welkom en mededelingen
zingen Hemelhoog 169:1,3,4 ‘Daar juicht een toon’
stil gebed
votum en groet
openingstekst ‘Christus is werkelijk uit de dood opgewekt, als eerste van de gestorvenen.’ (1 Korintiërs 15:20)
zingen (met combo) ‘Wij vieren feest’
gebed
zingen (met combo) Hemelhoog 182 ‘Maria kwam bij het graf’
kindermoment
Dit keer geen filmpje, nee: een stilstaand beeld zeg maar. Maar wel heel mooi. Hier staat het.
Weten jullie wat dit is? Hoe je zoiets noemt? Een icoon. Geschilderd door iemand uit de Pauluskerk: Nelly v.d. Gaarden.
Die icoon heeft alles te maken met het verhaal dat jullie straks in de kindernevendienst gaan horen. Ja, het gaat weer over een tuin. Waar zie je op de icoon aan dat het een tuin is? Aan de bomen en de plantjes. Maar er kan nog best meer gaan groeien en bloeien. Zeker, maar reken maar dat dat gaat gebeuren, want wat is hier gebeurd?
Het graf is leeg. De steen is weggerold. Er liggen alleen nog doeken. Van wie zijn die doeken? Van Jezus. De doeken waarmee Hij omwikkeld was toen Hij begraven werd. Maar die zijn nu niet meer nodig, nu Hij is opgestaan. Nu Hij leeft.
Waar zie je trouwens aan dat het Jezus is? Aan de littekens in z’n handen en z’n voeten. Zie je die? Het zijn de littekens van de spijkers waarmee ze Hem aan het kruis geslagen hebben.
Dat graf is in een rots, in een berg. Bovenop de berg ben je dicht bij God. Denk maar aan Mozes, die op de berg God ontmoette. En dat Jezus op een berg verheerlijkt werd. Daarom is het boven de berg goud, heel kostbaar. Maar op die berg zie je ook treden, zie je die? Dat zijn de moeilijke dingen die je meemaakt, om uiteindelijk bij God te komen. Nee, dat gaat niet altijd vanzelf. Maar gelukkig is Jezus er, om je te helpen.
Wie is die vrouw? Dat is Maria. Ze is geknield. Waarom? Uit eerbied voor Jezus. Ze steekt haar handen naar Jezus uit. En Hij kijkt haar aan. Met zoveel liefde.
Weet je wat nou zo mooi is die icoon? De figuren daarop zijn altijd naar je toegekeerd. Ze kijken niet alleen naar elkaar. Maar ook naar jou. Eigenlijk zegt zo’n icoon: kom erbij! Kniel ook voor Jezus. Jezus die ook jou aankijkt, met net zoveel liefde als Hij Maria aankeek.
Ik wens jullie een mooie kindernevendienst en tot straks.
schriftlezing Johannes 20:1-18
zingen Lied 642:1,6,7,8 ‘Ik zeg het allen dat Hij leeft
tekstlezing ‘Maria dacht dat het de tuinman was…’ (Johannes 20:15b)
verkondiging Thema: De tuinman
Gemeente van Jezus Christus,
Eén Rembrandt kende als kind ik goed:
de Christus met de grote hoed
wandelend in de ochtendstond.
En, naar erbij geschreven stond:
Hij was de hovenier.
En nòg laat ik mijn tranen gaan
als in de gaarde ik Hem zie staan,
en – wat terzijde – in stille schrik
die éne, zij die dacht als ik:
Het was de hovenier.
Aldus Ida Gerhardt in haar ontroerende gedicht Christus als hovenier.
Ze heeft het daarin over een schilderij van Rembrandt: ‘De Christus met de grote hoed.’
Ongetwijfeld dacht ze aan dit prachtige schilderij:
Links blinkt het ochtendgloren. De opgaande zon werpt z’n zachte licht over Jezus en Maria. De eerste is in het wit, teken van nieuw leven, van zijn opstanding. Hij staat. Maria zit. Haar kleren zijn donker. Op haar gezicht staan verdriet en verbijstering.
