zingen Psalm 146:3,4
stil gebed
votum en groet
openingstekst ‘Stelt uw hoop op God, die ons rijkelijk van alles voorziet om ervan te genieten. En doet goed, weest rijk aan goede daden, vrijgevig en bereid om te delen.’ (1 Timoteüs 6:17b,18)
zingen (met combo) Hemelhoog 707 Met open armen (Schrijvers voor Gerechtigheid)
lezing van het gebod uit 1 Johannes 3 (16-24)
zingen Psalm 133:1,3
gebed om verlichting met de Heilige Geest
zingen (met combo) kinderlied Handen heb je om te geven, Evangelische Liedbundel 398
kindermoment
We gaan vanmorgen een beetje rekenen. Dat is misschien voor de kleinsten nog een beetje ingewikkeld, maar dan helpen de grotere kinderen wel. We gaan het hebben over delen en vermenigvuldigen. Ik heb allereerst vier kinderen nodig die hier bij me komen staan.
We gaan eerst delen. Hoeveel is vier gedeeld door twee? Twee. Vier kinderen gedeeld door twee, is twee. Precies de helft. Bij delen wordt het minder hè. We hadden er eerst vier, maar door te delen door twee, houden we er nog maar twee over.
Nu gaan we vermenigvuldigen. Hoeveel is twee keer twee? Vier. Dan wordt het juist minder, maar meer. Dat is het verschil tussen delen en vermenigvuldigen. Bij delen wordt het minder, maar bij vermenigvuldigen wordt het meer.
Jullie mogen weer gaan zitten. Maar nu ga ik op een andere manier delen. Ik heb hier vier koekjes. Heerlijke Oreo-koekjes. Die ga ik delen. Ik breek ze doormidden. Hoeveel stukjes heb ik nu? Acht. Nu is het door te delen juist meer geworden. Ik begon met vier en nu heb ik acht stukjes… Delen werd vermenigvuldigen zou je kunnen zeggen…
Kijk, zo bedoelt God het delen ook. Dat wil Hij graag, dat we gaan delen. Dat we dingen niet voor onszelf houden, maar delen. Delen van onze tijd. Dat we niet alleen aan onszelf denken, maar juist ook aan anderen, juist aan hen die het moeilijk hebben, die verdriet hebben, die ziek zijn, die arm zijn. Delen, dat kan ook met je zakgeld, dat je daarvan ook wat kunt delen, voor kinderen in arme landen, voor andere mensen die het moeilijk hebben.
En dan wordt het eigenlijk alleen maar meer. Dan worden ook anderen geholpen, dan worden ook anderen blij. Bij God is delen dus eigenlijk vermenigvuldigen. Vergeet dat maar nooit. En nu een goede kindernevendienst. O wacht, ik heb nog acht stukjes Oreo, wie kan ik daar blij mee maken?
schriftlezing Marcus 6:30-44 door diaken Rinus Molenaar
zingen Gezang 463:1,2,3
tekstlezing Marcus 6:37a ‘Maar Hij zeide: ‘Geven jullie hun maar te eten!’’
verkondiging Thema: Delen is vermenigvuldigen
Gemeente van Jezus Christus,
Van al die fietsen die hier op een zondagmorgen rond de Pauluskerk staan, zijn er niet weinig elektrisch. Je ziet dat aan die grote batterijen onder de bagagedrager, of in tassen aan de zijkant of in het middenframe. Die batterij moet bij zo’n elektrische fiets wel regelmatig opgeladen worden, anders wordt het fietsen wel heel pittig… Dan is er geen sprake meer van trapondersteuning, maar van trapverzwaring. Nee, de batterij moet wel opgeladen blijven.
Zo hebben we het als mens ook nodig om telkens weer opgeladen te worden, zeker ook in geestelijk opzicht. Jezus wist dat zelf als geen ander. Regelmatig lees je in het Evangelie dat Hij een eenzame plaats opzocht, zich terugtrok om alleen te zijn, alleen met zijn hemelse Vader, om zo nieuwe kracht op te doen, om dichtbij de Bron van Licht en Leven te zijn en er daarna weer helemaal te kunnen zijn voor de mensen. Dienend, delend en helend.
Als Hij dat al zo nodig had, dan geldt dat zeker voor ons, voor zijn discipelen. Daarom neemt Jezus zijn leerlingen aan het begin van ons tekstgedeelte van vanmorgen ook mee naar een eenzame plaats, om alleen te zijn, om een tijdje uit te rusten. Het was namelijk een voortdurend komen en gaan van mensen. Het was zo druk rond Jezus dat ze niet eens tijd hadden om te eten. Fysiek en geestelijk raakt zo de accu leeg. Daarom neemt Jezus hen mee naar de afzondering om zo weer opgeladen te worden.
