zingen           Psalm 121:1

stil gebed

votum en groet

openingstekst        ‘Zelfs al ga ik door een dal van diepe duisternis, ik vrees geen kwaad, want Gij zijt bij mij; uw stok en uw staf, die vertroosten mij.’ (Psalm 23:4)

zingen                       Gezang 14:3,5

gebodslezing    uit 1 Thessalonicenzen 5:4-11

de cantorij zingt     Opwekking 727/Psalmen voor Nu 16 ‘Mijn God, ik kom naar U, dan ben ik veilig’

gebed om verlichting met de Heilige Geest

kinderlied     Evangelische Liedbundel 448 ‘Je hoeft niet bang te zijn’

verhaaltje voor de kinderen

Het is herfst. Wat vind je dan in de tuin, en op straat? Bladeren. Niet te zuinig!
Hier heb ik er een paar, uit onze tuin, uit onze straat. Ik zal jullie niet vragen van welk merk boom ze komen. Maar toch, de meeste bomen verliezen hun bladeren in de herfst.
Eigenlijk lijken bomen daarin best op ons mensen hè. Wat verliezen mensen door de tijd heen? Wat ben jij kwijtgeraakt? Mensen verliezen bijvoorbeeld ook hun haren. Vooral mannen als ze ouder worden. Kijk maar, dat is bij mij ook aan de gang… Maar ook je kracht kan minder worden als je ouder wordt. Je stem anders. Je verstand ook…
Maar niet alleen bij jezelf, ook in je familie kun je dingen of mensen verliezen. Iemand gaat heel ver weg wonen, misschien wel in het buitenland. Of nog erger: iemand sterft. Een opa of een oma, een vader of een moeder, een oom of een tante, iemand anders uit de familie, of uit de straat, een vriend, een kennis. Ja, dat is ook als een soort blad dat afvalt. Dat zelfs begraven wordt. Straks zullen we ook namen noemen van mensen uit onze kerk die in het afgelopen jaar gestorven zijn. Als boom van de Pauluskerk zijn zij zeg maar ook van ons afgevallen, als een soort bladeren.Maar denk nog eens aan de bomen. Ze verliezen wel hun bladeren, maar zelf blijven ze staan. Zelfs als het hard waait. De bladeren waaien af, maar de bomen blijven staan, tenminste de meesten. Hoe komt het dat die bomen blijven staan. Ik bedoel: de meeste zijn hoog en zwaar, dan zouden ze bij een storm toch zo moeten omvallen?!
Dat komt door hun wortels. Wat zijn wortels? Op een plaatje laten zien. Voorop de liturgie. Maar dat is nog best klein. Daarom laat ik een boom met wortels op de beamer zien. Dat is ook nog eens in kleur.
Zien jullie die wortels? Hoe veel? Hoe diep ze gaan? Die wortels zorgen dus voor de stevigheid, maar ze halen ook het water uit de grond.
Zo mogen wij mensen ook onze voeding halen, bij God, uit de Bijbel en als we bidden. Dat zingt ook een bekend liedje hè: ‘Lees je Bijbel, bid elke dag, dat je groeien mag.’ Zo hebben we zeg maar onze wortels naar de Here God uitgestrekt. En dan staan we stevig. Vast en zeker. Zelfs als het stormt. Zelfs als we dingen moeten gaan missen of mensen.
Een goede kindernevendienst en tot straks.

schriftlezing 1         Jozua 1:1-9

zingen           Psalm 139:1

schriftlezing 2         2 Timoteüs 1:3-10

zingen           Psalm 139:4,11

tekstlezing               ‘Ik gebied je dus: wees vastberaden en standvastig, laat je door niets weerhouden of ontmoedigen, want waar je ook gaat, de HEER, je God, staat je bij.’ (Jozua 1:9)

verkondiging          Thema: Vastberaden en Standvastig

Gemeente van Jezus Christus,

Na een overlijden kan het gebeuren dat het huis leeggehaald moet worden. Dat is een ingrijpend gebeuren. De waardevolle spullen, met kostbare herinneringen, worden verdeeld. Dat gebeurde ook bij mijn oma een paar jaar geleden. Uit haar nalatenschap kreeg ik toen o.a. dit boekje.

Het valt bijna uit elkaar. Het is dan ook bijna een eeuw oud: ‘1 april 1925’, staat voorin, ‘ter gedachtenis bij het verlaten der Koningin Wilhelmina School te Delft, uitgereikt aan Cornelis van den Berg.’

