welkom en mededelingen

zingen           Psalm 113:1 ‘Prijs, halleluja, prijs de Heer’

stil gebed

votum en groet

openingstekst         ‘Ga binnen, laten wij buigen in aanbidding, knielen voor  de HEER, onze maker. Ja, Hij is onze God en wij zijn het volk dat Hij hoedt, de kudde door zijn hand geleid.’ (Psalm 95:6,7)

zingen (als gezongen Tien Woorden)             Lied 310 ‘Eén is de HEER, de God der goden’

gebed 

kindermoment

Natuurlijk heb ik weer wat meegenomen. Jullie kennen me…

Wat is dit? De Eifeltoren. Waar staat die? In Parijs. Wie heeft hem wel eens in het echt gezien? Hoe ziet hij er uit als het donker is? Dan wordt hij verlicht.
Laat deze dat nu ook kunnen. Kijk maar. En dan verandert hij ook nog eens van kleur…
Maar hebben jullie gezien dat deze eigenlijk een puzzel is? Hij is gemaakt van allemaal puzzelstukjes.

Toen ik deze gisteren van Myrthes kamer haalde, had ik opeens zo’n puzzelstukje in mijn hand. Dat was eruit gevallen. Ik moest nog best even zoeken waar hij ontbrak. Zien jullie dat? Hier dus, bij één van die staanders.


Kijk, normaal is een legpuzzel plat: tweedimensionaal zeg maar. Lengte en breedte. Maar deze is drie dimensionaal. Die gaat ook nog eens de hoogte in.

Toen dacht ik van de week. Eigenlijk lijken we als kerk hier best op. Ieder mens, of je nu klein of groot bent, is dan zo’n puzzelstukje. Maar één zo’n puzzelstukje maakt nog geen Eiffeltoren, maar die 3D-puzzel niet compleet. Pas met alle stukjes bij elkaar wordt het dat. Zo vormen we met elkaar de kerk. En daarbij kan geen stukje gemist worden. Jij niet, u niet, ik niet.
Die toren staat op een plaat: het fundament. Wie zou dat in de kerk zijn? Op Wie bouwen we, op Wie vertrouwen we? God, de Here Jezus. Hij is het fundament.
En die toren rust op vier staanders. Die zou je de ambtsdragers kunnen noemen. De mensen die daar zitten en die met elkaar de kerkenraad vormen. Je hebt daarbij de ouderlingen, de diakenen, de kerkrentmeesters en de dominee. Vier verschillende ambten zeg maar. Zij zorgen er met elkaar voor, als het goed is, dat die toren die de kerk is stevig staat, dat hij bij elkaar gehouden wordt. En waar wijst die toren naartoe? Naar boven. Zo zijn we allemaal in de kerk gericht op God, die in de hemel woont, verwachten we het van Hem. Loven we en prijzen we Hem.

Nog één ding. En dan kijk ik ook naar de hele gemeente. In één van die staanders ontbreekt dus een stukje. Nou ja, het is er wel. Maar het moet nog ingepast worden. Zo hebben we nog verschillende vacatures, lege plekken. God weet al wie die gaat vervullen. Weet u het zelf al?
Jullie een goede kindernevendienst en tot straks.

schriftlezing             Efeziërs 3:14-21

zingen           Lied 687:1,3 ‘Wij leven van de wind’

verkondiging          Thema: Met gebogen knieën

Gemeente van Jezus Christus, Goos en André,

Anderhalve week geleden hadden we het voorbereidingsgesprek met jullie met het oog op deze dienst. We lazen het bevestigingsformulier voor diakenen en ouderlingen, dat straks in de dienst ook zal klinken. In dat formulier klinken best grote woorden, waarbij je kunt denken: kan ik dat ambt zó wel dragen en vervullen? De verantwoordelijkheid kan dan drukken…
Maar dan komen de slotwoorden in dat formulier. Ik lees die altijd met extra nadruk en ook vreugde: ‘En u, die nu gereedstaat uw ambtswerk te aanvaarden: herinner u altijd met dankbaarheid dat het Christus’ eigen kudde is, die u wordt toevertrouwd. Hij heeft haar verworven door zijn bloed. Het is zijn kerk. Aanvaard dan uw dienst met blijdschap, voed uzelf met het Woord van God, volhard in het gebed en vertrouw op de kracht van de Heilige Geest.’

