inleidend orgelspel           ‘Christus wandelt langs de straten’ – A.C. Schuurman (1904-1998)

welkom en mededelingen

zingen                       Psalm 149: 1, 2, 3

stil gebed

votum en groet      

aanvangstekst        ‘Nu wij door zo’n menigte geloofsgetuigen omringd zijn, moeten ook wij elke last van ons afwerpen, evenals de zonde waarin we steeds weer verstrikt raken, en vastberaden de wedstrijd lopen die voor ons ligt. Laten we daarbij de blik gericht houden op Jezus, de grondlegger en voltooier van ons geloof.’ (Hebreeën 12:1,2a)

zingen           Lied 519 ‘Gij die de ster van David zijt’

gebed om de verlichting met de Heilige Geest 

schriftlezingen  Johannes 1:35-42a, 12:20-26 en Romeinen 10:9-13

zingen           Lied 531 ‘Jezus die langs het water liep en Simon en Andreas riep’

verkondiging          Glas 52 Andreas (apostelglas)

Gemeente van Jezus Christus,

Weet u waar de oudste gebrandschilderde glazen in deze kerk zich bevinden? Hierboven. Een aantal daarvan stamt volgens de boeken uit de periode van 1530-1540. Ze overleefden de brand in 1552. Zoals Glas 50, het glas dat Petrus voorstelt.


Je ziet het aan de bekende attributen in z’n hand, de sleutels. En ook Glas 49 is zo oud.  Dat stelt Johannes voor, de apostel van de liefde, met in zijn hand de kelk, teken van het avondmaal.

Deze glazen behoren tot de apostelglazen, hier hoog in het koor. Centraal, hier precies rechtboven, bevindt zich Glas 51 ‘Christus als Verlosser der wereld.’


De verheerlijkte Christus, die op de wereldbol staat en ons zegenend groet, met in zijn andere hand het Evangelie.
Aan beide zijden van het Christusglas zijn er twee rijen van zes apostelen. Rechts van Christus (voor u dus links) als eerste Petrus. En links van Hem (voor u dus rechts) als eerste Andreas, zijn broer.

Dit glas is net iets minder oud dan dat van zijn Petrus. Het stamt uit de werkplaats van Dirck Crabeth.

We richten ons vanmiddag dus op Andreas. Hij is de eerste discipel in het Johannesevangelie die bij name wordt genoemd. We lazen het in hoofdstuk 1. Andreas is discipel van Johannes de Doper. Samen met een ander, die niet bij name wordt genoemd. Waarschijnlijk moet dat Johannes zijn, de evangelist. Want die noemt zichzelf daar namelijk nooit bij zijn eigen naam, hoogstens als ‘de discipel die Jezus liefhad.’
Hoe dan ook, ze zijn bij Johannes de Doper. En deze ziet Jezus. En hij roept uit: ‘Zie, het lam van God!’ Hij roept dat niet alleen om daarmee Jezus te typeren en te eren, maar ook om zijn discipelen op Hem te wijzen, naar Hem te vérwijzen.
Dezen aarzelen dan ook geen moment en gaan met Jezus mee. Letterlijk staat er dat zij Jezus volgen.

Bijzonder hoe Johannes zijn leerlingen afstaat aan Jezus. Zonder rancune of jaloezie. Nee, was dat niet zijn motto: ‘Hij moet groeien en ik moet minder worden’? En zo ziet Johannes dus niet met lede ogen, maar vol vreugde zijn discipelen Jezus volgen.
Jezus merkt het dat er twee mannen achterop komen. Hij draait zich om naar hen: ‘Wat zoeken jullie?’ Andreas en Johannes antwoorden met een tegenvraag: ‘Rabbi, waar verblijft U?’ Jezus antwoordt: ‘Kom en zie.’

Juist in deze woorden zit het geheim van het discipelschap, gemeente: in komen naar Jezus en zien. De glazenier heeft dat prachtig verbeeld in het glas, want we zien Andreas opzij kijken.