Dat is mijn opa, naar wie ik vernoemd ben. Drie weken voordat ik geboren werd, overleed hij. U begrijpt dat ik het dan ook bijzonder vond om dit boekje te krijgen, van mijn opa, mijn naamgenoot, die ik alleen uit de verhalen ken, mooie verhalen, aangrijpende verhalen, gelovige verhalen, dwars door alles heen.
En dit boekje is nou net één van de mooiste geloofsverhalen die ik ken, na de Bijbel natuurlijk. Ik had er al eens eerder over. Het is De Christenreis van John Bunyan, of zoals de titel in deze versie luidt: De Pelgrimsreis van deze wereld naar de toekomende.
Ik blader met u naar de laatste bladzijden. De hoofdpersoon, Christen is aangekomen bij de eindbestemming van zijn pelgrimsreis: het beloofde land, de toekomende wereld zeg maar. Hij ziet het hemels Jeruzalem al liggen en schitteren. Maar daarvoor stroomt een grote, brede rivier. Nergens is een brug te zien, en ook nergens een ondiepe, doorwaadbare plaats. Nee, de rivier is overal diep en breed.
Christen moet daar dus doorheen om bij z’n eindbestemming aan te komen. Hij moet dus door die doodsrivier om deel te krijgen aan de toekomende wereld. Maar als hij in die rivier stapt, gebeurt het: hij zinkt weg. Het water staat hem letterlijk tot aan de lippen en met z’n zware harnas is het onmogelijk zwemmen. De golven slaan over hem heen en de angst om z’n hart. Hij schreeuwt het uit: ‘Ik zal het land van melk en honing niet zien.’ Zo dichtbij gekomen, maar in het zicht van de haven alsnog verdrinken. Is dat nu z’n lot?!
Wordt vervolgd…

Over de Jordaan gesproken… Jozua is daar vlakbij, samen met de Israëlieten. De Jordaan is de grensrivier tussen de woestijn en Kanaän, oftewel het beloofde land.
Ze zijn er in het voorjaar. De sneeuw in de bergen is gesmolten. De Jordaan is dus een brede, snelstromende, diepe rivier. Hoe moet het volk daar doorheen?!
De Jordaan markeert ook de grens tussen twee tijdvlakken: de tijd van de woestijntocht en die van de intocht in Kanaän. De tijd van Mozes en die van Jozua.
Mozes is gestorven. Het volk heeft 30 dagen gerouwd. Je leest dat één bladzijde terug, in het slothoofdstuk van Deuteronomium. Daar lees je ook: ‘Nooit meer heeft Israël een profeet gekend als Mozes, met wie de HEER zo vertrouwelijk omging.’ Hoe moet het dan nu verder, nu hij er niet meer is?
Tussen Jozua en Mozes was ook een bijzondere band. Mozes was een soort geestelijke vader voor Jozua geweest. Mozes had hem zelfs een nieuwe naam gegeven. Eerst heette hij Hosea, maar Mozes had hem ‘Jozua’ genoemd, oftewel ‘De HEER bevrijdt’.
Maar nu is Jozua’s geestelijke vader gestorven en moet hij zonder Mozes verder. Wat een gemis! Wat een leegte! Hoe moet Jozua dat nu klaren? Niet alleen door die diepe Jordaan, maar ook daarna. In Kanaän wonen namelijk vijandige volken. Hun steden zijn soms forten, denk maar aan Jericho met z’n enorme muren. Jozua ziet er tegenop. Angst en onzekerheid vliegen op hem aan.

Leegte en gemis… Die voelen we vandaag misschien wel extra, in deze dienst. De namen van overleden geliefden zullen genoemd worden. Of we denken aan anderen die al eerder ons ontvielen. Maar wennen doet dat nooit., want die lege plek blijft, blijft voelbaar.
‘Het leven gaat door’, zeggen we dan. Dat is een cliché, en daarom ook waar. Maar wat moet je met die waarheid?! Want het leven is wel anders geworden, totaal anders. En hóe moet je door dan? onzekerheid en moedeloosheid kunnen je dan aanvliegen.

