zingen Gezang 319:1,2
stil gebed
votum en groet
aanvangstekst ‘Ik vraag de HEER één ding, het enige wat ik verlang: wonen in het huis van de HEER alle dagen van mijn leven, om de liefde van de HEER te aanschouwen.’ (Psalm 27:4)
zingen Psalm 87:1,4
lezing van het gebod uit 1 Petrus 2:1-10
zingen Gezang 317:2
gebed om verlichting met de Heilige Geest
zingen (kinderlied)Evangelische Liedbundel 421
kindermoment
Wat heb ik hier bij me? Een grote doos vol met Legosteentjes.Wie heeft er thuis ook Lego? Wat is nou het mooiste dat je ooit met Lego gemaakt hebt? Nou, ik zag pas in Utrecht een kasteel. Het kasteel van Harry Potter. Een hele grote. Volgens mij kostte hij ook 500 euro. Maar goed, dat is het mooie van Lego. Je kunt er van alles mee bouwen. Dat lukt je niet met één steentje. Je hebt daar verschillende steentjes voor nodig.
Eigenlijk is dat ook zo met de kerk. Je zou kunnen zeggen dat we allemaal zo’n Legosteentje zijn. Maar één zo’n steentje is geen kerk, is geen gemeente. Daar hebben we elkaar voor nodig. En daarbij is iedereen nodig. Ieder steentje. Jij, u en ik. Niemand kan gemist worden. Iedereen is belangrijk. Of je nu klein bent of groot. Of je nu een juf of meester bent van de kindernevendienst of naar de kindernevendienst gaat. Of je nu in de kerkenraad zit of daar voor gevraagd wordt. Samen vormen we dat gebouw, een soort ‘tempel’ hoorden we vanmorgen uit de Bijbel. Daarbij kun jij ook niet gemist worden. Fijn daarom dat je er bent. En reken maar dat de Here God dat ook heel fijn vindt. Een goede kindernevendienst en tot straks. Dan hebben we het weer over Lego, maar dan in de Duplo-vorm. Maar dat zien jullie vanzelf.
schriftlezing Johannes 1:35-51
zingen Psalm 139:1,2
verkondiging
Gemeente van Jezus Christus,
We woonden nog maar net in Gouda, maar we werden al uitgenodigd voor een huiskamerconcert. Het betrof het duo Nancy Brick. Die kende ik wel vaag, maar ik had ze eigenlijk nooit zien optreden. En nu kwamen ze in Gouda, op 7 minuutjes fietsen! Ze traden op in de huiskamer van een studievriendin van Mirjam.
Normaal betaal je voor zo’n huiskamerconcert, maar dit keer kwam Nancy Brick gratis spelen, want de zangeres kende die studievriendin, die hen wel eens geholpen had. Dus wilden ze als tegenprestatie dit huiskamerconcert geven. De studievriendin had vervolgens allerlei mensen uitgenodigd, waaronder Mirjam en ik.
Het werd een prachtig concert. De zangeres zong met haar loepzuivere stem als een nachtegaal en het snarenspel van de gitarist was bijzonder fraai. Ze gebruikten geen enkele versterking. Het was ook heel verstild. Ook letterlijk, tussen de noten door vielen regelmatig stiltes. Ook net toen ik een foto maakte. De klik van mijn toestel was dusdanig dat de gitarist er van schrok en prompt een verkeerd akkoord aansloeg. Hij moest opnieuw beginnen. Maar hij deed het met een grote, milde glimlach. Zo’n avond was het: magisch. Dit concert in die Goudse huiskamer.
Jezus nodigt ook uit, n zijn huiskamer, bij Hem thuis. Het betreft Andreas en een niet bij name genoemde leerling. Ze zijn Jezus gevolgd, toen Johannes de Doper, van wie ze eigenlijk leerlingen waren, op Jezus gewezen had en gezegd had: ‘Zie, het Lam van God!’
