aanvangslied          Psalm 27:1

stil gebed

votum en groet

openingstekst                   ‘Hij verbergt mij in het verborgene van Zijn tent.’  (Psalm 27:5b, Herziene Statenvertaling)

zingen      Psalm 27:2,3

gebed om de verlichting met de Heilige Geest

kindermoment

Ik heb hier een fles wijn. Deze schenken de diakenen in de bekers. Hieruit nemen de mensen een slokje. Deze komt uit Zuid-Afrika. Het is een fair-trade wijn. Dus echt eerlijk gemaakt. Kijk eens hoe hij heet: Grace. Dat betekent ‘genade.’
Waar is die wijn van gemaakt? Van druiven. Hebben ze die zo in een fles gedaan? Nee, deze zijn geperst, platgemaakt en zo kwam het sap eruit. Dat is opgevangen in een vat. Na een tijd begon het te gisten, kwam er alcohol bij: 12,5 %. Zo is het wijn geworden.
Die druiven zijn dus geperst, fijngestampt. Eigenlijk is dat ook met de Here Jezus gebeurd. Hij werd gepest, bespot, geslagen en uiteindelijk gedood aan het kruis. Hij liet het gebeuren. Omdat Hij van ons mensen houdt, ons zo wilde redden. Dat is genade. Daarom is de wijn ook zo bijzonder bij het avondmaal. Hij smaakt naar genade. Straks na de kindernevendienst mogen jullie er ook nog wat zien. Tot straks!

schriftlezing             Exodus 33:1-11

zingen           Gezang 326:5

verkondiging

Gemeente van Jezus Christus,

Het was niet zomaar een naam die vader Nun aan zijn zoon heeft gegeven. Hij geboren in Egypte, waar het volk Israël tot slaaf gemaakt is. Egypte, oftewel ‘het land van de duisternis.’ Donkere, verschrikkelijke omstandigheden verkeren ze in. En welke naam geeft Nun z’n zoon? Jozua – ‘De HERE redt’ betekent dat. Wat een geloof, wat een vertrouwen spreekt er uit die naam! Hoe donker ook de omstandigheden: de HERE redt. Hij bevrijdt.
Die naam is ook waargemaakt. Want Israël werd bevrijd. Uit de slavernij van Egypte. Door de Rode Zee. Van dat duistere Amalek, dat hen in de rug aanviel (we hoorden het de vorige keer). De HERE bevrijdt. En hoe beginnen de Tien Woorden, die gegrift waren in de twee stenen platen, als oorkonden van het verbond dat God met hen gesloten heeft op de Sinaï? ‘Ik ben de HERE, uw God, die u uit het land Egypte, uit het diensthuis, uitgeleid heb’! Oftewel: de HERE bevrijdt! Jozua!

Jozua had met Mozes mee gemogen de berg op, tot op zekere hoogte, maar hij had Mozes zien terugkeren met die twee stenen platen: als getuigschriften van het verbond, als de wederzijdse afspraken. Maar hij had ook gezien hoe Mozes die twee stenen platen op de grond gegooid had: aan gruzelementen, als reactie op Israëls afval, toen het zich massaal overgegeven had aan het aanbidden van het gouden kalf, en zo dat pas gesloten verbond met God verbroken had.
De Here God was diep en diep gekwetst, omdat zijn volk vreemdgegaan was, zijn liefde op deze verschrikkelijke wijze in de wind geslagen had, Hem de rug had toegekeerd. En zo kón, zo wílde God niet verder met z’n volk. Ja, hooguit z’n engel zou met het volk meegaan, maar Hijzelf niet.

En dat had het volk diep geraakt. Ze waren tot inkeer gekomen. Ze beseften wat ze stuk gemaakt hadden, hoe ze hun Heer zo gekwetst hadden. En als teken van die inkeer en dat berouw hadden ze zich van hun sieraden ontdaan. Dat was een verwijzing naar al die sieraden die ze ingeleverd hadden om die om te laten smelten tot dat gouden kalf. Door nu geen sieraden meer te dragen, verootmoedigden ze zich niet alleen, maar gaven ze ook aan: dat willen we niet meer.
Inkeer, berouw, je klein maken voor God. Het hoort bij de omgang met de Here God, ook bij de ontmoeting aan de avondmaalstafel. Ik weet nog dat ik als kind mijn moeder aan de avondmaalstafel zag zitten. Ze zat daar met gebogen hoofd en tranen in de ogen. Ik vroeg haar naderhand: ‘Maar mama, waarom bent u zo verdrietig? Het is toch fijn om zo dicht bij Jezus te zijn?’ ‘Zeker, Kees. Maar tegelijk besef ik daar ook dat het vanwege mijn zonden was dat Jezus zo diep moest lijden, zo’n verschrikkelijke dood stierf. En daar heb ik ook verdriet van.’
Juist aan de avondmaalstafel besef je hoe klein, kwetsbaar én feilbaar je bent. Juist zo kan God zijn genade aan je kwijt, omdat je weet hoe hard je die nodig hebt!