Niet voor niets wordt er in dit prachtige en bemoedigende stukje ook gezegd: ‘Volhard in het gebed.’ Hoe draag je het ambt? Hoe geef je daar vorm aan? Hoe houd je het vol? Door te volharden in het gebed, door te blijven bidden dus.
Dat geldt trouwens niet alleen voor ambtsdragers hoor. Kierkegaard zei het al: ‘Het gebed is een dochter van het geloof; maar het is de dochter die de moeder moet onderhouden.’

Dat geldt ook voor Paulus. Vanmorgen mogen we zelfs in zijn bidvertrek kijken. Dat trouwens een gevangeniscel is. Paulus heeft de Efezebrief namelijk geschreven toen hij gevangen zat. Maar hij schrijft er niet alleen, doet niet alleen uit de doeken wat het geloof inhoudt en vraagt. Nee, hij bidt er ook voor de lezers van zijn brief. Al vanaf het eerste hoofdstuk rept hij daar over: hoe hij God dankt voor de gemeente, hoe hij voor hen bidt. Ook in dit derde hoofdstuk, dat immers begint met ‘Daarom bid ik, Paulus, gevangene omwille van Christus Jezus, voor u…’
Calvijn vroeg zich al af waarom Paulus zijn brief, waarin hij zijn lezers onderwijst in het geloof, zo in de gebedsvorm geschreven heeft. Calvijn antwoordt dan: ‘Het menselijke verstand is te plomp om Gods hoge verborgenheden te kunnen bevatten en daarom bedient de apostel zich van het gebed, opdat God ons tot een volkomen kennis van Christus verlichte.’ Er is dus meer nodig dan uitleg alleen…  Daarom bidden we hier in de kerkdienst, voordat we de Bijbel openen en daarover gepreekt wordt ook altijd om de verlichting met de Heilige Geest. Dat is niet omdat de liturgie dat voorschrijft of zo, of uit een soort sleur, nee: dat is pure noodzaak. Zonder het licht van de Heilige Geest blijft het voor ons duister, komt het echt niet binnen. Daar is ons menselijk verstand te plomp voor en de mogelijkheden van een dominee te beperkt… Daarom bidden we.

Daar komt nog iets bij: als iemand voor ons bidt en dat ook nog eens per brief meedeelt, – zoals Paulus hier doet – dan verandert de situatie. Dan plaatst de brief ons voor God. En zo plaatst Paulus die jonge gemeente voor God, bidt hij voor hen. Iemand schreef: ‘Wat zullen die gebeden van de apostelen hebben uitgewerkt? Dat valt niet af te meten, maar we kunnen ervan uitgaan dat ze minstens zoveel invloed hebben gehad als alle preken bij elkaar.’ Ja, dat is ook een reden om te blijven bidden, gemeente, voor anderen, voor jezelf, voor de gemeente, voor wie er ook op je weg komt…

