orgelspel 

welkom en mededelingen door ouderling van dienst 

zingen           Lied 536:1,2 ‘Alles wat over ons geschreven is’

stil gebed 

votum en groet

openingstekst         ‘Ik houd mijn oog gericht op de HEER.’ (Psalm 25:15)

zingen           Psalm 25a 

lezing van het gebod            Tien Woorden als smeking (uit Dienstboek)

zingen           Psalm 25:4,5

gebed 

kindermoment

Kijk eens wat ik hier heb. Vanmorgen nog uit mijn tuin gehaald. Wat zijn dat? Narcissen. Waar lijkt zo’n narcis op? Nou, de bloem lijkt wel een beetje op een trompetje. Alsof hij het uittrompet: ‘Weet je dat de lente komt?!’ Ja, als je narcissen ziet, en ik zag gisteren bij een rotonde in Zoetermeer wel honderden bij elkaar, één gele narciszee, als je die narcissen ziet, dan weet je dat de lente komt. Ja, de lente komt er aan. Hebben jullie daar zin in? Wat vinden jullie het fijnste aan de lente?
Eigenlijk vind ik het mooiste, dat het laat zien dat God het elke keer weer opnieuw laat beginnen. Alles leek kaal, dood en dor in de winter. Maar er komen weer bloemen, zoals de narcissen, er komen weer blaadjes, er komen weer nieuwe dieren: lammetjes, kuikentjes, vogeltjes.

God gaat door. Hij begint elke keer weer opnieuw. Daar gaan jullie zo ook over horen uit de Bijbel. Over Petrus die beloofde dat alles voor Jezus over had, Hem nooit zou verraden. Die Petrus leek wel op zo’n narcis: hij bazuint het uit, hij staat rechtop, hij zal het wel even laten zien dat hij bij Jezus hoort. Maar Jezus zegt dat het anders zal gaan. En toch laat Jezus Petrus niet los. Hij mocht weer opnieuw beginnen.
Dat heeft alles met Jezus zelf te maken. Die ons altijd weer opnieuw laat beginnen. Daar gaan we nu ook van zingen ‘Weet je dat de lente komt?’ Dat is eigenlijk een Paaslied. En dan denk je misschien: een Paaslied, nu al? Het moet nog Pasen worden. Maar wat brandt daar? De Paaskaars. Iedere zondag is eigenlijk een soort Pasen. Want op de eerste dag van de week, op de zondag, stond Jezus op. Jezus leeft. En daarom kunnen we zo’n blij lied zingen. Ook de narcis trompet het mee, hij bazuint het uit: Weet je dat de lente komt? Weet je wel dat Jezus leeft?! We gaan nu het lied zingen. Met begeleiding op de piano.

zingen (kinderlied)            Hemelhoog 207 ‘Weet je dat de lente komt’

schriftlezing             Genesis 22:1-14

zingen           Psalm 66:3,5,7

verkondiging

Gemeente van Jezus Christus,

Wie kent het verhaal van vanmorgen niet: het offer van Izaäk door Abraham? Hoe vaak is het ook niet afgebeeld door schilders?! Ook door Rembrandt. Zoals deze…

Het is de climax van het verhaal, die Rembrandt aan het doek toevertrouwd heeft, en zo als het ware bevroren heeft. Onderaan zie je Izaäk liggen: bijna naakt, alleen nog een doek om zijn lendenen (en je denkt: waar ken ik dat nog meer van?). De hand van Abraham duwt het hoofd van Izaäk achterover, zodat z’n hals vrij is. Klaar voor de dodelijke haal met het mes. Zoals dat nog gebeurt bij het ritueel slachten van een schaap. Eén haal en… Maar daar komt het mes nooit, want het vliegt door de lucht. Dat komt omdat een engel Abrahams arm heeft vastgegrepen, net voordat…. Abraham kijkt verschrikt naar de engel vlak boven hem. Z’n ogen zijn groot, eigenlijk nog vol ongeloof: wat gebeurt er?! Het is vooral ook een getekend gelaat: de doorstane aanvechting, twijfel en angst zijn er vanaf te scheppen.