Jozua – ‘De HERE bevrijdt.’ Godzijdank blijft God die naam waarmaken, ondanks het echec met het gouden kalf. Jozua ervaart het zelf, nu hij in die speciale tent verkeert: ‘de ontmoetingstent’, zoals hij genoemd wordt. Dat is trouwens niet de tabernakel, want over de bouw daarvan lezen we pas later in Exodus. Nee, het is een speciale tent, die Mozes opricht, buiten het kamp. Dat drukt de afstand uit, die er nog steeds is, tussen God en z’n volk. Die afstand probeert Mozes te overbruggen, als een middelaar. We zullen vanavond horen hoe. Maar Mozes is daar in die tent bij God. Hij spreekt daar, staat er letterlijk, van aangezicht tot aangezicht met God, zoals iemand spreekt met zijn vriend. Mozes mocht de vriend zijn van God. En weet u wat nu het bijzondere is? Dit lees je in het Oude Testament van enkelingen, van Abraham, van Mozes, van David, maar in het Nieuwe Testament horen we Jezus tegen z’n leerlingen, zeggen: ‘Jullie noem Ik vrienden.’ Dan zijn het geen enkelingen meer, maar het is jullie, meervoud dus. En in dat meervoud, in die vriendschap mogen ook wij delen. Mag ieder delen die zich leerling van Jezus weet, die niet zonder Hem kan.
Misschien dat de avondmaalstafel van die vriendschap wel het diepste symbool is: plaatsnemen aan tafel, aanschuiven bij Hem, die ons zijn vriendschap biedt, zijn opofferende liefde, zijn wonderlijke genade, tastbaar in brood en wijn.

Jozua ziet het in de ogen van Mozes: dat persoonlijke, dat intieme, dat wonderlijke van deze vriendschap met de HERE. En Jozua kan zelf ook niet zonder. Want er staat dat Jozua die tent niet verliet. Eerlijk gezegd wist ik dit niet. Ook een dominee blijft ontdekken, ook hij is en blijft een leerling… Mozes gaat die tent in en uit, maar Jozua blíjft in de tent. Hij bewaakt deze, maar vooral: hij is daar in diezelfde nabijheid van God. We kwamen Jozua de vorige keer tegen als de jonge legeraanvoerder, in de strijd tegen de Amalekieten. Maar hier zien we de binnenkant: de verborgen omgang met God, daar in die tent. Die heeft Jozua nodig, als legeraanvoerder. Ook hij kan niet zonder die vriendschap met Hem.
En kunnen wij dat wel? Wij, in de strijd van het leven, in de strijd tegen die tegenstander, tegen dat wat van God aftrekt, in ons, buiten ons?
Hier aan de tafel mogen we versterkt worden, mogen we ons laten aansluiten op de krachtbron die de Heer is, wordt ons die wapenrusting van God aangereikt, mogen we stil genieten van zijn aanwezigheid. Vol verwondering:

Ben ik het, Heer, die Gij hier hebt genood
om aan te zitten aan hetzelfde maal,
om in te dopen in dezelfde schaal
als uw verrader, vriend en lotgenoot? 

Uw liefde is zo diep, zo donkerrood,
zo bitter en zo zoet is in de taal
het oude, ondoorgrondelijke verhaal:
ben ik het, Heer, die deel heb aan uw dood?

Hoe schoon verschijnt Gij mij en ziet mij aan
In zoveel wisselende beeltenissen,
In woorden die mij ervan vergewissen
hoezeer Gij met mijn leven zijt begaan.
Ik hoef u niet te gissen, niet te missen,
want Gij zijt binnen in mij opgestaan.

Amen

zingen           Psalm 25:7  

lezing avondmaalsformulier tot en met gebed

zingen Gezang 360:1,2

nodiging en communie

aan de tafel werd Romeinen 8:31-39 gelezen en Evangelische Liedbundel 371 gezongen

gedenken van overleden gemeentelid

dankgebed en voorbeden

inzameling van de gaven

slotlied          Psalm 27:7

zegen