Johannes de Doper had dat de dag ervoor ook al gezegd: ‘Zie, het Lam van God, dat de zonden van de wereld wegneemt.’ Dit had de snaren van het hart van die leerlingen beroerd. Zozeer, dat ze achter Jezus aangelopen waren. Jezus had zich omgedraaid en gevraagd: ‘Wat zoeken jullie?’
Het zijn de eerste woorden die we van Jezus in het Johannesevangelie tegenkomen. Het is een vraag. Zo’n vraag die eigenlijk heel diep gaat. Net als die vraag die je in het begin van de Bijbel leest: ‘Mens, waar ben je?’ Hier luidt de vraag: ‘Wat zoeken jullie?’ Inderdaad: een vraag naar je diepste verlangens: ‘Waar ben je naar op zoek?’ Dat is toch ook een vraag voor ons, voor u, voor jou, voor mij: ‘Waar ben je naar op zoek?’ Sowieso. Maar ook hier in de kerk. Wat zoekt u? En jij? Wat zoek je hier?
Andreas en die andere leerling kijken elkaar aan. Tja, wat zoeken ze? Wat moet je zeggen bij zo’n directe, persoonlijke vraag? Bedremmeld stamelen ze: ‘Rabbi, waar woont U?’ Eigenlijk ook best een directe vraag, die er ook een beetje plompverloren uitfloept. Maar Jezus neemt hen serieus. Hij antwoordt: ‘Kom maar mee, dan zul je het zien.’ En Hij nodigt hen in zijn huis en spreekt met hen urenlang.
Mooi hè, hoe hier de roeping van de discipelen getypeerd wordt. In de andere Evangeliën ligt de nadruk op alles achter je laten en Jezus gaan volgen. Hier in het Johannesevangelie op waar je terecht komt. Jezus nodigt mensen uit om bij Hem te komen. Heel gastvrij: ‘Kom maar.’ Zelfs bij Hem thuis dus. Kind aan huis bij Hem worden. Er vertrouwd raken. Met al je zoeken en vragen, met je aarzelingen en je twijfels, door Hem ontvangen worden. En het met Hem delen. Door Hem bemoedigd en geraakt.
Zo mag je leerling van Hem worden en zijn. Ja, dat blijf je je leven lang: discipel van Jezus. Nooit ben je uitgeleerd. Er is ook nog zoveel af te leren in dit verband. En te ontdekken. Andreas merkt het. Wat er precies bij Jezus thuis besproken is, vermeldt ons tekstgedeelte niet, maar duidelijk is wel dat Andreas niet meer van Jezus loskomt, dat hij zijn leerling is geworden. Wat het tekstgedeelte wel prachtig laat zien, is wat daarvoor nodig is. Leerling worden begint met horen. Andreas en die andere leerling horen Johannes de Doper zeggen: ‘Zie, het Lam van God’. Het is het Evangelie in een notendop: Jezus Christus is Degene die onze zonden wegdraagt. En weg is bij Hem ook echt weg! Bij Hem mag je opnieuw beginnen. Hij maakt je stralend schoon. Als Andreas dat hoort, springt de vonk over. Paulus zou later schrijven: ‘Het geloof is uit het gehoor.’
Maar het is niet alleen horen, het is ook ontmoeten. Andreas ontmoet Jezus. Jezus ontmoet hem, nodigt hem uit, hij mag kind aan huis worden bij Hem. En bij Hem blijven… En dat blijft ook niet zonder gevolgen. Jezus zou het later zeggen in hetzelfde Johannesevangelie: ‘Wie in Mij blijft, zal vruchtdragen.’ Nou, dat zie je bij Andreas ook gebeuren. Die vrucht is dat hij Jezus gaat belijden, dat hij van Hem gaat getuigen, dat hij anderen gaat uitnodigen. In z’n directe omgeving. Z’n broer Simon Petrus bijvoorbeeld. Andreas getuigt tegen hem (vers 41): ‘Wij hebben de Messias gevonden.’ En hij nodigt Petrus uit en neemt hem mee naar Jezus. Petrus ontmoet Jezus, wordt door Hem op een bijzondere wijze aangesproken. Ook hier weer horen én ontmoeten. Petrus hoort het van zijn broer, die van zijn Heer getuigt, Petrus uitnodigt mee te gaan naar Jezus en Petrus ontmoet Hem vervolgens ook, met alle gevolgen van dien.