Johannes vermeldt meerdere keren dat ze huilt. Ja, zo heeft de NBV het vertaald. Maar in het Grieks staat er een woord, dat zoiets als ‘weeklagen’, ‘hartverscheurend huilen’ betekent. Maria huilt bepaald niet stilletjes. Nee, ze is kapot van verdriet, want het graf is leeg. En dat kan voor haar maar één ding betekenen: ‘Ze hebben mijn Heer weggehaald.’ Dat zegt ze tegen de engelen, die zich bij het lege graf geposteerd hebben. Maria is niet eens ondersteboven van die engelen, zoals verder ieder mens in de Bijbel. Nee: ze ziet het amper. De mist van haar verdriet is te dik. En als ze zich omdraait, zie ze iemand anders. Ook hier vormen haar tranen een wazige filter, waardoor ze denkt dat het de tuinman is. De tuinman die niet alleen de tuin verzorgt, maar omdat het hier een graftuin betreft, ook belast is het met vervoer van de doden. Vandaar dat Maria hem vraagt: ‘Als u mijn Heer weggehaald heeft, vertel me dan waar u Hem hebt neergelegd.’
Maria denkt dus dat het de tuinman is, de hovenier. Rembrandt heeft deze gedachte van Maria gevisualiseerd in dat schitterende schilderij. Jezus heeft er een grote strooien hoed op, een schop in de hand en een snoeimes onder z’n riem. Een tuinman op en top.
Rembrandt heeft dit niet alleen geschilderd, maar ook getekend. Zie hier:
Typisch Rembrandts tekenstijl: snel en zwierig. Prachtig. Ook hier heeft Jezus een hoed op en een schop in de hand. Maria heeft haar handen gewrongen van verdriet. Ze zit op haar knieën. Links op de achtergrond zien we nog de drie kruisen, herinnering aan wat er drie dagen geleden gebeurd is…
De Opgestane staat. En hoe! Eigenlijk heel ontspannen. Bijna nonchalant. Jezus’ arm rust op de steen. Z’n ene been gekruist voor het andere been waar hij op steunt. Ja, zó snap je Maria wel dat ze hierbij niet direct aan haar Heer dacht. Of heeft Rembrandt hier de humor van Pasen te pakken? De goddelijke gein dat de dood en de duivel het nakijken hadden, toen de Vader de Zoon opwekte. Hoe dan ook, Jezus’ blik is liefdevol op Maria gericht.
Maar Jezus kijkt niet alleen. Hij spreekt. En Maria antwoordt. Je vindt het in vers 16. Het is één van de ontroerendste dialogen uit de Bijbel, wat mij betreft, hoe kort deze ook is. Jezus zegt: ‘Maria!’. Zij draait zich om en zegt: ‘Rabboeni!’ (Dat betekent ‘meester’.)
Eigenlijk worden hier maar twee woorden gesproken: Maria en Rabboeni. Maar hier zit alles in. Maria wordt geroepen bij haar eigen naam, dus bij haar diepste wezen, want daar staat je naam voor. Je naam ben je. En als Jezus zo haar naam noemt, dan zit daarin alle liefde die Hij voor haar heeft. Hij roept haar uit de mist van haar verdriet en wanhoop vandaan.
Weet je wat ik ook zo ontroerend vind? Jezus is naar zijn graf teruggegaan. Nee, niet meer daarin. De dood ligt achter Hem. Hij is er dwars doorheen gegaan. Maar als Maria daar nog ronddoolt in haar peilloze verdriet, in haar wanhoop en radeloosheid, dan zoekt Hij haar daar op.
Zo is Jezus. Hij loopt ons na als wij de verkeerde kant op gaan. Hij is de herder die z’n verloren schapen zoekt. Heb je dat nooit gemerkt dan? Mag dat ook een troost en een bemoediging zijn als je inzit over geliefden die wegen zijn ingeslagen, bij God en het geloof vandaan. Ze zijn niet uit Jezus’ blikveld verdwenen. Hij zoekt. Hij blijft zoeken. Hij loopt hen na.
Maria heeft het gemerkt. En ze stamelt: ‘Rabboeni! – mijn Meester!’
Miskotte zei eens: ‘Het hele geloof komt tenslotte hier op neer, dat er een stem komt die ons aangrijpt in ons diepste wezen, en ons bij onze naam noemt, met een onbegrijpelijke goddelijke toegenegenheid. En dat wij daarop eerlijk en zonder reserve antwoorden: ‘Rabboeni – mijn Meester!’
Weet je, die stem is al heel vroeg je leven binnengekomen, althans bij de meesten van ons, daar… Daar, of in welke kerk dat doopvont ook stond, daar werd je bij je naam geroepen. Bij je doopnaam. En daar werd jouw naam aan die van God zelf, van Christus de Opgestane, verbonden. Daar verklaarde Hij al je zijn liefde. En reken maar dat Hij dat meent, en dat Hij je bij je diepste naam blijft roepen, je blijft zoeken en vinden. En dat je Hem daaraan ook mag houden!