Zo heeft Rembrandt de drie hoofdpersonen van deze aangrijpende geschiedenis in één beeld gevangen: God (vertegenwoordigd door die engel), Abraham en Izaäk. Toch krijgt die derde, Izaäk, meestal niet zo’n aandacht. Dat kun je al zien aan wat er door de vertalers boven ons tekstgedeelte is gezet: ‘Abraham op de proef gesteld.’ En dat klopt ook helemaal hoor. Daar is vers 1 ook heel duidelijk over: ‘Enige tijd later stelde God Abraham op de proef.’ De beproeving om zijn eigen kind te offeren. Verschrikkelijk… Maar weet u welke titel de Joden aan deze geschiedenis geven? ‘De binding van Izaäk.’ En daarmee zeggen ze: om Izaäk gaat het hier ook! En ook zij hebben daarin helemaal gelijk. En het leek mij goed, om dit keer niet alle nadruk op Abraham en zijn beproeving door God te leggen, maar op Izaäk en wat het voor hem betekende.

We steken in bij het hoogtepunt, letterlijk en figuurlijk, als Abraham en Izaäk, na hun gezamenlijke beklimming, zijn aangekomen op de top van de berg. De verteller bouwt de spanning op door doelbewust te vertragen. Zie vers 9. Handeling voor handeling wordt genoemd: Abraham bouwde een altaar…. hij schikte het hout….. bond zijn zoon Izaäk vast…. en legde hem op het altaar, op het hout. Het lijkt wel een film in slow-motion.

En zo ‘bond’ hij ook zijn zoon. Dat woord dat hier voor het binden van Izaäk wordt gebruikt, komt verder nergens in de Bijbel voor. Zo apart is het. Vandaar dat Joden spreken over de ‘binding van Izaäk’ – ‘Aqedat Jitschak’ in het Hebreeuws. Want, willen ze daarmee zeggen, het gaat hier niet alleen om de gehoorzaamheid van Abraham, ook Izaäk is gehoorzaam. Hij laat zich binden op het altaar. Hij biedt geen verzet, terwijl hij op dat moment toch echt al een sterke knul is, en z’n vader een oude man. Nee, hetzelfde vertrouwen, dezelfde gehoorzaamheid is er bij Izaäk. De gehoorzaamheid om…. ja, om slachtoffer te worden.

Niet voor niets hebben de Joden zich daarom juist vaak in Izaäk zo herkend. Gebonden, slachtoffer… In de Middeleeuwen, toen de kruisvaders (christenen nota bene) op weg waren naar het heilige land om daar de moslims te verjagen, trokken ze door het Rijnland en slachtten duizenden Joden op gruwelijke wijze af, want zij hadden toch hun Heer gekruisigd?! Afschuwelijk. Diepzwarte bladzijden uit de geschiedenis van het christendom.
En juist in die tijd ontstonden er bij de Joden allerlei liederen en gebeden die ‘Aqedot’ heetten, letterlijk: bindingen. In die liederen en die gebeden werd elke keer teruggegrepen op de binding van Izaäk. Daarin herkenden de vervolgde Joden zich, want net als Izaäk werden zij immers ‘gebonden op het altaar.’ Zoals dat de hele geschiedenis doorgegaan is, met als dieptepunt de holocaust, waarin 6 miljoen Joden vermoord werden. Tegelijk gaven ze met deze liederen en gebeden, deze ‘Aqedot Jitschak’, ook aan, dat ze net als Izaäk op de HERE, de God van Israël, wilden blijven vertrouwen, aan Hem vast blijven houden, hoe inktzwart de nacht ook was, hoe groot het offer dat gebracht moest worden.