Dus richting Glas 51, richting Christus! Hij ziet naar Jezus. Is dat niet de kern van het geloof?! Dat we afzien van onszelf, afzien van onze onmogelijkheden, afzien van de omstandigheden en opzien naar Christus? Dat is een voortdurende oefening.
De vroegere koster Nico Metselaar vertelde me eens, dat als hij aan het eind van een dienst hier in het koor, dat hij dan daar achteraan stond, en dan zag hij de dominee zijn handen uitbreiden voor de zegen: ‘Ik keek dan altijd omhoog, naar Glas 51, omdat ik besefte: ten diepste zegent niet die dominee ons, maar de Heer zelf. En van Hem moet ik alles hebben.’
En zo is het. Net als op het glas Andreas z’n blik op Jezus heeft geslagen, naar Hem ziet (Glas 52 alleen apostel laten zien): verlangend, gelovend, hopend, liefhebbend. Of zoals we het uit de openingstekst uit de Hebreeënbrief hoorden: ‘Laten we de blik gericht houden op Jezus, de grondlegger en voltooier van ons geloof.’

De blik van Andreas gaat niet alleen naar Jezus, maar ook naar de apostel, die aan de andere kant van Jezus is, in diens verlengde: Petrus, zijn broer. Andreas heeft namelijk zoveel in Jezus ontdekt, dat hij zijn broer Petrus opzoekt. En waar zijn hart vol van is, stroomt zijn mond van over: ‘We hebben de Messias gevonden’. Hiermee is Andreas de eerste discipel die Jezus als de Messias belijdt. Hij is daarmee zijn broer Petrus, toch haantje de voorste bij uitstek, voor!

Bij Eusebius en Hieronymus lezen we dat Andreas ook later een echte evangelist was. Zo trok hij na Pinksteren erop uit naar diverse landen. Daar overal verkondigde hij het Evangelie, het geloof in Jezus Christus.
Het bijzondere is dat dit geloof ook in de apostelglazen terug te lezen is. Iedere apostel heeft daar namelijk één regel uit de geloofsbelijdenis. De apostolische geloofsbelijdenis, het apostolicum, ook wel bekend als de 12 artikelen van het christelijk geloof. Met elkaar vormen ze de kern van het christelijk geloof. De legende vertelt dat iedere apostel één zo’n regel had bedacht. Maar de apostolische geloofsbelijdenis is minder oud. Het woord ‘apostolisch’ wil zeggen dat ze het onderwijs van de apostelen weerspiegelen.
Maar goed, die legende zie je nog wel terug in die apostelglazen hier, waar ieder glas zo’n regel uit het apostolicum heeft. Het begint bij Petrus. Bij hem staat er in de banderol, oftewel de tekstrol, hier onder z’n voeten: ‘Credo in Deum Patrum – ik geloof in God de Vader.’ Andreas heeft het tweede artikel gekregen.


Je kunt dat teruglezen in de banderol: ‘Et in Jesum Christum Filium eius unicum Dominum Nostrum – en in Jezus Christus, zijn enige Zoon, onze Heer.’
Dat past natuurlijk ook helemaal bij Andreas’ eigen belijdenis, die hij als eerste uitsprak tegen z’n broer Petrus: ‘Wij hebben de Messias gevonden’, m.a.w.: Jezus is de Messias. Hij is de Christus, de door God gezonden Gezalfde, zijn eniggeboren Zoon.

Het Griekse woord voor belijden is ‘homologeoo’, letterlijk: ‘hetzelfde zeggen.’ Belijden is wat jou is voorgezegd en voorgeleefd názeggen, met hart en mond. Dat voor eigen rekening nemen. Nee, je bent daarmee niet de eerste. Je voegt je in een lange rij, je zingt mee in het grote koor van Gods kerk, van alle tijden en plaatsen. Hoe prachtig is dat juist niet in deze kerk zichtbaar! Boven ons, als een wolk van getuigen, hangt daar het geloof van apostelen, van leerlingen van Jezus, medeleerlingen van ons, van allen die het ontdekt hebben, die het gevonden hebben, die gevonden zijn door Jezus Christus, daartoe opgewekt zijn door Zijn Geest en dat geloof zich hebben toegeëigend.
In Romeinen 10 wordt dat kort en krachtig op een noemer gebracht (vers 9): ‘Als je mond belijdt dat Jezus de Heer is en je hart gelooft dat God Hem uit de dood heeft opgewekt, zul je worden gered.’
Wij kunnen het soms zo nodeloos ingewikkeld maken. In onze reformatorische traditie zijn hele schema’s gemaakt, van wat er allemaal nodig is om behouden te worden. Maar het gaat om belijden, hetzelfde zeggen, dat Jezus Heer is. Dat Hij de Kurios is. En niets of niemand anders. Toen de keizer van Rome niet, nu andere machthebbers niet. Maar ook andere invloeden en machten niet. De enige Heer, de Verlosser, is Jezus Christus. En als je met je hart gelooft dat God Hem uit de dood heeft opgewekt, dus dat Hij leeft en dat jij door Hem leeft, dan is dat genoeg. Dan ben je gered. Dan kan niets je van zijn liefde scheiden.