‘Maria dacht dat het de tuinman was…’ Is dat toch niet meer dan een vergissing van haar? Rembrandt schilderde en tekende niet voor niets Jezus als tuinman. Daarmee stond hij trouwens in een lange traditie, die al in de Middeleeuwen begon, die de opgestane Heer als tuinman afbeeldde, met schop en andere tuinattributen. En Ida Gerhardt sloot zich daar ook bij aan toen zij verder dichtte (ik onthield u in het begin van de preek namelijk de laatste strofe, hier komt-ie):
O kinderdroom van groen en goud –
géén die ontnam wat ik behoud.
De laatste hoven naderen schier
en ijler wordt de ochtend hier.
Hij is de hovenier.
‘Hij ís de hovenier.’ Dat is de slotregel van het gedicht: zo raak, zo waar! Maria dacht het dus niet alleen, maar Jezus ís ook de tuinman. Maar dan in de diepste zin des woords.
Het is niet zomaar dat juist het meest diepzinnige Evangelie dat er is, het Johannesevangelie, als enige van de vier, over Jezus als tuinman spreekt. Zoals datzelfde Evangelie ook het enige is dat erop wijst dat het graf van Jezus zich in een tuin bevond.
Op Goede Vrijdag hoorden we al dat het woord dat hier in het Grieks voor ‘tuin’ gebruikt wordt, eigenlijk ‘hof’ betekent, en refereert aan die hof uit het begin van de Bijbel: de hof van Eden.
De eerste Adam mocht die hof van Eden bewerken, het paradijs. Hij was daar de tuinman. En je weet: ‘Adam’ betekent ‘mens’. Hij staat dus voor ons allemaal. Adam, wij, als tuinman werd geen groot succes. Zacht gezegd. Hij struikelde. Wij kwamen ten val. En Adam moest noodgedwongen de tuin verlaten. Paradise lost. Wat ooit een prachtig paradijs was, verviel tot een woeste en onherbergzame wildernis. Doorns en distels maken de dienst uit.
Mag ik het schilderij weer zien? Maar nu is hier de tweede Adam. Hij is de hovenier, de tuinman in ons bestaan. Hij is niet gevallen, maar opgestaan. Hij staat klaar met z’n schop en snoeimes.
Ja, als Jezus de hovenier is van jouw bestaan, hoe ziet die tuin van je leven er dan uit? Waar moet gesnoeid worden? Wat dreigt te worden verstikt? Wat doet het juist goed? Waar zijn de vruchten te zien? Is de tuin van je leven op orde? Of is er sprake van wildgroei?
Ik las ergens: ‘Christus is de hovenier van ons hart. De schop in zijn hand en het kapmes aan zijn gordel verwijzen naar het zware vuile werk dat Hij wil opknappen om ons leven opnieuw tot bloei te brengen. Hij graaft en spit, schoffelt en snoeit, wiedt onkruid, bemest en besproeit. Hij maakt vuile handen in de grondlagen, de bodem van ons bestaan. Aan onze doorns en stekels kan Hij zich lelijk bezeren, tot bloedens toe. Maar Hij verstaat zijn vak en met vaste hand schept Hij orde in een verwilderde bende en weet daar steeds meer iets van te maken dat weer begint te lijken op een tuin.’
Merk je het? Geef je Hem hiervoor de ruimte? Zodat het gaat bloeien in je leven? Zodat er vruchten komen, tot zijn eer, tot heil van anderen, tot vreugde van jouzelf?
Nog een keer die tekening van Rembrandt. Op de achtergrond is een stad te zien. Dat stelt Jeruzalem voor, maar het zou ook zomaar elke stad kunnen zijn, toch? Met een beetje fantasie zie ik er bijvoorbeeld de hoogbouw rond het spoor hier in Gouda in. Ja, toch?
Dat wilde Rembrandt ook echt met z’n kunst: de Bijbel, Jezus, dichtbij de mensen brengen. Dat deed hij door zijn personages heel menselijk weer te geven: heel herkenbaar vooral. Maar dus ook door elementen van de werkelijkheid van zijn eigen tijd erin te voegen. Die hier dan hier weer zo zwierig getekend zijn dat die stad ook helemaal bij onze tijd past.
Kijk, die verhalen uit de Bijbel zijn niet bedoeld als geschiedenis, als voltooid verleden tijd, van eens en daar. Nee, ze zijn bedoeld voor hier en nu. Om er gelijktijdig mee te worden, zei Kierkegaard al.