Daarin kunnen ze ons ten voorbeeld zijn. Want hoe gaan wij met onze donkere perioden om, met het lijden, het leed, dat ons overkomt? Blijven we vasthouden aan de Eeuwige, geprezen zij Zijn naam?! Hoe onbegrijpelijk en raadselachtig ook het leven kan zijn? Hoe onbegrijpelijk en raadselachtig ook Zijn wegen? Zoals die ene Joodse jongen uit het getto van Warschau in de Tweede Wereldoorlog, misschien heette hij wel ‘Jitschak’, wie zal het zeggen… Hij schreef op een muur, daar waar hij met zijn Joodse volksgenoten als ratten in de val zat en ze uiteindelijk als beesten door de Duitsers werden gedood, daar schreef hij dit op de muur: ‘Ik geloof in de zon, ook als ze niet schijnt. Ik geloof in de liefde, ook als ik haar niet bespeur. Ik geloof in God, ook als ik Hem niet zie.’
Dat is toch hetzelfde geloof als van Izaäk, want waar zag hij God toen hij op het altaar lag? Waar zag hij de liefde? In het opgeheven mes van z’n vader? Waar de zon? Was het niet donker, aardedonker? Was het niet koud, kil als de dood? En toch bleef Izaäk vertrouwen, juist door zich niet te verzetten, door zich te laten binden, door zich helemaal over te geven, nee niet alleen aan zijn vader Abraham, maar aan de hemelse Vader.

‘Toen pakte Abraham het mes om zijn zoon te slachten.’ Je voelt de verteller huiveren, je hoort z’n stem beven bij deze verschrikkelijke woorden. Zo ver gaat Abraham in zijn gehoorzaamheid aan God, in zijn vertrouwen op Hem.
Maar dan is het genoeg. Een stem, van de engel van de HEER, roept hem tot de orde: ‘Raak de jongen niet aan, doe hem niets, want nu weet Ik dat je ontzag voor God hebt: je hebt mij je zoon, je enige niet willen onthouden.’ Abraham heeft de beproeving doorstaan. De Here God heeft zijn geloofsvertrouwen gezien. Het is genoeg. Want God wil geen kinderoffer. Hij is niet zoals de goden van toen, aan wie werkelijk kinderoffers werden gebracht. Nee, tegen deze afschuwelijke praktijk is Genesis 22 ook een protest.

Jawel, maar nu Izaäk… Wat zou er door hem zijn heengegaan? Wat betekent dit voor hem? Wat zijn hiervan de gevolgen, voor zijn verdere leven? Een dichter zag het zo:

Hij heette Lachen, want zijn moeder lachte
over de onwaarschijnlijke gedachte
dat zij die oud was en verdord van jaren,
binnen een jaar, zei God, een zoon zou baren.

En zo gebeurde het, is hij geboren,
en daarna heeft hij alles weer verloren
wat leven lachen maakt, als het begint.
Argeloos was hij, kwetsbaar als een kind.

Hoe argeloos vertrouwt een kind de daden
van grote mensen, tot zij hem verraden.
Als dat gebeurt dan slaat de bliksem in,
dan wordt zijn wereld wreed en zonder zin.

Dan flitst het mes op in het donker lover,
dan buigt een zwarte schaduw zich voorover,
het kind ligt als een weerloos offerlam
onder de schreeuw van vader Abraham.

Dat dan de God hem redt en hem laat leven,
dat is te laat, wat over is gebleven
dat is een man die opschrikt in de nacht,
God en zijn vader haat, en nooit meer lacht.

Een aangrijpend gedicht over de traumatische ervaring die dit voor Izaäk wel geweest kan zijn. Hij was een overlevende, na een huiveringwekkende ervaring. Het was rakelings langs een afschuwelijke dood gegaan. Dat draag je toch je leven met je mee?!
Bovendien hoor ik in dit gedicht ook de ervaring van andere kinderen, kwetsbare kinderen. Want dat zijn kinderen: zo kwetsbaar. En hoe kunnen ze niet beschadigd worden, als het basisvertrouwen dat ze hadden, verwoest wordt door de daden van grote mensen. Of door hun woorden. Als ze daardoor stelselmatig vernederd worden, of geen warmte en liefde ervaren, of nog erger: misbruikt worden: geestelijk of lichamelijk, dan kan dat diepe innerlijke wonden veroorzaken, die ze lang meedragen. Verschrikkelijk.

