welkom en mededelingen 

zingen           Psalm 25:8,9 ‘Zie op mij in gunst van boven’                              

stil gebed

votum en groet      

aanvangstekst

‘Armen en behoeftigen zoeken water – niets!
Hun tong verdroogt van de dorst.
Ik, de HEER, zal hun antwoord geven,
Ik, de God van Israël, zal hen niet verlaten.
Ik laat op kale heuvels rivieren ontspringen
en bronnen in de valleien.
De woestijn maak Ik tot een waterplas,
dor gebied tot een bronrijke streek.
Ik plant in de woestijn
ceder en acacia, mirte en olijfwilg,
en Ik laat in de wildernis
den, sneeuwbal en cipres opschieten.
Dan zullen zij zien en beseffen,
begrijpen en erkennen
dat de hand van de HEER dit heeft verricht,
dat de Heilige van Israël dit alles schiep.’ (Jesaja 41:17-20)

zingen           Psalm 107:16,17,19 ‘Maar waar geen gras wou groeien’

gebed om de verlichting met de Heilige Geest 

schriftlezing  Jesaja 35

zingen           Hemelhoog 418 ‘God wijst mij een weg’

verkondiging

Gemeente van Jezus Christus,

Ergens diep in het zuiden van Israël, midden in de Negev-woestijn, ligt een kibboets, een soort grote boerderij met van alles eromheen: eigenlijk een klein dorpje. In die kibboets kwam ooit Ben Goerion aan, de eerste premier van de staat Israël. Hij zag hoe daar jonge Joodse mensen bezig waren om de woestijn te irrigeren, oftewel met water te bevloeien, waardoor ze vruchtbaar werd en er van alles kon groeien. Ben Goerion was daar zo van onder de indruk, dat hij direct moest denken aan onze tekst uit Jesaja 35: ‘de woestijn zal bloeien…’ Voor zijn ogen gingen deze woorden letterlijk in vervulling en werden ze waar. Na zijn premierschap gingen zijn vrouw en hij daar ook wonen…

Nu is zo’n woestijn voor ons letterlijk ver van ons bed, maar dat was voor de eerste hoorders van Jesaja natuurlijk wel anders. Zoals voor ons de polder heel vanzelfsprekend is, zo was dat voor hen met de woestijn. Je zou het misschien niet zeggen, maar in zo’n woestijn kan het soms enorm regenen en dan schiet opeens overal groen tevoorschijn, bloemen zelfs. Maar dat gebeurt lang niet elk jaar. O nee, daar kan lange tijd overheen gaan. En dan kan zo’n woestijn juist oprukken en wat eerst nog een akker was of weidegrond helemaal verdorren, zodat het ook woestijn wordt. Als dat heel lang duurt – zoals bijvoorbeeld in de Sahel in Afrika –  dan kun je de hoop opgeven: zal het ooit nog weer vruchtbaar worden hier? Zal het ooit nog gaan bloeien?

Geestelijk gezien voelt Israël zich zo, nu ze in ballingschap in Babel zitten, ver weg van hun eigen vaderland, ver weg van de tempel in Jeruzalem, het huis van God: Zal het ooit weer goed komen? Zullen ze ooit weer terugkeren? Of is God hen vergeten? Heeft Hij hen aan hun eigen lot overgelaten? Dat zou terecht zijn trouwens, want door hun eigen afvalligheid zijn ze naar Babel verbannen. Maar hun leven, hun geloofsleven, voelt nu als een woestijn: dor, droog, doods en verlaten.