Zoals Ida Gerhardt dichtte in die laatste regel: ‘Hij ís de hovenier.’ Jezus ís de tuinman. Ook nu. In ons leven. In het uwe. In het jouwe. In het mijne. En met Hem optrekken, in het spoor van de levende Heer gaan, dan kan het in deze wereld, – hoe woest en verwilderd, hoe ruig ook – daar kan het gaan bloeien, daar kan al iets zichtbaar worden van Gods nieuwe wereld.
Zoals bij Roel, een jongen uit mijn eerste gemeente. Vorige week las ik bij zijn oma op Facebook dat hij belijdenis van het geloof gedaan had. Oma was er diep door geraakt, want in zijn doopnaam – die ook in de belijdenisdienst geklonken had – klonk de naam van haar overleden man, Roels opa. En nu had haar kleinzoon het geloof beleden, eigenlijk net als Maria gezegd: ‘Raboeni’!
Ik reageerde op Facebook dat dit mij ook ontroerde. Ooit had ik Roel mogen dopen, lang geleden. En nu had hij dat jawoord van zijn ouders voor eigen rekening genomen, Jezus’ liefde beantwoord.
Ik kreeg een persoonlijk berichtje van zijn moeder. Ze vertelde dat Roel eens als jonge gast in een jeugddienst, waarin ik voorging (intussen als dominee uit Gouda), dat Roel toen de schriftlezing mocht doen. Uit Filippenzen 4. Roel wilde dat goed doen. Dus hij had zo vaak geoefend dat hij die hele schriftlezing uit z’n hoofd kende. Eén zinnetje uit die schriftlezing was bij hem blijven hangen: ‘De Heer is nabij’. Het werd het motto van z’n leven. Ook toen hij bij de luchtmobiele brigade ging, en op missie moest naar Irak. Dat was spannend, maar wist Roel: ‘De Heer is nabij.’
Maar toen gebeurde er iets ergs: hij kreeg een zware epileptische aanval, toen hij net terug was uit Irak. Hij werd afgekeurd. Z’n droom als beroepsmilitair viel in duigen. Hij moest een nieuwe weg zoeken, maar hij bleef daarbij vasthouden aan Gods belofte dat Hij nabij is en dat als je je vertrouwen op Hem stelt, dat het goed komt. En z’n belijdenis zag hij daar als bewijs van.
Ja, er was gesnoeid in z’n leven, er was gespit, de zaak was op z’n kop gegaan, maar dankzij de Heer, dankzij de grote tuinman, was het toch gaan bloeien, waren er vruchten gekomen. Echt iets van Gods nieuwe wereld.
En daarover gesproken. Nog één keer dat schilderij. Ja, daar heeft dat Jeruzalem op de achtergrond juist iets hemels, hoe het schittert en blinkt in de zon. Als een gelijkenis van het hemelse, het nieuwe Jeruzalem, waarvan dezelfde Johannes in het laatste bijbelboek een visioen kreeg. Het is vol van motieven uit die eerste tuin uit de Bijbel. Dankzij de Tweede Adam, de grote Tuinman, die hiervoor garant staat. Door Hem is het paradijs herwonnen. Hoor maar:
‘Hij liet me een rivier zien met water dat leven geeft. De rivier was helder als kristal en ontsprong aan de troon van God en van het lam en stroomde dwars door de stad. Aan weerskanten van de rivier stond een levensboom, die twaalf vruchten gaf, elke maand zijn eigen vrucht. De bladeren van de boom brachten de volken genezing. Er zal niets meer zijn waarop nog een vloek rust. De troon van God en van het lam zal daar in de stad staan. Zijn dienaren zullen Hem vereren en Hem met eigen ogen zien, en zijn naam staat op hun voorhoofd. Het zal er geen nacht meer zijn en het licht van een lamp of het licht van de zon hebben ze niet nodig, want God, de Heer, zal hun licht zijn. En zij zullen als koningen heersen tot in eeuwigheid.’ (Openbaring 22:1-5)
O blij vooruitzicht dat mij streelt!
Lof zij U, Christus! Halleluja!
Amen
zingen Lied 628 ‘Nu moet gij allen vrolijk zijn’ (in beurtzang)
dankgebed en voorbede
collectemoment
zingen (met combo) Projectlied ‘In de tuin’
zingen Lied 634 ‘U zij de glorie’
zegen
zingen (als gezongen amen) Lied 415:3 ‘Amen, amen, amen, dat wij niet beschamen’
0 Reacties