Paulus vermeldt daarbij z’n gebedshouding: ‘Daarom buig ik mijn knieën voor de Vader.’ Je denkt misschien: is dat zo bijzonder dan? Knielend bidden is toch niet zo opmerkelijk?! Nou, in het Nieuwe Testament kom je deze gebedshouding eigenlijk weinig tegen. Veel vaker lees je dat mensen staande bidden en hun handen opheffen. Knielen drukt een sterke verootmoediging uit. Je maakt je letterlijk klein voor God. En nog iets: als je knielt, krijg je de vorm van een vraagteken. Het is dus ook een uiting van diepe afhankelijkheid. Én het is een vorm van aanbidding. Want als je jezelf klein en nederig voelt, als je je zo afhankelijk van Hem weet, wordt God juist alleen maar groter voor je. Die aanbidding blijkt ook wel uit de aanhef van Paulus’ gebed: ‘De Vader die de vader is van elke gemeenschap in de hemelsferen en op aarde.’ M.a.w.: alles – hemel- en aardebewoners – is er door Hem. Niets of niemand bestaat er zonder Hem. En tot díe God bidt Paulus, in het diepe besef Wie Hij is. Dan kniel je toch? Dan maak je je toch klein? Dan vorm je toch een levend vraagteken? Fysiek, of in ieder geval geestelijk, met heel je hart.

‘Volhard in het gebed’, staat er niet voor niets in dat bevestigingsformulier. Kijk, nu zijn diakenen en kerkrentmeesters vaak heel praktisch ingesteld: helpen waar nodig is, zorgen dat de randvoorwaarden voor de gemeente goed zijn, qua gebouwen, qua vrijwilligers die meedoen, enz. Ze steken graag de handen uit de mouwen. Dat is mooi. Dat is goed. Als je maar niet vergeet om ze ook te vouwen. Het is immers de dochter van het gebed die de moeder van het geloof moet onderhouden. Het gebed is essentieel. Paulus bewijst het in z’n Efezebrief, die gedragen wordt door het gebed.

Het doet me ook denken aan Desmond Tutu, de Zuid-Afrikaanse bisschop die een paar jaar geleden overleed. O ja, hij stak zeker de handen uit de mouwen. Hij schroomde niet om de machthebbers aan te spreken, hen Gods spiegel voor te houden, of dat nu het Apartheidsregime betrof of het ANC. Of in een ingezonden stuk in een Nederlandse krant het kabinet Rutte, dat hij fel kapittelde vanwege bezuinigingen op Ontwikkelingshulp. Kees van Ekris behandelt hem niet voor niets in zijn serie Moderne Profeten…
Tutu sprak ook de gewone man en vrouw aan. Hij ging daarin zelfs zo ver dat hij bij de begrafenis van Steve Biko, die door de politie was doodgemarteld, de 30.000 rouwende zwarten vroeg ook voor de politie en gevangenbewaarders te bidden, ‘opdat ze mogen beseffen dat ook zij mensen zijn die zich kunnen beteren’, die kunnen veranderen. Helemaal in lijn met Christus, die ook voor z’n beulen bad. Ik hoop dat je dit herkent, om juist ook te bidden voor hen met wie je het moeilijk hebt, in de hoop dat ze veranderen kunnen, dat God hen kan veranderen, met jouzelf erbij natuurlijk; dat is zo heilzaam. Want voor iemand bidden verandert ook je blik op diegene. Probeer maar…
Maar wat was nou het geheim van Tutu? Inderdaad, z’n gebed. Hij had een intens gebedsleven. Daardoor hield hij het vol. In 2012 kreeg Tutu een eredoctoraat aan de Rijksuniversiteit in Groningen. Met natuurlijk een receptie met allerlei internationale gasten. Op een gegeven moment was Tutu kwijt. De hoofdgast nota bene. Een vrouw van de catering reed met haar karretje vol rinkelende glazen een ruimte in. Ze schrok. Daar zat iemand in de hoek. Het was Tutu. ‘Sorry mevrouw, neem me niet kwalijk. Ik was aan het bidden. Voor je het weet denk je dat dit allemaal om mij draait. Daarom bid ik. Om daar los van te komen. Om te beseffen wie ik ben, en Wie God is.’ Ja, niet alleen Tutu’s lach was aanstekelijk, toch? De handen uit de mouwen voor God, de kerk en de wereld heeft alles te maken met om die eerst te vouwen. Telkens weer.