En wij? Niet voor niets is dit verhaal van de ballingschap herkenbaar in onze tijd. Een tijd waarin voor velen God ver weg lijkt en de kerk en het geloof steeds marginaler worden.
Ach, misschien klinkt dit allemaal nog te algemeen. Het kan ook je eigen verhaal zijn: je merkt zo weinig van God meer. Vroeger ja, toen bloeide het, je geloof. Toen voelde je het. Toen was je er vol van. Maar nu…
Of: zelf wil je het volhouden. Je weet ook dat dat niet vanzelf gaat, geloven is immers ook volharden, is iets van de lange adem; alleen zovelen om je heen, waaronder misschien wel je eigen kinderen of kleinkinderen, hebben er niet veel meer mee. En dat voelt ook als een woestijn. En je vraagt je af: zal het ooit weer…? Of: je bent getroffen door een ziekte, een crisiservaring, een ingrijpend verlies, psychische problematiek. Het kan je ziel rusteloos maken, dorstig en dor. Als een woestijn…Niet alles is een gevolg van je eigen daden. Er gebeurt ook van alles in het leven dat je overkomt, buiten jezelf om. Overmacht is dat. Maar er is ook een andere kant. Er zijn ook dingen waar je wel invloed op hebt. Die gevolg zijn van je eigen keuzes.
De veertigdagentijd is vanouds een tijd van inkeer. Een tijd waarin we eerlijk bij onszelf naar binnen durven kijken. Hoe is het gesteld met mijn hart, met mijn geloof in God, met mijn hoop op Christus, met mijn liefde voor de Here God en de ander?
De veertigdagentijd is niet alleen een tijd van inkeer, maar ook van boete. Want als ik het zelf verkwanseld heb – net als het volk Israël ten tijde van de profeet Jesaja; dat was ook de reden voor hun ballingschap: hun eigen schuld, hun eigen afvalligheid – en als ook ik het heb laten zitten, m’n relatie met de Drie-enige heb verwaarloosd, dan zal ik ermee voor de dag moeten komen, me verootmoedigen voor God, het Hem belijden. En weet je, daar word je niet slechter van. Nee, juist de bodem van de inkeer en de boete kan vruchtbaar worden, daar kan wat gaan bloeien.

Hoor immers de profeet: ‘De woestijn zal zich verheugen, de dorre vlakte vrolijk zijn, de wildernis zal jubelen en bloeien, als een lelie welig bloeien, jubelen en juichen van vreugde.’ Jesaja mag de geweldige belofte van God doorgeven dat het kan veranderen. En dat deelt hij niet als een nieuwslezer mee. Nee, z’n ogen schitteren, z’n stem slaat over. Het is een blijde jubel. En daar eindigt het hoofdstuk ook mee: ‘ze zullen gekroond worden met eeuwige vreugde. Gejuich en vreugde trekken de stad binnen.’ Die hele profetie is dus letterlijk van begin tot eind getekend door een diepe blijdschap. Vanwege die geweldige toekomstige metamorfose: de woestijn gaat bloeien. Niet een beetje. Nee, als de Libanon en de Saron. Dat zijn gebieden die respectievelijk bekend staan om hun majestueuze  bomen en hun eindeloze bloemenzee. En in plaats van een dor landschap, vol stof en barsten in de bodem, komen er waterplassen, met zelfs riet langs de oevers. Dat vind ik zo prachtig aan zo’n visioen als Jesaja 35. Het wordt voor je ogen geschilderd, zo beeldend en zo concreet: een bloemenzee in de woestijn, eindeloos groen, en water, zoveel water. Maar niet alleen de natuur zal een metamorfose ondergaan; ook de mensen (vers 5 en verder): blinden worden ziende, doven gaan horen, verlamden kunnen weer lopen, ja zelfs: springen, en stommen gaan jubelen. Daar gaat de Here God zelf voor zorgen…

Deze woorden haalde Jezus aan, toen Johannes de Doper in de gevangenis zat en helemaal aan de grond zat. Vertwijfeld vroeg hij zich af of Jezus wel echt de Messias was. Of het wel waar was, van dat Koninkrijk van Hem, nu het met hem zo moest aflopen: gevangengenomen door Herodes. Het was dor en droog in Johannes’ leven geworden, als een woestijn. Maar Jezus liet hem boodschappen: ‘Hoor wat er gebeurt. Blinden zijn gaan zien, doven spreken, verlammen lopen, enz.’ Met andere woorden: ‘Aan die tekenen, aan die wonderen, die er rond Mij gebeuren, kun je zien dat dat Koninkrijk van Mij wel degelijk gekomen is en doorbreekt.’