Het kunnen ook andere situaties zijn die je onzeker, moedeloos of bang maken. Een baan die op de tocht staat. Of juist een nieuwe baan, maar waar je wel tegenop ziet. Een opleiding die niet lekker gaat, of juist de zoektocht naar een passende opleiding. De kinderen die uit huis zijn, en ja: hoe nu?
Ach, iedereen ervaart wel eens ontmoediging. Relaties die stroef lopen, tegenslagen die je moet incasseren, een misstap die je hebt begaan, met grote gevolgen, tekortschieten om je geloof handen en voeten te geven, angst voor de toekomst, van ons land, van deze wereld. Er is zoveel dat je moedeloos kan maken.

Nu weet de Here God daarvan. Hij kent ons immers. Hij doorgrondt ons, zongen we met die diepzinnige Psalm 139. God peilt ons, tot op de bodem van ons hart. Maar Hij weet niet alleen van onze angsten, moeiten en moedeloosheid, Hij neemt ons ook bij de hand.
Zo ook Jozua. God spreekt hem aan, al direct in vers 2: ‘Nu mijn dienaar Mozes is gestorven, moet jij je gereedmaken om met heel dit volk de Jordaan over te trekken. Ga naar het land dat Ik het volk van Israël zal geven.’ Hier zit direct al zoveel richting in, zoveel moedgevends. Kanaän is ten diepste geen land dat Israël zal innemen, maar ze kríjgen het. In vers 3 klinkt dat nog krachtiger: ‘Elk stuk grond dat jullie zullen betreden, geef Ik jullie, zoals ik Mozes heb beloofd.’ Iedere vierkante meter waar ze hun voet op zetten, is gekregen, is dus erfgoed, is ten diepste van de Here God.
Dat heeft God al aan Mozes beloofd, en daarvoor al aan Abraham, Izaäk en Jakob. God grijpt terug op zijn eigen beloften. Wat Jozua van God te horen krijgt staat bol van de beloften: niet alleen m.b.t. het land, maar ook m.b.t. de tegenstanders (vers 5): ‘Niemand zal tegen je kunnen standhouden.’ Waarom niet? ‘Zoals Ik Mozes heb bijgestaan, zo zal Ik ook jou bijstaan, Jozua. Ik zal niet van je zijde wijken en je niet verlaten.’ Daarom: ‘Wees vastberaden en standvastig.’ Of zoals het in andere bijbelvertalingen staat: ‘Wees sterk en moedig.’

‘Mmm, klinkt dat niet een beetje erg makkelijk en goedkoop, juist in zulke grenssituaties, bij zulke onzekerheid, bij zo’n groot gemis?! Alsof je tegen iemand, die een geliefde verloor, zegt: ‘Kop op! Schouders eronder!!’? Dat getuigt toch niet van veel empathie en meeleven…
Nogmaals: de Here God kent en doorgrondt ons. Empathischer dan Hij kan niet. Maar dat wil niet zeggen dat Hij ons ook niet kan oprichten en bij de hand kan nemen. ‘Wees vastberaden en standvastig’ is zo’n ‘bij de hand nemer’. Sterker nog: het is een gebod. Zo begint onze tekst in vers 9 ook: ‘Ik gebied je dus: wees vastberaden en standvastig.’ Maar dat gebod hangt niet in de lucht. Nee, er volgt direct een belofte: – wéér een belofte – ‘want waar je ook gaat, de HEER, je God, staat je bij.’
Maar liefst drie keer klinkt dat gebod ‘Wees vastberaden en standvastig’: in vers 6,7 en 9 dus. En iedere keer is dat gebod verbonden aan een belofte. En de belofte dus aan een gebod. Iemand schreef ergens: ‘De belofte vraagt geloof en gehoorzaamheid, maar maakt deze ook mogelijk.’ Dus als God de eis stelt om vastberaden en standvastig te zijn, om je niet te laten ontmoedigen, dan geeft Hij ook wat nodig is om zo te handelen. De belofte is de basis voor het gebod. In onze tekst luidt die: ‘Waar je ook gaat, de HEER, je God, staat je bij.’
Dus Jozua, hoe onzeker het ook allemaal voor je is, – zonder Mozes verder, door die diepe Jordaan, dat land in met al die vijanden –  jou wordt beloofd dat je niet alleen gaat: de HEER gaat met je mee. Sterker nog: Hij staat je bij.’ Dit klinkt naar die prachtige Psalm, die trouwens ook in menig afscheidsdienst gezongen is, en ook vandaag nog, Psalm 121: ‘De HEER is je wachter, de HEER is de schaduw aan je rechterhand.’ Zo onafscheidelijk als een schaduw is, zo onafscheidelijk is de HEER.
En als dat Gods belofte is, dan vraagt dat gehoorzaamheid, om Hem daarin te vertrouwen, om vastberaden en standvastig te zijn. Niet omdat je zelf nu zo vastberaden en standvastig bent, maar omdat Gods belofte vast en zeker is, als een steen om op te staan, middenin het moeras van je eigen onzekerheid en twijfels. Je mag vertrouwen op de Here God, die bij je is, als een schaduw aan je rechterhand, als de vaste rots waarop je bouwen kunt, de vaste rots van je behoud.

