En hoe zit dan met kinderen die respectloos met hun ouders omgaan, niet naar hen omkijken, hen zo’n pijn hebben gedaan, dat zulke mensen juist stokoud kunnen worden! Hoezo dan ‘lang leven op aarde’ als belofte bij het gebod om je ouders te eren??!!’

Maar zo persoonlijk, zo individualistisch, wordt het hier niet bedoeld. Vergeet niet dat die Tien Geboden allereerst tot Israël gesproken zijn. Een volk. Het gaat hier dus juist over het gezamenlijke, over de samenleving, over ‘het land van de belofte’, oftewel Kanaän.
Snap je? Het gaat een samenleving goed als er respect is van kinderen voor ouders. Als er gehoorzaamheid is. Kijk, als kinderen doen wat ze zelf willen, hun eigen zin volgen, continue tegen hun ouders en andere gezagdragers ingaan, dan lijkt dat in eerste instantie misschien wel leuk en aardig, maar dan wordt het chaos. Dan krijg je verwende mensen die niet gewend zijn aan structuur, aan discipline. Mensen die vooral uit zijn op hun eigen zin, ook al gaat dat ten koste van anderen. Maar wil het echt een ‘samen-leving’ worden, dat het dan zo nodig is dat je leert gehoorzamen: God, maar Hem ook in je ouders.

Ja, daar is dus een belofte aan verbonden. Dan gaat het een samenleving goed. Maar tegelijk reikt die belofte nog verder, want niet voor niets vertaalt Paulus het met ‘lang leven op de aarde’. Nou, denk dan maar aan de nieuwe aarde, Gods nieuwe wereld. ‘Lang leven op aarde’ is dan in de diepste betekenis lang, eeuwig (!) leven op Gods nieuwe aarde, in zijn koninkrijk. Dat wacht ons, als we Gods wil doen, Jezus Christus ook hierin navolgen.

Misschien denk je: ja, dat gebod ‘Eer je vader en je moeder’, daar ben ik mee om m’n oren geslagen. Dat hielden mijn eigen ouders me regelmatig voor, om dingen van me te eisen, die niet goed waren, om daarmee mij hun wil op te leggen, om zelfs grof onrecht mee te bedrijven.
Maar dat is misbruik van het gebod. Uit eigen belang. En dat vloekt helemaal met de bedoeling ervan. Kijk, ouders moeten wel te eren zijn. En daarom draait Paulus het in vers 4 om. Het gaat in dat dat gebod niet alleen over kinderen naar hun ouders toe, maar ook over ouders naar hun kinderen: ‘Vaders (en denk daar natuurlijk ook de moeders bij), maak uw kinderen niet verbitterd.’ Nu worden zij aangesproken. Nu mag jij bij wijze van spreken je vader en je moeder een por geven: ‘Dit gaat over jou!’

Kijk, in Paulus’ dagen was de opvoeding hard. Niet voor niets komt de uitdrukking ‘een Spartaanse opvoeding’ uit die tijd, uit die cultuur. Kinderen kregen er vaak ongenadig van langs, fysiek en verbaal. Paulus gaat daar niet in mee. Ouders, verbitter je kinderen niet. Dat kan gebeuren als je als ouder onredelijk bent, als je je kind kleineert, irriteert. Maar ook als je geen tijd voor hen hebt. Als je je op hen afreageert. Met een snauw en een grauw. Als je te veel van hen verwacht, de lat te hoog legt. Als je hen alleen waardeert én afrekent op hun prestaties, – op school, met sport – en hen niet onvoorwaardelijk liefhebt. Als je als ouders niet je eigen fouten kunt erkennen.
Als je je kinderen zo behandelt, dan verbitter je hen. Dat is ook geen goede voedingsbodem om over God en het geloof te beginnen. Integendeel. Dat is dan als een vlag op een modderschuit. Dan vloekt dat met elkaar.