Die metamorfose waar de profeet over spreekt, over jubelt eigenlijk, is dus niet alleen iets uiterlijks. Nee, het is ook een innerlijke metamorfose. Niet voor niets wordt er in vers 9 gesproken over ‘zij die verlost zijn’ en een vers later over ‘zij die de HEER heeft bevrijd.’ Die innerlijke metamorfose, dat verlost en bevrijd zijn, is ook niet los te zien van de Here Jezus Christus. In Hem zijn zulke profetieën vervuld; krijgen ze hun diepte. Want God is in Christus naar ons toe gekomen. Hij heeft onze ballingschap gedeeld. Hij liet zich gevangennemen. Als onschuldige. Zonder zich te verzetten. Al onze zonden kwamen op Hem neer: te zien in de spot, de haat, de marteling en verschrikkingen die Hem treffen. Maar Hij liet het gebeuren. Hij ruilde op die wijze met ons. Tot in de ultieme ballingschap, toen Hij neerdaalde in de hel: de godverlatenheid. Opdat wij daar nooit zouden komen. Juist om ons te verlossen van onze ballingschap in de zonde, van alles wat ons leven dor en doods maakt, en hoe het ook in ons leven kan gaan bloeien.

Dat gebeurt, wanneer Hij in ons leven komt, of zoals het in de taal van Jesaja heet: als we de weg tot en met Hem gaan, dan kan het gaan bloeien. Dat kan soms heel wonderlijk gaan. Iemand lag eens in het ziekenhuis en moest daar liters van die radioactieve vloeistof drinken. Dat smaakt allesbehalve lekker. Zacht gezegd. Er schoot zomaar door haar hoofd: ‘laat deze beker aan mij voorbijgaan…’ En toen dacht ze verder aan wat de Jezus voor ons had moeten doormaken – over verdieping gesproken! – hoe Hij die spreekwoordelijke bittere beker tot de laatste druppel had leeggedronken: de beker van zijn verschrikkelijke lijden, voor ons! En het raakte haar op deze manier diep: een bloem van dankbaarheid en stille verwondering schoot op.

Of in een relatie is de sjeu verdwenen. Alles lijkt dor en doods. Elk contact is stekelig als een cactus. Totdat er opeens iets gebeurt, onverwacht. Een daad van verzoening. Een gebaar van meeleven. Iets waar iemand echt mee geholpen is. Het is als dauw op droge harten. Er bloeit wat op…
Ja gemeente, wat kan er geen dorheid zijn tussen mensen, in gezinnen, in families, op het werk of tussen buren. Ik moest denken aan wat wij ooit zelf met onze buren meemaakten op de flat in Waddinxveen. We hadden midden in de nacht last gehad van flinke geluidsoverlast. Wij hadden daar wat van gezegd en ze waren daar laaiend over geworden. En passant kregen we ook nog naar ons hoofd geslingerd: ‘en jullie christenen, elke zondag vroom naar de kerk en dan zo doen!’ Vanaf dat moment was de sfeer helemaal verkild. Heel pijnlijk.
Tot we op een dag een briefje in onze brievenbus vonden, die vrienden van hen erin hadden gedaan. Bij alle flatbewoners trouwens. Buiten het medeweten van onze buren om wilden die vrienden hen ‘verrassen’ met een bezoek van de hele flat, ter ere van hun aanstaande huwelijk. Tja, wat moesten we doen? Ze hadden ons wel erg geraakt en zou ons bezoek geen olie op het vuur gooien? Maar ja, wat was ook alweer onze eigen trouwtekst? ‘Laat die gezindheid bij u zijn, die Christus Jezus had’! We belden aan. En ik zie nog dat gezicht van die buurvrouw: schrik en verbazing stonden er op. En toen brak een brede glimlach door: ‘Kom binnen!’ En we hadden vervolgens een verrassend ontspannen bezoek, waarbij ze voor mij het lekkerste Belgische biertje ergens vandaan toverde. Het smaakte naar verzoening en dat hele bezoek leek op een bloem uit het asfalt. Noem het een kleine bloeiende woestijn…

Zoiets is niet te organiseren. Dat ontvang je. Wij maken die woestijn niet bloeiend zeg maar. Dat is het werk van God. Maar we mogen elkaar er wel mee bemoedigen. Dat gebeurt ook op prachtige wijze in vers 3 van de profetie, waar de oproep klinkt: ‘Geef kracht aan trillende handen, maak knikkende knieën sterk. Zeg tegen het moedeloze volk: ‘wees sterk en vrees niet.’ We worden dus opgeroepen om elkaar te versterken en te bevestigen. Blijkbaar schakelt de Here God ons daar ook bij in. Of dat nodig is? Zeker, want mensen kunnen uit het lood geslagen zijn, omver gepraat, aan de grond zitten. Wat is het dan verkwikkend als er mensen zijn, die je opzoeken, die naar je luisteren en die hoop blijven houden. Juist als je het zelf zo weinig meer hebt.
Dat is ook precies waarom er een gemeente is, een kerk: om elkaar vast te houden, om elkaar te versterken, om elkaar te steunen. Vanwege die hoop, dat de woestenij niet het laatste woord heeft.