De tweede keer dat het gebod ‘wees vastberaden en standvastig’ klinkt, in vers 7, wordt het verbonden aan Gods wet. Jozua wordt opgeroepen om vastberaden en standvastig zich aan de wet van Mozes te houden en zich daarin te verdiepen. Je kunt dat laatste woord ook vertalen met ‘overpeinzen’.
Jozua zal de leider van het volk zijn, het aanvoeren ook in de strijd: vastberaden en standvastig. Maar het geheim daarvoor zit ‘m dus in z’n omgang met Gods wet, met Gods Woord, in het overdenken daarvan, in het persoonlijk overwegen en toe-eigenen daarvan. Dag in, dag uit. Ik las ergens: ‘Helden worden niet geboren op het slagveld, maar in de binnenkamer.’
Dat ‘overpeinzen van Gods wet’ doet ook denken aan Psalm 1: ‘Welzalig de mens, die aan des Heren wet zijn welgevallen heeft en diens wet overpeinst, bij dag en bij nacht. Want hij is als een boom, geplant aan waterstromen, die z’n vrucht geeft op z’n tijd.’
Ja, een boom, geplant aan waterstromen. Over standvastig gesproken. Als je Gods woorden overpeinst, tot je neemt, je daaraan laaft, daaruit leeft, dan ben je geworteld. Dan haal je je voedingsstoffen uit Gods beloften en geboden. Dan sta je vast. Dan kun je tegen een stootje. Meer dan dat zelfs.
Ik sprak deze week iemand wiens wereld kort geleden letterlijk en figuurlijk op z’n kop stond. In ras tempo was hij helemaal uitgeschakeld en kon geen kant meer op. Hij zei me: ‘Toen ging continu Psalm 3 door me heen:

Ik lag en sliep gerust
van ’s Heren trouw bewust
tot ik verfrist ontwaakte.
Want God was aan mijn zij’;
Hij ondersteunde mij
in ’t leed dat mij genaakte.’

‘Ja’, zei hij er eerlijk bij, ‘ik lag en sliep niet zo gerust hoor. En verfrist ontwaakte ik ook niet. Ik was hondsberoerd, maar ik wist wel, en ik ervaarde het, dat de Heer aan mijn zij was en dat Hij me ondersteunde.’
Ja gemeente, dan ben je ten diepste toch standvastig. Dan ben je net als een boom geworteld, geworteld in Gods Woord. En dat houdt!

Dat Woord van God haalt je ook uit je eigen beperkte wereld, waarin je zo kan vastlopen, waarin moedeloosheid en angst zo kunnen gaan regeren. Gods Woord opent je zicht op Gods perspectief: dat ruim is, hoop geeft, uitzicht biedt.
Jozua krijgt dat perspectief ook. Net als Paulus. Ja, deze kerk is niet voor niets naar hem vernoemd. We zijn dankbaar voor wat God door hem heeft gedaan en wat Paulus ons in de Bijbel heeft meegegeven. Zoals die mooie, pastorale brieven die hij aan Timoteüs schreef, zijn jonge medewerker. We lazen uit de tweede brief. Ook Timoteüs kampt met zorgen en moeiten. Sterker nog: hij lijkt er doorheen te zitten. Paulus bemoedigt hem én spoort hem aan, eigenlijk net als bij Jozua gebeurt. Paulus zegt: ‘We hebben toch geen geest van lafhartigheid van God gekregen, maar juist van kracht, liefde en bezonnenheid.’ M.a.w.: geef niet op! Wees vastberaden en standvastig. Waarom? Vanwege diezelfde beloften van God. En al Gods beloften zijn in Jezus Christus vast en zeker, ‘ja en amen’.
Jezus is eigenlijk dé Jozua. Niet alleen omdat het dezelfde naam is in het Hebreeuws: Jehoshoeah. Maar omdat in Hem die naam op z’n allerdiepst en -ruimst waar wordt: ‘De HEER bevrijdt, de HEER redt.’ Of zoals Paulus het schrijft: ‘De genade van God is bekend geworden doordat onze Redder Jezus Christus is verschenen, die de dood heeft vernietigd en onvergankelijk leven heeft doen oplichten door het Evangelie.’
De dood vernietigd. Ja, dat vraagt ook om geloof. Want laten we wel wezen: we stonden dit kerkelijke jaar in onze gemeente negen keer bij een graf of bij het crematorium. En wie van ons stond daar ook niet in een ander verband, dit jaar, of eerder. Wat nou dood vernietigd?! Je zou eerder zeggen dat de dood springlevend is, dat hij heerst, al zo lang… Maar toch: het is Pasen geworden. In Christus’ opstanding is de dood vernietigd, van z’n angel ontdaan. Door Hem is er onvergankelijk leven, eeuwig leven. Door Jezus is de dood een doorgang, een portier die de deur opendoet naar Gods heerlijkheid. Ook voor onze overleden geliefden. En ook voor ons, door het geloof in Hem.