Maar hoe dan wel? Hoe ben je als ouders wel te eren? Gelukkig heeft Paulus het daar ook over, in het tweede deel van vers 4: ‘Vorm en vermaan hen, zodat u ze opvoedt zoals de Heer dat wil.’ Om dat laatste gaat het natuurlijk: ‘zoals de Heer dat wil.’ In zijn voetspoor, vanuit zijn liefde, in zijn Geest. Hen zo ‘vormen en vermanen’. Dan gaat het over discipline, over grenzen stellen, over structuur aanbrengen, en ook over het verhaal van God vertellen, doorgeven en voorleven.
Dat heb je als ouder ook beloofd bij de doop, weet je nog? Die gelofte vraagt om handen en voeten, iedere dag. Fase voor fase. En goddank staan we daar niet alleen voor. Daar kunnen we elkaar binnen de gemeente ook bij helpen. Door het daar over te hebben, eerlijk en kwetsbaar. Ik weet van ouders die elkaar daarin ook opzoeken en bijstaan. En natuurlijk ben ik ook blij met cursussen die gegeven worden, bijvoorbeeld vanuit STEP. Laat die niet liggen, beste ouders. Opvoeden, in het spoor van de Heer, is zo ongelooflijk belangrijk.

Vervolgens spreekt Paulus nog twee andere groepen in de gemeente aan: de slaven en hun meesters. De tijd ontbreekt mij nu om uitgebreid in te gaan op de slavernij toen. Feit is wel dat de economie draaide op de aanwezigheid van slaven. Het gaat hier dus in feite om de werkvloer. En in die zin ook herkenbaar.

Allereerst worden de werknemers aangesproken: ‘Gehoorzaam je aardse meester zoals je Christus gehoorzaamt.’ Weer dat woord ‘gehoorzamen’. Ja, een werknemer houdt zich aan de order, de opdracht, het werkplan. Maar weer wordt het aan God verbonden, nu specifiek aan Christus. Ten diepste gaat het om gehoorzaamheid aan Hem.
En wat is het arbeidsethos? Hoe doe je je werk? Met ontzag, respect en oprechtheid’, schrijft Paulus. Met hart en ziel dus. Toegewijd. Ervoor gaan. Daar is ook niets mis mee. Dat is helemaal in de lijn van Christus.
Het gaat er daarbij juist niet om om bij mensen in het gevlei te komen. Ja, dat kan gebeuren op het werk. Dat mensen er alleen voor gaan als het gezien wordt. En er verder met de pet naar gooien. Bij mensen in het gevlei komen wil zeggen: je naar boven willen werken, vaak door anderen naar beneden te halen. Met de bekende ellenbogen. Maar dat is niet in de lijn van Christus.
In vers 7 staat het kernachtig en heel krachtig: ‘Wees toegewijd in je werk, alsof het voor de Heer is en niet voor mensen.’ Voor wie werk je? Voor het bedrijf, voor de organisatie, voor de baas, voor de klanten, voor de mensen, voor jezelf? Allemaal goed en waar, maar Paulus stoot nog dieper door. Naar het ultieme doel. Dat is de Here God. Voor Hem werk je. Als het goed is.
Kijk, wij denken misschien: iets voor de Heer doen, dat is toch vooral als ik iets voor de kerk, voor de gemeente doe. Als ik uit de Bijbel lees, als ik bid, als ik naar de kerk ga. Zeker is dat alles voor de Heer. Maar weet je, God is een God van de hele werkelijkheid. Ten diepste is er geen onderscheid tussen het ‘gewone’ en het ‘geestelijke’ leven. De Bijbel kent geen dualisme. Het hele leven is voor Gods aangezicht. Ook ons werk. En als je dat beseft, ga je ook anders werken.
Luther wees er terecht op dat in het woord ‘beroep’ niet voor niets het woord ‘roep’ oftewel ‘roeping’ zit. Ieder beroep is een roeping om daarmee God te dienen, om dat voor Hem te doen. En dan maakt het echt niet uit welk salaris of welke status daar bij hoort. Of het betaald of onbetaald werk is. Met ieder werk kun je God dienen.