Maar wat zie ik op dat glas? Een groot kruis. Andreas schuilt daarachter. Daarmee wordt Andreas’ belijdenis gesymboliseerd. En terecht, want dat is toch de kern van ons geloof, dat Jezus voor ons gestorven is? Dat aan het kruis door Hem alles volbracht is?! Dat we daar verzoening en verlossing vinden?! Waarom noemt Paulus dan juist dat helemaal niet in Romeinen 10?
Kijk, Jezus’ kruis en opstanding kun je helemaal niet van elkaar scheiden, die zijn onlosmakelijk verbonden. Als de Opgestane is Hij de Gekruisigde – zijn littekens blijven immers na zijn opstanding zichtbaar en elders schrijft Paulus dat Hij niemand anders wenst te kennen dan Jezus Christus, de Gekruisigde. Maar tegelijk is Hij als de Gekruisigde ook de Opgestane. Want als Christus niet is opgestaan, is ons geloof leeg, is ons leven zinloos, zijn we ten dode gedoemd, dan hebben we immers een dode Heiland, en die kan niet voor ons pleiten, ons niet voorgaan en thuisbrengen. Dus als Paulus het over Jezus de Opgewekte heeft, is dat Christus de Gekruisigde. En als ik aan het kruis van Christus denk, dan besef ik dat Hij is opgestaan. Vandaar dat hier in de kerk het kruis ook geen corpus kent, geen lichaam, want Christus is opgestaan.

Andreas staat op het glas achter het kruis. Hij schuilt daarachter. Hij heeft het vast. Had Jezus immers niet gezegd dat ieder die achter Hem wil komen, zichzelf verloochene en zijn kruis op zich neme. Kruisdragen, dat hoort bij het profiel van een navolger van Jezus. Want als je Jezus volgt dan gaat er een groot kruis door je ego, door je egocentrisme, door alles wat haaks staat op zijn bedoelingen.

Jezus zei het zelf in Johannes 12 (en Andreas stond erbij): ‘Wie Mij dient moet Mij volgen: waar Ik ben zal ook mijn dienaar zijn’. En toen ging het over de weg van de graankorrel, dus de weg de diepte in, de weg van sterven aan jezelf, om zo vruchtbaar te kunnen zijn, de weg van loslaten om zo te kunnen ontvangen. Die woorden hebben Andreas nooit meer losgelaten. Ook toen hij uiteindelijk, volgens de overlevering, in Achaje kwam. Ook daar verkondigde hij het Evangelie. Tot de bekeerlingen hoorde ook de vrouw van de proconsul Egeüs. Deze was not amused. Zacht gezegd. Hij gebood Andreas aan de afgoden te offeren en zijn geloof te verloochenen. Zo niet, dan volgde onherroepelijk de doodsstraf. Maar Andreas weigerde. Vervolgens liet Egeüs hem langdurig geselen. Maar Andreas verloochende z’n geloof niet. Hij zei: ‘U kunt de afschuwelijkste straf verzinnen als maar mogelijk is, maar in de ogen van mijn Heer zal ik alsmaar meer welkom zijn in de mate dat ik voor Hem het lijden geduldig heb doorstaan.’
Egeüs veroordeelde vervolgens Andreas tot de kruisdood. Andreas wilde toen niet het rechte kruis, waaraan Jezus gestorven was. Daar voelde Andreas zich te onrein voor. Daarom koos men voor het schuine kruis, waaraan men Andreas met touwen vastbond, om zo het lijden te rekken. Verschrikkelijk…


De Vlaamse schilder Rubens maakte dit aangrijpende schilderij daarvan. We zien Andreas op het schuine kruis. Rechts de proconsul Egeüs, die aanwijzingen geeft aan de soldaten hóe Andreas vast te binden. Deze heeft de blik opwaarts geslagen, naar zijn Heer.
Volgens dezelfde overlevering bleef Andreas, terwijl hij daar te lijden hing, het Evangelie verkondigen, aan zijn folteraars en aan alle toegestroomde mensen. Na drie dagen stierf hij.