We kijken nu naar de inhoud van Paulus’ gebed. Hij bidt God de Vader om innerlijke kracht en sterkte voor zijn lezers door de Heilige Geest. Die kracht hebben zij, en wij allemaal, nodig, want we zijn zwakke mensen. Ook als ambtsdrager. Er komt immers genoeg op je af: aan complexe situaties, tegenslagen en teleurstellingen. Het kan je flink van je stuk brengen, onderuithalen. Dan heb je kracht nodig om staande te blijven en vol te houden. Sowieso als gelovige. Als je denkt het in eigen kracht te kunnen bolwerken, dan kom je van een koude kermis thuis. Daarom moeten we er om bidden, om die kracht van de Geest, om zijn lange adem, om zijn innerlijke sterkte.

Het gebed gaat verder (vers 17): ‘Zodat door uw geloof Christus kan gaan wonen in uw hart.’ Eigenlijk zijn dat twee kanten van dezelfde zaak: de kracht van de Geest in ons en Christus die in ons woont. Het is immers de Geest van Christus die ons de noodzakelijke kracht wil geven, die in ons komt wonen. In het hart. Oftewel het geestelijk centrum van ons bestaan. Daar wil Christus wonen.
Ja, wonen. Niet logeren. Het gaat om een permanente bewoning. Van Christus, de Koning der koningen. Ons hart als residentie dus… Laat dat eens tot u doordringen.
Ja, dan wil Hij vandaaruit ook heerschappij hebben over alle facetten van ons leven. Alle dagen van de week. Zoals een catechisante afgelopen week eerlijk zei: ‘Kijk, op zondag er aan doen, gelovig zijn, er naar leven; dat is niet zo moeilijk, maar de rest van de week…’ Ze voelde zelf aan dat dat wel nodig is. En gelijk had ze.

Terwijl het er zoveel beter van wordt. Want als Christus in je hart woont, was is dan het klimaat van je levenshuis? De liefde. Daar ben je dan in geworteld en op gegrondvest, zegt het vervolg van vers 17. Bijzonder hoe Paulus hier in één zin twee beelden combineert, de eerste uit de flora, de tweede uit de bouwwereld. Zoals een plant z’n wortels in de goede grond heeft om te kunnen groeien en bloeien, door met die wortels de voedingsstoffen er uit te halen, zo is de liefde van Christus de potgrond waarin een gelovige geplant staat. En zoals een huis een goed fundament nodig heeft om op te kunnen verrijzen en stevig te blijven zo hebben we de liefde van Christus nodig om opgebouwd te worden én elkaar op te bouwen.
Ik vond het mooi dat één van jullie zei, toen het ging over de ingewikkelde dingen in de Bijbel, in de gemeente: ‘De liefde is het allerbelangrijkste. De liefde van God, de liefde van Christus, de liefde voor God en de ander.’ Ja, als we daar in aarden, houden we het vol, houden we het uit met elkaar, vindt ons leven z’n bestemming.