Maar toch, hoe aangrijpend ook, weet ik niet of dat gedicht zo opgaat voor Izaäk. Daar zijn toch dat vertrouwen dat spreekt uit ons tekstgedeelte, dat samen opgaan – let op vers 6 en vers 8: ‘zo gingen zij samen verder’ –  en die overgave van Izaäk te groot voor.
Ik werd ook meer geraakt door een ets van Rembrandt, die hij ook maakte bij deze geschiedenis:


Hij is veel minder groots dan dat schilderij van het begin, maar misschien wel des te ontroerender. Hier zie je namelijk Izaäk geknield tegen Abraham aanleunen, alsof hij wegkruipt bij zijn vader, schuilt bij hem. En Abraham houdt z’n hand voor Izaäks ogen om hem zo de aanblik van het verschrikkelijke dat komen gaat, te besparen. Ontroerend.
Even ontroerend als die Joodse legende die verklaart waarom Izaäk later blind geworden was….. door de tranen van zijn vader die toen op die berg in zijn ogen terechtgekomen zijn. Bittere tranen om wat Abraham Izaäk moest aandoen. Nee, dat is toch iets anders dan een vader die z’n zoon verraadt, zoals dat in het gedicht stond.
Bovendien komt toch vooral de belangrijkste hoofdfiguur van het verhaal te weinig aan bod in dat gedicht: de HERE. Is het u opgevallen dat er in het verhaal verschillende benamingen voor de Here God worden gebruikt. In het begin, in vers 1, heet Hij God: ‘Enige tijd later stelde God Abraham op de proef.’ God, dat blijft een beetje afstandelijke benaming voor de Here God. Ja, die afstand zal Abraham ook gemerkt hebben. En vooral de verwarring: wat wil God hiermee? Wat is Zijn bedoeling? Is dit niet een onmogelijke eis: een bevel dat tegen z’n eigen belofte ingaat? Namelijk de zoon van de belofte, daar waar toch dat enorme volk uit groeien moest, die zoon nu opofferen? Maar als Abraham dan toch gaat, samen met Izaäk, vertrouwend, gelovend, tegen de klippen op, en uiteindelijk de uiterste consequentie wordt genomen, daar bovenop die berg, dan staat er niet dat daar de stem van God klinkt, maar die van de HEER. En dat is zijn eigennaam, z’n eigennaam met die diepe, diepe betekenis: ‘Ik ben erbij.’ Ja, zo is God, ontdekt Abraham, ontdekt Izaäk: in de grootste beproeving, in de diepste aanvechting is Hij er: reddend, vertroostend, bemoedigend. En ik hoop dat u Hem zo ook kent. En jij. Juist op zo’n berg van moeilijkheden is Hij nabij, maakt Hij zijn naam helemaal waar: Ik ben die Ik ben, Ik ben erbij.

En zou Izaäk dat vooral niet ervaren hebben?! Zeker als die nabijheid van de HERE verrassende gevolgen heeft. Een ram die in die struiken verstrikt zit! Hoe zei z’n vader het ook al weer? (vers 8) ‘God zal zich zelf van een offerlam voorzien.’ Of zoals de Naardense Bijbel het heel letterlijk vertaalt: ‘God ziet het voor zich, het lam…’ En dan moeten ze het altaar nog op. Dat is het diepe vertrouwen van Abraham: dat de HERE het lam, het offerlam, al voor zich ziet. En nu wordt dat werkelijkheid. Hier is dat offerlam. Dat lam dat nu in zijn plaats geofferd wordt. Zeker, Izaäk zal nog hebben staan trillen op z’n benen. Knikkende knieën. Het hart nog in z’n keel. Diep ontzag ook. Maar vooral een diepe dankbaarheid. Als hij daar naast z’n vader staat, z’n ogen tranend door de rook, dan kijkt hij toch vol verwondering naar het lam dat daar verkoolt: door de HEER voorzien, geofferd in zijn plaats.

Ja, zo zouden later velen uit Israël op die berg staan. Want die berg Moria is dezelfde als de berg Sion, de tempelberg, waar de offers gebracht werden. Plaatsvervangend. Dieren geslacht in plaats van de mensen die ze offerden, zodat zonden verzoend, de breuk geheeld, er weer toekomst was. Hoevelen zullen niet, met de tranen in hun ogen, tranen door de rook, maar ook tranen van berouw en dankbaarheid, zo naar het offer gekeken hebben?!