Zoals zo vaak heiligen worden afgebeeld met het attribuut waarmee ze gefolterd werden, is dat dus hier op het glas ook zo.
Ja, als je zulke verhalen van martelaren en heiligen hoort, dan kun je enorm tegen zulke mensen opkijken en jezelf maar klein voelen. En je denkt: niet zo vreemd dat die dat glas van Andreas zo hoog in het koor hangt. Daar kan ik toch nooit aan tippen!
Maar vergeet niet dat de Bijbel ze nu juist tekent als mensen van vlees en bloed, ook met hun eigenaardigheden, met hun kleingeloof. Ook Andreas. Bovendien zijn het 12 verschillende apostelen. Jezus riep niet één type discipelen: zoals Andreas en zijn broer Petrus, onverschrokken, altijd vooraan, adrem en echte evangelisten. Nee, daar zit ook Filippus bij, die juist aarzelt, die veel meer van de achtergrond is, en die soms juist helemaal de plank misslaat. Of Thomas, de twijfelaar pur sang. Maar zij werden niet door Jezus de laan uitgestuurd. Nee, alle 12 werden ze door Hem geroepen en uiteindelijk gezonden om zijn heil door te geven.
En niemand van hen kon buiten Hem. Integendeel: ‘Zonder Mij kunnen jullie niets doen’, horen we Jezus in hetzelfde Johannesevangelie zeggen. En dat geldt voor ons allemaal, stuk voor stuk.

En weet je wat ik nou zo mooi vind? Dat dat kruis dat Andreas vasthoudt – dat schuine kruis, dat zelfs Andreaskruis is gaan heten – dat het ook precies de Griekse letter Chi is, oftewel de eerste letter van Christos, Grieks voor Christus.
Uiteindelijk gaat het om Hem. Dat we Hem omhelzen in het geloof, dat we onze blik op Hem gericht houden, dat we ons laten leiden door Hem.

Ik sta hier vlakbij de avondmaalstafel. Zoals die twaalf apostelen ook eens met Jezus aan die tafel zaten. Die twaalf verschillende mensen, waaronder z’n verrader.


Met hen deelde Jezus het brood en de kelk, tekenen van zijn lichaam en bloed, deelde Hij Zichzelf. En daar mag ik dus aanschuiven, en u, en jij, telkens weer, en besef ik (met de woorden van dichter Jan Willem Schulte Nordholt, en ik hoop dat je ze herkent, en beaamt):

ONTMOETING

Ben ik het, Heer, die Gij hier hebt genood
Om aan te zitten aan hetzelfde maal,
om in te dopen in dezelfde schaal
als uw verrader, vriend en lotgenoot?

Uw liefde is zo diep, zo donkerrood,
zo bitter en zo zoet is in de taal
het oude, ondoorgrondelijke verhaal:
ben ik het, Heer, die deel heb aan uw dood?

Hoe schoon verschijnt Gij mij en ziet mij aan
in zoveel wisselende beeltenissen,
in woorden die mij ervan vergewissen
hoezeer Gij met mijn leven zijt begaan.
Ik hoef U niet te gissen, niet te missen,
want Gij zijt binnen in mij opgestaan.

Amen

de cantorij zingt     ‘Doctor bonus’ – G.P. da Palestrina (1525-1594)

Doctor bonus, amicus Dei
Andreas ducitur ad crucem.
Aspiciens a longe,
vidit crucem et dixit:
“Salve crux,
suscipe discipulum eius
qui pependit in te
magister meus Christus.”

Engelse vertaling:
A virtuous teacher and friend of God,
Andrew was led to the cross.
Looking from afar,
he saw the cross and said:
“Hail, cross,
receive a disciple of Him
who hung on you,
Christ, my master.”

geloofsbelijdenis    met de woorden van het apostolicum

zingen           Lied 919 ‘Gij die alle sterren houdt’

dankgebed en voorbeden

Inzameling van de gaven                       Tijdens de inzameling zingt de cantorij ‘If thou shalt confess’ van Ch. V. Stanford (1852-1924)

If thou shalt confess with thy mouth the Lord Jesus,
and shalt believe in thine heart that God hath raised Him from the dead, thou shalt be saved.

Whosoever believeth on him shall not be ashamed.
For the same Lord over all is rich unto all that call upon Him.
For whosoever shall call upon the Name of the Lord shall be saved.

zingen           Lied 422 ‘Laat de woorden die we hoorden’

zegen

uitleidend orgelspel         Eventide – Ch. V. Stanford (1852-1924)

(met dank aan Stichting Goudse Sint-Jan voor de afbeeldingen van het glas)