Tot slot. U had nog iets tegoed: de slotpassage uit dat boek van mijn opa, De Christenreis. Bij dezen… Christen dreigde weg te zinken, in het zicht van de haven. Verschrikkelijk. Triest, diep triest.


Maar wie is daar naast hem, als zijn metgezel, ook in die rivier? ‘Hoop’! Hij probeert Christens hoofd boven water te houden. ‘Hoop’ ondersteunt hem. Door Gods beloften te noemen. Door uit te leggen dat dit een beproeving is, die Christen niet van God af, maar naar Hem toe wil halen. En dan zegt ‘Hoop’ tegen Christen: ‘Heb goede moed: Jezus Christus maakt u gezond.’ En daardoor krijgt Christen moed en grijpt zich vast aan Gods belofte en krijgt weer grond aan de voeten en komt aan de overkant. In het beloofde land, in Gods heerlijkheid.
Wilt u daar ook komen? En jij? Waag het dan met diezelfde hoop en met diezelfde beloften. Ze zijn er. Hier in Gods Woord. En vanmorgen zijn ze voor je neergelegd. Om je eraan vast te klampen en op te gaan staan. In Christus zijn ze vast en zeker.
Of zoals ds. Troost dicht:

Hoe kom ik aan de overzijde?
De doodsrivier is veel te diep!
Wie kan mij over water leiden,
de zee die niemand nog ontliep?
De golven gaan als huizen hoog,
niemand, geen mens blijft droog.

Zou ik hier altijd willen blijven,
het zou niet kunnen, ik moet gaan;
de vijand zal mij toch verdrijven,
er komt een eind aan dit bestaan,
en vroeg of laat ziet ieder mens
dit strand, de laatste grens. 

Zal ik ten onder gaan en zinken?
Dit water draagt mijn zonden niet!
Hun zwaar gewicht doet mij verdrinken,
verdwijnen in dit doodsgebied;
o Heer, ik roep de hemel aan:
Laat mij toch niet vergaan!

God dank! Met Hem kan ik het wagen,
ik voel de handen onder mij,
die tillen mij hoog op en dragen
mij naar de verre overzij;
ik ga niet onder in de schoot
van duisternis en dood. 

Over de golven heengekomen,
over het water, door de wind,
heeft Hij mij in zijn arm genomen;
Hij draagt mij teder als een kind,
vanaf dit allerlaatste strand
naar gindse overkant!

Lof zij U, Christus!

Amen

zingen           Evangelische Liedbundel 242 ‘Zo vriendelijk en veilig als het licht’

de cantorij zingt     Joh. de Heer 254 ‘Jeruzalem, o eeuw’ge gouden stad’

zingen           Gezang 442:3

gedenken van de overledenen

gedicht

STERVELING

Als Gij uw handen
op mijn ogen legt
en ik niets weet te zeggen
dan te zwijgen,
wilt Gij het zelf zijn
die uw naam, uw Toenaam zegt –
dan valt het duister
en uw dag gaat stijgen.

Jaap Zijlstra

dankgebed en voorbeden

inzameling van de gaven 

slotlied          Psalm 121:4

zegen

de cantorij zingt   Lied 416 ‘Ga met God en Hij zal met je zijn’