Misschien nog wel mooier zie je deze drie onmisbare elementen bij Filippus. Jezus gaat naar Galilea. Daar ontmoet Hij Filippus. Letterlijk staat er dat Hij hem vond. Hij spreekt Filippus aan, kort, maar krachtig: ‘Volg Mij!’ Filippus 1) hoort dit. 2) Hij ontmoet Jezus. 3) En ook hij kan dat niet voor zich houden, maar getuigt van zijn Heer. Allereerst tegen Natanaël (vers 45): ‘Wij hebben de man gevonden over Wie Mozes in de wet geschreven heeft en over wie ook de profeten spreken: Jezus, de zoon van Jozef, uit Nazaret.’
Stefan Paas laat ergens zien dat er in dit getuigenis eigenlijk een aantal dingen niet kloppen, of maar half. Filippus zegt bijvoorbeeld dat hij Jezus gevonden had, maar het was eigenlijk andersom: Jezus had hem gevonden! En nog iets: Filippus noemt Jezus ‘de zoon van Jozef.’ Eh, dat klinkt theologisch ook niet helemaal in orde, toch? Johannes heeft net hiervoor in die prachtige proloog van zijn evangelie geschreven dat het ‘Woord bij God was en zelf God was’, de eniggeborene van de Vader, die mens geworden is. Die Vader, dat is dus niet Jozef… En wat Nazaret betreft: laten we dat half goed rekenen. Jezus woonde wel een tijd in Nazaret, maar was er niet geboren. De profeten spreken echt nergens over de Messias die uit Nazaret zou komen; wel uit Bethlehem. Filippus nodigt Natanaël uit. Hij doet dat in drie zinnen. En van de drie dingen die hij zegt, zijn er tweeënhalf fout. Maar toch, Natanaël gaat mee en komt bij Jezus, en dan gaat de Geest er verder mee.
Ik vind dit zo bemoedigend, gemeente. Het gaat vandaag over uitnodigen: mensen uitnodigen een keer mee te komen naar de kerk, naar de Kerkproeverij over twee weken. Eigenlijk zouden we het daar helemaal geen aparte zondag over moeten hebben. Want bij leerling van Jezus zijn hoort nu eenmaal, niet alleen horen, en Hem ontmoeten, maar ook van Hem getuigen, anderen uitnodigen. En toch is het ook weer geen overbodige luxe om dat weer eens centraal te stellen.
Want je zou kunnen denken: een ander uitnodigen? Ik?! Maar ik heb helemaal geen klinkend verhaal. Nou, kijk dan naar Filippus. Hij vertelt wat hij weet, of denkt te weten – ook al klopt er niet veel van. Dat is dus getuigen. Dat is geen promopraatje, dat is niet doen alsof je kerk toch echt wel hip is. Nee, dat is vertellen wat je weet en wat je gelooft, niet wat je niet weet of niet kunt geloven. Getuigenissen zijn dus kwetsbaar. Je kunt er zo doorheen prikken. Ze zijn ook subjectief, persoonlijk. Maar dat is tegelijk ook de mooie kant: ze komen van binnenuit. Je mag vertellen dat jij Jezus ontmoet hebt, dat je Jezus gevonden heb – hoe Hij jou gevonden heeft! – en dat je dat die ander ook gunt, dat je hem of haar daarvoor uitnodigt. En dan zal die ander toch aan jou merken dat het echt van binnenuit komt, dat je er wat mee hebt, dat – hoe kwetsbaar ook dat verhaal is – dat je ermee leeft, dat je ervan leeft, dat je niet zonder de Hoofdpersoon van dat verhaal kunt: Jezus Christus.