Het is belangrijk gemeente om daar op deze diaconale zondag een dikke streep onder te zetten. Die diaconale zondag is bedoeld om gemeenteleden, om u, jou en mij, te betrekken bij het diaconale werk en ons te inspireren tot een diaconale houding. Kort gezegd: hoe zijn wij dienstbaar? Aan mensen, die hulp nodig hebben, dichtbij en verder weg. Concreet en praktisch. Hoe doen we goed in onze gemeente, in onze stad, voor Gods schepping? Hoe komen we in beweging? Zodat het echt verschil maakt! Nou, dat gaat dus niet zonder rust, zonder tijd en aandacht voor jezelf, voor je eigen ziel, zonder zelf geestelijk opgeladen te worden.
Is het in die zin al niet geweldig dat de eerste dag van de week toch echt de zondag is?! We begínnen de week met de rustdag. Vanuit de rust kunnen we aan de slag. Vanuit het geschenk van een dag dat we de boel de boel laten, dat we van ophouden weten, dat we op adem komen en geestelijk opgeladen worden – hier in de kerkdiensten – vanuit dat kostbare geschenk van de zondag mogen we vervolgens zelf gaan geven, gaan dienen, in de week die voor ons ligt.
Opgeladen worden. Hier in de kerk, zeker, maar ook persoonlijk in je stille tijd. Alleen zijn met God, met Christus, door de Heilige Geest. Zijn Woord lezen, overdenken, toepassen op je eigen leven, op je leven met anderen. Bidden, je leven delen met God. Zo word je opgeladen. Zo kun je er zijn voor anderen. Anders loop je jezelf voorbij. Dan brand je op. Alleen vanuit de rust, de pas op de plaats, het ontladen zeg maar, het ontspannen, het loslaten, in de ontmoeting met de Heer, kun je er vervolgens zijn voor anderen, kun je dienstbaar zijn.
Maar die rust valt voor de discipelen vies tegen, zou je zeggen. Want als zij, samen met Jezus, met de boot op die bewuste plaats aankomen, staan de mensen hen al op te wachten. En het zijn er niet weinig. Integendeel. Ik kan me voorstellen dat de discipelen diep zuchten: ‘Nog steeds geen rust!’
Maar Jezus zelf ziet het anders. Hij ziet de mensen. En als Jezus kijkt, is dat een wereld van verschil. Hij kijkt met zijn hart. Hij voelt een groot medelijden, vermeldt vers 34. Medelijden – oftewel compassie. Of zoals het in een oudere bijbelvertaling staat: ‘Jezus werd met ontferming bewogen.’ Of zoals iemand anders vertaalde: ‘Hij was er tot in zijn ingewanden beroerd van.’ Als Jezus de menigte ziet, wordt Hij er tot in het diepst van zijn bestaan om bewogen. Ja, die uitdrukking kom je in het Evangelie ook alleen bij Hem tegen. Zoals in het Oude Testament het alleen van God gezegd wordt. Het gaat hier dus om goddelijke barmhartigheid. Iets diepers is er niet. En dat heeft Jezus voor die mensen die Hem gevolgd zijn, tot helemaal hier in the middle of nowhere. Waarom is Jezus zo bewogen? Omdat ze lijken op schapen zonder herder, schrijft Marcus. Onbeschermd dus ten diepste. Zonder oriëntatiepunt. Dolend. Het kan alle kanten op.
Ach, zulke mensen zijn niet uitgestorven, gemeente. Je komt ze ook nu tegen. Bij bosjes. Schapen zonder herder, mensen die het overal zoeken, nu weer hier, dan weer daar, op zoek naar innerlijke rust, naar geluk, naar voldoening. En ze lijken het even gevonden te hebben, maar dan is er weer die onrust, die onvrede, dat onbestemde gevoel. Misschien ken je het zelf ook wel…
Er is er dus Eén die je ziet, helemaal, die je doorziet, die daar diep om bewogen is: Jezus Christus. En bij Hem kun je terecht. Ook die duizenden mensen die Hem gevolgd zijn, tot op die eenzame plaats. Jezus gaat hen leren. Geen snelle peptalk of toespraak vol nietszeggende clichés. Nee, Hij neemt de tijd voor hen. Hij leert hen, zoals alleen Hij dat kan, over Gods koninkrijk, waar alles op z’n kop gaat, waar de minsten de meesten worden en de verdwaalden gezocht worden. Waar Hij die Herder is, die ze nodig hebben, vol zorg en liefde. Bij Wie niemand zich buitengesloten hoeft te voelen. De mensen hangen aan zijn lippen. En vergeten de tijd. Het wordt al avond…
De discipelen zien de bui al hangen. Daarom adviseren ze Jezus te stoppen met zijn onderwijs en de mensen weg te sturen. Dan kunnen die zelf eten kopen in de dorpen in de omgeving. Prima advies toch: de mensen wijzen op hun eigen verantwoordelijkheid. Zelfredzaamheid, toch?! Eigenlijk heel modern…
Maar Jezus ziet het opnieuw anders. Over verantwoordelijkheid gesproken: Hij kaatst de bal terug: ‘Geven jullie hun maar te eten.’ Je ziet de mond van de discipelen bij wijze van spreken openvallen: ‘Eh… Hoe dan?! We hebben het hier over 5000 man!!’ Dat is een vol Excelsior-stadion! Jezus snapt toch ook wel dat zij al die mensen nooit te eten kunnen geven. Ze hebben 200 denarie. Dat is toch veel te weinig geld om zo’n immense massa te voeden?!