Paulus wordt in z’n gebed helemaal lyrisch over die liefde van Christus, als hij het heeft over de lengte en breedte, hoogte en diepte ervan. De liefde van Christus als een soort enorme kubus, of moet ik zeggen: een immense kathedraal? Die liefde is zo groots, zo wijds, zo diep
Ja, de liefde van Christus is zo breed dat ze over al onze noden en problemen heen reikt. Ze is zo lang dat ze op de weg voor ons uitgaat. Christus’ liefde is zo hoog, dat ze onze schaamte en schuld overstijgt. Ze is zo diep dat we mogen geloven dat we door Zijn liefdevolle en eeuwige armen worden opgevangen als we wegzinken in de diepte van angst en zorgen, van depressie en uiteindelijk de dood. Christus’ liefde is dieper!
Christus’ liefde is oneindig breed, lang, hoog en diep. Die kun je nooit in je eentje bevatten. Daar hebben we elkaar voor nodig.
Zo zal ik nooit vergeten dat we ooit met een groep o.l.v. een gids in de enorme kathedraal van Winchester liepen, de langste kathedraal van Engeland: 180 meter lang. Dus nog een stukje langer dan onze Goudse Sint-Jan. In die enorme kerk wees de gids ons op van alles, dat we anders nooit hadden gezien, maar ook als leden van de groep waren we zo onder de indruk dat we elkaar op allerlei prachtige details wezen.
Ik dacht: wat een mooi beeld voor de gemeente, waar we in de kathedraal van Gods liefde verkeren. Ja, we hebben echt elkaar nodig om die te kunnen bevatten. Kijk, je kunt wel zeggen: ‘Om te geloven heb ik de kerk niet nodig. Ik maak zelf uit wat ik geloof.’ Maar, dat is zo armoedig en zo kaal. Geloven doe je altijd met de gemeenschap mee. Daar wordt het veel rijker en voller van. Veel kleurrijker en gevarieerder.
Laten we daarom dankbaar zijn voor broeders en zusters, voor kinderen, jongeren en ouderen, voor hoogbegaafden en mensen met een beperking, voor doeners en denkers, voor de verschillende ambten, voor verschillende karakters, voor ieder mensenkind dat iets van de liefde van Christus ontdekt heeft. Met elkaar wordt het zeg maar zo’n glas in loodraam, met al die verschillende vlakken, waar dat ene licht van Christus’ liefde doorheen komt en in vele kleuren breekt.
Laten we dat ook niet beperken tot onze gemeente alleen, maar het betrekken op alle christenen. Hier in Gouda. In ons land. Wereldwijd. En niet te vergeten vorige generaties. Ouders, grootouders, voorouders, theologen die zoveel wijsheid en liefde van Christus hebben gedeeld, in woorden en daden. Ja, pas ‘samen met álle heiligen zijn we in staat’ om die meerdimensionale, oneindige liefde van Christus te begrijpen.

Wat een gebed hè! Met gebogen knieën bidt Paulus – en we bidden met hem mee, toch? – om kracht van de Geest, een open hart, waar Christus zal wonen, zal resideren, heerschappij zal voeren, zodat zijn liefde het voor het zeggen krijgt en we ons daar mateloos over verwonderen.
Met gebogen knieën. Als we zelf zo klein en afhankelijk zijn, dan beseffen we des te meer hoe groot onze goede God is. Want Hij is bij machte oneindig veel meer te doen dan wij vragen of denken. Hij is oneindig creatief om alles ten goede te werken. Hij verhoort zeker niet al onze wensen, maar wel zijn beloften. Hij laat merken dat Hij er is, hoe Hij roept, hoe Hij ons inschakelt. Jullie vertelden daar tijdens dat voorbereidingsgesprek ook heel persoonlijk over. Dat was bemoedigend. We werden er stil van.
Ja, gemeente, God werkt. Hij is Heer. Zijn liefde is ons altijd voor, en komt ons achterna. Ze gaat ons te boven en we mogen erop terugvallen. Hem komt daarom de eer toe, in de kerk, – ook in de Pauluskerk – en in Christus Jezus, van geslacht op geslacht, tot in alle eeuwigheid. Amen.

zingen           Hemelhoog 391 ‘U roept ons samen als kerk van de Heer’

bevestiging ambtsdragers        Goos van Vliet (Psalm 72:12,13) tot diaken en André Vermeulen (1 Petrus 4:10) tot ouderling-kerkrentmeester (tussen haakjes staan de bijbelteksten die zij meekregen bij hun bevestiging)

zingen           Hemelhoog 626:1 ‘Aan uw voeten, Heer’

inzegening

zingen (staande)        Psalm 121:4 ‘De Heer zal u steeds gadeslaan’

vraag aan de gemeente

toespraak door voorzitter van kerkenraad Jan de Graaf

dankgebed  en voorbeden 

slotlied          Lied 418 ‘God, schenk ons de kracht’

zegen