Dat Filippus’ uitnodiging, zijn getuigenis, kwetsbaar is, blijkt ook wel uit de reactie van Natanaël. Die is behoorlijk sceptisch: ‘Uit Nazaret? Kan daar iets goeds vandaan komen?’ Tja, geen profeet spreekt ook over Nazaret i.v.m. de Messias. En blijkbaar stond Nazaret sowieso niet best bekend in dit tijd. En ook niet de mensen die ervandaan komen.
Filippus gaat niet met Natanaël discussiëren. Debatteren over het geloof kan nuttig zijn hoor, maar levert toch vaak meer hete hoofden en koude harten op. Nee, Filippus doet dat niet. Hij zegt alleen: ‘Ga zelf maar kijken.’ Nu klinkt me dat toch nog te veel naar een soort ‘afschuiven’: ‘Ga dan zelf maar.’ Nee, letterlijk zegt Filippus: ‘Kom en zie.’ Dat is geen afschuiven. Ook dit is een uitnodiging. ‘Kom’. Je ziet Filippus wenken naar Natanaël. Hij is blijkbaar ook bereid mee te gaan naar Jezus. Dat is ook het mooie aan die Kerkproeverij. Dat je iemand echt persoonlijk uitnodigt. En dat je dan ook zegt: ‘Zullen we samen gaan? Dan ga ik me je mee…’ ‘Kom en zie.’ Ja, ‘zie’… ‘The proof of the pudding is in the eating’, zeggen de Engelsen. Door het zelf te proeven, ontdek je pas de smaak. Zo is het met geloven ook. Je kunt er eindeloos over praten, over filosoferen, maar door het te gaan doen, met vallen en opstaan. Door Jezus daadwerkelijk te ontmoeten, merk je Wie Hij is en wat Hij je geeft en van je vraagt.
Natanaël trekt de stoute schoenen aan. Jezus ziet hem aankomen en zegt, luid en duidelijk: ‘Dat is nu een echte Israëliet, een mens zonder bedrog.’ Hoe bijzonder is dit, gemeente! Natanaël, die net hiervoor nog sceptisch heeft geschamperd over Nazaret, die Filippus’ getuigenis maar zo en zo vond, die bij wijze van spreken sloffend aan komt gelopen, wordt door Jezus heel anders gezien en benoemd: ‘een echte Israëliet, een mens zonder bedrog, een man uit één stuk!’ Jezus ziet dus door dat cynisme van Natanaël heen. Jezus ziet meer in ons dan wij in onszelf zien. Is dat ten diepste niet zijn genade, zijn ongekende mildheid?! Ik zag daar een glimp van toen ik met m’n fotocamera die gitarist van dat duo bij dat huiskamerconcert uit zijn concentratie haalde en hij alleen maar mild naar me glimlachte en weer opnieuw begon. Oneindig groter is de mildheid van Christus, die in mij, een geliefd mensenkind ziet, een mens uit één stuk. Ja, als Hij ons zo beziet, kunnen wij dan ook zo naar anderen kijken? En ook door hun scepticisme en cynische heen kijken?
Natanaël is perplex. Hoe weet Jezus zijn naam? Hoe kent Hij hem? ‘Ik had je al gezien, zelfs voordat Filippus je uitnodigde, toen je onder de vijgenboom zat’, antwoordt Jezus. Dan breekt Natanaël. Is dit niet het geheim van geloof, dat je weet dat Hij je ziet én kent. ‘HEER, die mij ziet zoals ik ben, dieper dan ik mijzelf ooit ken’, zongen we met die diepzinnige en troostvolle woorden van Psalm 139. En daar komt bij Natanaël die echte Israëliet tevoorschijn. Hij belijdt Jezus als de Zoon van God, als de Messias.
Ja, ook hier zie je weer die drieslag: horen, ontmoeten en belijden. Natanaël heeft het gehoord van Filippus. Is op zijn uitnodiging ingegaan en heeft Jezus ontmoet, ontdekkend en genadig. En hij belijdt Jezus en getuigt ervan.