Gemeente, zouden we dat niet veel vaker moeten doen? Elkaar ondersteunen, elkaar hoop bieden, elkaar versterken in dat kostbare geloof? Met elkaar de vlam van de hoop levend houden?
Juist ook als we deze wereld in kijken, want laten we eerlijk zijn: dat visioen van die bloeiende woestijn staat wel heel erg haaks op wat we in deze wereld zien. Hoe juist zoveel natuur nog steeds vernietigd wordt. Maar ook hoe vele mensenlevens verwoest worden. Hoe juist in Israël, dat toch deze profetie zou moeten kennen, hoe daar, met name in de Palestijnse gebieden, het nietsontziende geweld over en weer zoveel verwoest heeft. Waar het één grote, desolate steenwoestijn is geworden, waar zoveel ontbreekt, waar ziekten welig tieren. En hoe ook op andere plekken in deze wereld er zoveel verwoest is. Hoe houd je bij dat alles dan toch hoop en moed?
Ja, daar hebben we elkaar dus voor nodig, gemeente. Als gemeente van Christus, als mensen die leven van de hoop, en dat ook delen. Die putten uit de Bron van het Woord, die zich laten vervullen met de Heilige Geest. Die ook de moed hebben om eerlijk te belijden als het niet goed is gegaan, ook naar elkaar toe, die de bodem kennen van inkeer en boete, die leven van de kostbare genade van Christus. En die elkaar, íeder ander, ook van harte gunnen. En oog hebben voor waar het nu al bloeit, en zich daar voor inzetten.

Dat alles geeft ons de hoop dat de woestijn van deze wereld en de woestijn van ons leven weer kan gaan bloeien. Er kan vreugde en blijdschap komen, zelfs in de diepste pijn en de grootste smart. Zeker als we ontdekken dat God komt, dat Hij in Jezus gekomen is, middenin deze wereld, en midden in ons leven.

En weet je, dat zijn voorproefjes van die geweldige toekomst die ons wacht. Net als die bloeiende woestijn in de Negev-woestijn een voorbode is van het herstel van Israël, en van een nieuwe wereld die komt, waarop geen woestijn meer zal zijn, geen dor- en droogheid meer, geen vruchteloosheid en dood. Die toekomst waar Jesaja zo concreet over mag spreken. Denk jij daar wel eens aan, hoe het zal zijn op de nieuwe aarde? Stel je voor: geen enkele handicap meer. Handicaps die het leven van mensen nu zo kunnen beperken, kunnen isoleren. Maar dat is er dan niet meer: geen enkele blinde, geen enkele dove, geen enkele gehandicapte of zieke. Dus ook geen instellingen meer, geen ziekenhuizen meer. Maar ook geen gevangenissen, geen rechtbanken, geen kazernes. Dat is allemaal niet meer nodig, want er zal geen kwaad meer gedaan worden en geen oorlog meer gevoerd. Nee, voor altijd vrede, voor altijd goed, voor altijd de Here God heel dichtbij en voor altijd blij en heel gelukkig. Zou je daar niet naar verlangen? Naar Hem die komt, om die nieuwe aarde te maken?!  Ja:

Wij wachten op de vrede
die uit de hemel komt,
die neerdaalt als de regen,
die uit de wolken stroomt.

Wij wachten op de redding
die komt van hogerhand
als morgendauw, dan schittert
Gods goedheid in het land.

Dan gaat de aarde bloeien,
dan zal op ieder plein
geluk en liefde groeien,
de stad zal veilig zijn.

Geen haat, geen stille tochten,
geen oorlog en geweld,
als in die vroege ochtend
de vrede wordt hersteld.

O scheur de hemel open,
Heer Jezus, kom toch weer,
wij wachten en wij hopen
op U, bevrijd ons Heer.

Amen

gezongen geloofsbelijdenis         Lied 340b ‘Ik geloof in God de Vader’

dankgebed en voorbeden         

collectemoment

zingen           Psalm 25:10 ‘Mogen mij toch steeds behoeden’               

zegen