Is dit niet heel herkenbaar? Juist als het om zoveel mensen gaat. Als je op de Kleiweg loopt op een zaterdagmiddag of in een vol stadion zit en je denkt: al deze mensen, wat is hun oriëntatiepunt? Kennen ze God? Weten ze van de vrede van Christus? Maar hoe moet ik het hun vertellen? Of je ziet al die duizenden vluchtelingen op Lesbos, in de meest erbarmelijke omstandigheden. En het houdt maar niet op. Wat kan ik daar aan doen?! Of je ziet op televisie de velen die getroffen zijn door een natuurramp of door een hongersnood: ze zijn alles kwijt, ze zijn zo zwak, zo kwetsbaar. Maar het zijn er zo veel, en hoe kan ik die helpen?!
Maar dat hoeft niet alleen op te gaan bij zulke grootse problemen, bij een immense massa. Dat kan ook in kleiner verband, als er een beroep op je gedaan wordt, om te helpen, om te zorgen, om dienstbaar te zijn, om beschikbaar te zijn. Dat je dan in de verdediging schiet: ‘Maar dat kan ik helemaal niet. Ik heb geen tijd, geen geld, geen… en vul zelf maar in. Ik ben er nog te jong voor, of juist te oud… Ik heb geen goede opleiding, ik heb niet zoveel bijbelkennis, ik ben niet zo assertief.’, enz. enz.
Maar Jezus stelt maar één vraag: ‘Hoeveel broden hebben jullie bij je?’ M.a.w.: ‘Wat heb je?’ Nee, Hij vraagt niet naar wat je niet hebt, maar wat je wel hebt. Dat kan Hij zegenen.
Ja, wat hebben de discipelen wel? Uiteindelijk komen er vijf broden en twee vissen. In een ander evangelie lezen we over een jongetje die dit Jezus aanbiedt. Stiekem denk je dan: wie weet zullen anderen ook wel voedsel bij zich hebben gehad, maar zij bieden het blijkbaar niet aan Jezus aan. Zij delen het niet. Maar dat jongetje wel. En de discipelen hier dus ook. Het is niet veel, nee: maar ze delen het. En dat kan Jezus gebruiken. Dat gaat Hij gebruiken. Hij neemt het in zijn handen, dankt ervoor, spreekt een zegengebed uit, breekt het en deelt het uit. En Hij blíjft er van delen. Hij vermenigvuldigt het. Wonderlijk. Zo werkt dat in Gods koninkrijk, gemeente: delen is vermenigvuldigen.
Delen is niet zomaar iets. Delen kost je wat. Omdat je van dat wat je hebt, weggeeft, besteedt aan een ander. Dat voel je. Dat kost je wat. Maar door Christus kan dat dus vermenigvuldigd worden. Dus nog een keer Jezus’ vraag: ‘Hoeveel heb je? Wat heb je? Wat kun je delen? Wat wil je delen?’
Je hebt tijd. Ja toch? Of heeft de tijd jou?
Nee, je hebt tijd. Die tijd kun je gebruiken om te luisteren naar vragen en zorgen van anderen. Die tijd kun je besteden aan vrijwilligerswerk. In de gemeente. Of bij één van de Goudse Diaconale Stichtingen. Er is altijd wat te doen. Die tijd kun je delen.
Wat heb je?
Je hebt een arm die je om iemand heen kunt slaan, die verdrietig is. Een hand die die klus kan doen voor diegene die het zelf niet meer kan. Een hand die dat schouderklopje kan geven aan iemand die erdoorheen zit.
Wat heb je?
Je hebt een mond. Daarmee kun je iemand bemoedigen, iemand waardering schenken, uitzicht bieden, die worstelt met zichzelf, met een moeilijke situatie.
Wat heb je?