Ik hoorde een aangrijpend verhaal over een Chinese christen. Hij had Geneeskunde gestudeerd, maar vanwege zijn geloof werd hem een baan als arts geweigerd. Hij werd gevangengenomen. En moest toen schoenen repareren. Maar het regime werd nog strenger. En een paar jaar daarna werd het vloeren dweilen in de gevangenis. En nog weer later moest hij de emmers met ontlasting uit de cellen legen. Nee, geen werk dat je zou uitzoeken. Zeker niet als je Geneeskunde hebt gestudeerd. En toch deed hij dat iedere dag met volle inzet. Waarom? Hij deed het niet voor de opdrachtgevers, voor de rechters, de gevangenbewaarders. Nee, hij deed het voor de Heer. Iedere dag begon hij met het gedachte: ‘Zou Jezus vandaag terugkomen? En hoe zou Hij me dan aantreffen?’ En dan bad hij: ‘Geef mij dan de kracht, Heer, om voor U te leven en te werken, zo goed ik kan.’ En hij deed dat vervolgens met volle inzet. Hij zei: ‘Ik wil voor Jezus de beste schoenmaker worden, de beste dweiler, het best in het legen van die emmers.’
Daar word je stil van. Laat het voor ons een aansporing zijn: om zo voor de Heer óns werk te doen. Wat het ook is. Betaald of onbetaald. Binnenshuis of buitenshuis. Met volle inzet. Omdat we het niet voor mensen doen, maar voor de Here Jezus Christus.

Ook de meesters, de werkgevers, worden aangesproken. In vers 9.
Tja, is dat niet een beetje onevenredig: de slaven, de werknemers, aan wie maar  liefst vier verzen besteed worden wat ze moeten doen en laten. En de meesters, de werkgevers, maar één vers!
Maar wacht even, heb je gelezen hoe dat 9e vers begint? ‘Meesters, behandel je slaven op dezelfde manier.’ Dus alles wat over die slaven gezegd wordt, geldt ook voor die meesters! Het is echt wederzijds! Ook die werkgevers moeten dus goed doen, respect tonen voor hun werknemers, uit ontzag voor Christus, hun werk voor Hem zelf doen.

Dit was toen echt revolutionair, gemeente. Dat Paulus de meesters vraagt om hetzelfde te doen als hun slaven.
Ik hoorde over iemand die een groot bedrijf leidde, en op z’n kantoor hing, recht tegenover z’n bureau, die tekst uit Galaten 5 aan de muur, over de vrucht van de Geest. Het hing daar om hem er telkens bij te bepalen dat hij zijn werk, zijn bedrijfsvoering, zijn omgang met zijn personeel, in die geest wilde doen, door de Geest van Christus: met liefde, in vrede, met vreugde, vriendelijk, geduldig, zachtmoedig, met zelfbeheersing, enz. Ja, die man had het begrepen.
En vergeet niet: je werknemer en jij als werkgever hebben dezelfde Heer. Verbeeld je dus niets. Want Hij maakt geen onderscheid. Nee, voor Hem zijn we allen gelijk. Bij Hem is geen partijdigheid.

Kijk, Paulus schafte de slavernij niet af. Dan had het Evangelie ook geen ingang gekregen in de maatschappij van toen, waar slavernij zo helemaal verweven was met de cultuur en de economie. Maar in feite wordt het hier van binnenuit uitgehold, bij de wortel aangepakt. In Christus zijn we immers gelijkwaardig, als man en vrouw, als slaaf en vrije, als rijke en arme, als hoog- en zwakbegaafd, als allochtoon en autochtoon, enz. enz.

De mensen in de samenkomst in Efeze kijken elkaar aan. Een bont gezelschap. Maar aan elkaar gegeven. Aan elkaar verbonden.
En laten wij vanmorgen ook zo elkaar bezien. En iedereen die hier binnenkomt. In het licht van Christus. Met zijn ogen. Want:

In Christus brengt God ons terecht,
Hij blijft zijn schepping trouw;
in Hem bestaat geen heer, geen knecht,
geen man meer en geen vrouw.

In Christus is de muur geslecht
die haat en scheiding bracht,
Hij was als meester aller knecht,
zijn zwakheid was zijn kracht.

In Christus is de minste meer,
wie schulden had, maakt winst,
slaaf niet minder dan de heer,
de meeste krijgt het minst.

In Christus zal God met ons zijn,
Hij geeft vermoeiden rust,
een vader bij zijn kind in pijn,
een moeder die het kust.

In Christus wenkt een nieuw bestaan:
een stad, versierd als bruid,
met poorten die wijd openstaan
daalt dan de hemel uit!

Amen

zingen           Hemelhoog 702 ‘Grijp toch de kansen door God u gegeven’

dankgebed en voorbede

collectemoment 

slotlied          Lied 939:1,3 ‘Op U alleen, mijn licht, mijn kracht’

zegen