En dat brengt mij bij die andere berg, die maar een paar honderd meter van die berg Moria lag: de berg Golgotha. Daar zou later ook een lam worden geofferd, het lam van God, Christus.
En niet voor niets wordt Izaäk in de kerk van oudsher als een type van Christus gezien, als een voorafschaduwing. Rembrandt schilderde Izaäk niet voor niets alleen met lendendoek. Zo kennen we Christus ook uit de afbeeldingen: de gekruisigde Christus. En Izaäk die het brandhout op z’n rug draagt lijkt op Jezus die dat met het kruishout zou doen. Zoals Izaäk die gehoorzaam blijft en z’n vader blijft volgen op die moeilijke weg naar boven, ook lijkt op Jezus, die Zijn hemelse Vader gehoorzaam blijft, op die allermoeilijkste weg, die Via Dolorosa, tot het bittere einde.
Ja, maar zijn einde is toch anders dan van Izaäk. Abraham mocht z’n zoon behouden. Er was een ram die Izaäks plaats innam. Maar bij Jezus is er geen ram, klinkt er geen stem uit de hemel, is er geen engel om de beulen te beletten hun werk te doen. Nee, schrijft Paulus: ‘Hij heeft zijn eigen Zoon niet gespaard, maar voor ons allen overgegeven.’
En de woorden die in vers 12 tegen Abraham, de vader, klinken, zouden we iets gewijzigd tegen de hemelse Vader kunnen zeggen als het over het offer van Zijn Zoon gaat: ‘Nu weet ik dat U liefhebt: U hebt ons uw Zoon, uw enige, niet willen onthouden.’ Nee, U gaf Uw Zoon voor ons. Uit pure liefde.
Als ik dat besef dat Hij dat ook deed voor mij, dan staan de tranen me toch in de ogen?! Tranen van berouw. Want het zijn mijn zonden, mijn hardnekkigheid, mijn diepe verzet tegen God die Hem hiertoe brachten. Maar ook tranen van diepe dankbaarheid. Hij liet zich binden op het kruis. Hij gaf zich over, vrijwillig, in mijn plaats, opdat ik voor altijd bij God mag horen, zijn kind mag zijn.

Een bekende geschiedenis van vanmorgen: de beproeving van Abraham, de binding van Izaäk. Maar ook een aangrijpende geschiedenis, een geschiedenis die vragen oproept, nog steeds. Zoals die andere geschiedenis, die van die andere Zoon die ook oproept. Maar er is ook meer. Hoor maar:

Waarom, o God, waarom, waarom,
o Here God, waarom:
dit jonge lichaam, doof en stom,
ijskoud – o God, waarom?
Na het allerlaatst gevecht
in de aarde weggelegd
en wie, wie weet waarom?

Was Hij dan niet uw eigen Zoon,
een kind bij U aan huis?
Waarom dan toch die doornenkroon,
dat spijkerharde kruis?
Of – was Hij het offerlam
dat de zonden op zich nam,
zijn bloed, brengt dát ons thuis?

Dit jonge leven heeft een eind
al heeft het niets misdaan.
Is dan de dood die ginds verdwijnt
daarom voorbijgegaan?
In het paaslicht keert Gij om
onze vragen, ons waarom –
Christus is opgestaan!

Dit lam kleurt onze deuren rood,
de dood komt hier niet in!
Reisvaardig eten wij ons brood,
het leven krijgt weer zin,
want door dit bevrijdend bloed
dat de toekomst open doet,
is er een nieuw begin!

Halleluja! Amen

zingen           Hemelhoog 168:1,2 ‘Daar gaat een lam en draagt de schuld’

dankgebed en voorbede   

dienst van de offeranden

kinderen komen terug uit de kindernevendienst en vertellen over project

zingen           Projectlied Pasen 2024

slotlied Lied 536:4 ‘Gij onderhoudt de vlam van ons bestaan’

zegen

orgelspel