De gave van het gebed. Ook als u misschien verder niet veel meer kunt. U kunt bidden, bidden voor anderen, anderen die u lief zijn, maar ook diegenen die u minder liggen. Bidden voor de nood van anderen. Dichtbij en verder weg. Om ze bij de Heer te brengen, zoals die vier vrienden met hun vriend deden bij Jezus.
Wat heb je?
Bij Jezus begint het altijd met bewogenheid. Als die ook uw en jouw leven vult, als je met zijn ogen naar mensen kijkt, dan zal die bewogenheid je ook in beweging zetten. Dat kan niet anders. En dan kijk je niet naar wat je niet hebt, maar wat je wel hebt, wat je delen kunt. En dan moet je eens opletten hoe goed dat kan doen…
Ik sprak pas een vrouw die erg in de put zat. Ze vertelde over wat ze miste en wat niet meer lukte, ‘maar’, zei ze, ik heb toch een kaartje geschreven naar dat ene gemeentelid en ik heb er een verhaaltje opgezet, een bemoediging.’ Dat waren haar vijf broden en twee vissen zeg maar, dat wat zij had en waarvan ze deelde. En ik weet dat zulke kaartjes zo goed kunnen doen, hoe Christus die vermenigvuldigt. Zoals dat geldt voor alles wat wij hebben – tijd, geld, onze gebeden, onze hulp, ons vrijwilligerswerk – als we dat delen, in Jezus’ handen leggen, dan kunnen er wonderen gebeuren. Dat vertelt ons dat verhaal van de vijf broden en de twee vissen. Dan is niet ons tekort, maar Gods overvloed de maatstaf.
Of zoals een lied van Schrijvers voor Gerechtigheid zo mooi zegt:
De mensen zaten hongerig
bij Jezus in het gras.
Hij zegende en brak het brood,
het beetje dat er was.
Hij gaf het aan de mensen
en zij deelden met elkaar.
het wonder van de overvloed
begint als klein gebaar.
Weinig is veel in de handen van Jezus,
kleine gebaren van liefde zijn sterk.
Groot is de zegen als God aan het werk is:
minder wordt meer door de hand van de Heer.
Wij stoppen zaadjes in de grond
die dood lijken te gaan.
Maar wacht maar tot de lente komt
en hier weer bloemen staan.
Wij werken op de aarde
en wij doen wat God bedacht.
En op een dag draagt alles vrucht,
want God heeft groot gedacht.
Weinig is veel in de handen van Jezus,
kleine gebaren van liefde zijn sterk.
Groot is de zegen als God aan het werk is:
minder wordt meer door de hand van de Heer.
amen
zingen (met combo) Hemelhoog 706 Licht aan (Schrijvers voor Gerechtigheid)
gedicht door diaken Mirjam van den Berg
TOEVERTROUWEN
Je toevertrouwen
aan een ander
als je kwetsbaar bent.
Je toevertrouwen
aan een ander
zonder je uitgeleverd te voelen,
zonder je slechts uitgeleverd te weten.
Je eigen gezicht,
je eigen waarde omhoog houden.
Je toevertrouwen
als je zelf niet meer kunt,
zonder gezichtsverlies.
Dat vraagt om mensen
die zichzelf en elkaar hoogachten
en liefhebben.
Marinus van den Berg
bijdrage door De Reling
Stichting De Reling is een Goudse Diaconale Stichting. Deze christelijke stichting zet zich in voor kamerbewoning met begeleiding voor jongeren van 17 tot en met 24 jaar. Het gaat om jongeren die niet langer thuis of in hun huidige woonomgeving kunnen verblijven, maar nog niet zelfstandig kunnen wonen.
Coördinator Inge en ex-bewoner Julot vertelden er iets over. Meer info: https://www.dereling.nl/
gedenken van overleden gemeentelid
dankgebed en voorbeden, samen met diaken Marja v.d. Brink
inzameling van de gaven
slotlied Gezang 400:12
zegen met woorden van Franciscaner zegenbede
God, zegen ons met onrust
over gemakkelijke antwoorden, halve
waarheden en oppervlakkige relaties.
zodat er diepgang is in onze harten.
God, zegen ons met boosheid
over onrechtvaardigheid,onderdrukking
en de uitbuiting van mensen.
Zodat we werken voor rechtvaardigheid, vrijheid en vrede.
God, zegen ons met tranen
die we plengen voor hen die lijden door pijn,
verstoting, honger en oorlog.
Zodat we onze handen zullen uitstekken tot troost.
En God, zegen ons met dwaasheid
om te geloven dat we een verschil kunnen
maken in deze wereld.
Zodat we doen waarvan anderen zeggen
dat het onmogelijk is.
Maar wat mogelijk is in Jezus Christus, door Zijn Geest.
0 Reacties