‘Ja, dat is mooi. Maar dat ‘kom en zie’ dat maakt me wel een beetje jaloers. Andreas, Petrus, Filippus en Natanaël konden stuk voor stuk Jezus zien. Dat is voor ons toch echt anders. Helaas!’
Dat is waar. Maar dat ‘horen’ is gebleven. Wij mogen dat Evangelie, die uitnodiging, horen, telkens weer. Hier in de kerk. Door de week. Dat horen is toch een vorm van zien. Zien met de ogen van het geloof.
Jezus is ook te zien in een ieder die bij Hem hoort. De gemeente is niet voor niets zijn lichaam. Daar is Hij. Daar ontmoet je Hem. In het getuigenis van zijn leerlingen, van u en mij, hoe kwetsbaar, hoe gebrekkig ook. Maar ook in daden van liefde, van vergeving, van opoffering, vind je Hem.
Tot slot. Die ene leerling uit het begin heeft geen naam. We horen alleen die van Andreas. Wie is die ander? Uitleggers denken aan Johannes, degene die het Evangelie schreef. Hij doet dat daar namelijk wel vaker: over zichzelf in anonieme zin schrijven.
Maar misschien heeft dat anonieme karakter nog wel een andere zin, die heel dichtbij komt… Zoals ik ergens las: ‘Die andere discipel, dat bent u, dat ben jij. Je gaat naar Jezus. Je gaat naar zijn huis. Om daar te zijn. Om daar rond te kijken. Aan zijn voeten te zitten. Van Hem te leren. Van Hem te houden. Een beetje op Hem te gaan lijken. Maar vooral om je daar thuis te voelen. Bij Hem. Om gezien en gekend te worden door Hem. En om nog veel meer, nog grotere dingen te zien, dan je had kunnen dromen.’
En, dacht ik erbij: zou ‘die andere discipel’ ook nog degene kunnen zijn die u, die jij gaat uitnodigen. Wie weet…
Amen
zingen Gezang 47
gesprek met Ferry & Marlies, Bart & Alice, vier ‘nieuwe’ gemeenteleden, over uitgenodigd worden en de betekenis van de kerk en Jezus
de Duplo-stenen
We hoorden in het gesprek hoe belangrijk het is als je persoonlijk uitgenodigd wordt, dat je welkom bent in de kerk. We hoorden het ook in de preek hoe Andreas Petrus uitnodigde, en Filippus Natanaël. Dat hoort bij een leerling van Jezus.
Nu moest u en jij misschien zelf ook al aan iemand denken die je hiervoor wilt uitnodigen. Daar gaan we nu iets mee doen. In de banken liggen legostenen, Duplo legostenen om precies te zijn, want die zijn nog wat groter. Ook liggen er stiften. Als je iemand weet, schrijf dan diegene op die Duplo-steen. Niet met een volledige naam, maar met de initialen, dat zijn de eerste letter van de voornaam en de eerste letter van de achternaam. Als je aan meerdere personen denkt, die je uit wilt nodigen voor de Kerkproeverij, de dienst van zondagmorgen 17 februari, dan mag je meerdere initialen op die steen schrijven. Al die Duplo-stenen, al die personen dus, worden vervolgens opgehaald door de kinderen van de Kindernevendienst en hier voorin de kerk op de tafel gebouwd tot een mooi, veelkleurig bouwwerk. Want, zoals ik al zei bij het kindermoment, de kerk bestaat niet uit één steen. En er kunnen er altijd meer bij. Dus ook die persoon die u heeft opgeschreven. God kent hem/haar en heeft diegene lief. In ons gebed zullen we hen ook opdragen aan God, Hem op het hart drukken… Of zoals Paulus schreef: bidden om een geopende deur, een geopend hart voor die uitnodiging. En ik wil u vragen om de komende tijd ook zelf voor diegene te blijven bidden. Tijdens het schrijven, ophalen en bouwen, zingen we Gezang 320, een toepasselijk lied in dit verband.
zingen Gezang 320
dankgebed en voorbeden
inzameling van de gaven
slotlied Psalm 145:2
zegen
0 Reacties