welkom en mededelingen
zingen Lied 836:1 ‘O Heer die onze Vader zijt’
stil gebed
votum en groet
openingstekst Jezus heeft gezegd: ‘Kom allen bij Mij, jullie die vermoeid zijn en onder lasten gebukt gaan, Ik zal jullie rust geven.’ (Matteüs 11:28)
zingen Lied 836:2,4
voortzetting heilig avondmaal
aan tafel werd Openbaring 7:9-12 gelezen en Psalm 118:10 gezongen
gebed om de verlichting met de Heilige Geest
schriftlezing Prediker 3:16-4:6
zingen Psalm 127:1,2 ‘Wanneer de Heer het huis niet bouwt’
tekstlezing ‘Maar beter is één hand gevuld met rust dan beide vuisten vol gezwoeg en najagen van wind.’ (Prediker 4:6)
verkondiging
Gemeente van Jezus Christus,
Bij een plaatselijke bakker hadden ze het liefst refojongens en -meiden als zaterdaghulpen. ‘Die weten ten minste van aanpakken’, luidde de verklaring, ‘die houden van hard werken.’ In deftige taal heet dat het calvinistische arbeidsethos. Oftewel allesbehalve lanterfanten, laat staan er met de pet naar gooien.
Daar heeft Prediker het over in vers 5, de tekst vóór onze tekst. Hij tekent daar iemand die met z’n handen in z’n schoot zit en zo langzaam wegkwijnt. De handen in de schoot. Die daar werkeloos liggen. Liever lui dan moe…
Prediker noemt hem ‘een dwaas.’ Het is ook in praktische zin heel dwaas, want zo komt er ook geen brood op de plank, en zodoende kwijnt hij langzaam weg. Het is niet voor niets dat in de christelijke traditie luiheid één van de doodzonden wordt genoemd. In één van zijn brieven is Paulus er ook helder over: ‘Wie niet wil werken, zal niet eten.’
Maar of Prediker nu hard zou applaudisseren bij het omgekeerde, bij hard werken? Dat is nog maar de vraag, gemeente. In vers 4 noemt hij het ‘gezwoeg onder de zon’. Dat lijkt mij niet de hoogste lof. Zacht gezegd. Prediker is een denker. Hij heeft dat gezwoeg gezien, erover nagedacht en vervolgens legt hij de diepste motieven ervan ook bloot: ‘Ik heb vastgesteld dat alles wat een mens bereikt het resultaat is van zijn afgunst op een ander.’
‘Nou, beste mijnheer Prediker, is dat nou niet erg negatief? Mensen werken toch ook, omdat ze het leuk vinden, omdat ze dat als hun roeping zien, omdat ze daarmee God en mensen willen dienen? Waarom dan zo cynisch dat afgunst de drijfveer van hun arbeid en inzet is?’
Kijk, Prediker is niet alleen een denker. Hij is ook een dichter. Hij houdt van de stijlfiguur van de overdrijving. Maar hij heeft zeker een punt. Want wij mensen kijken nu eenmaal graag naar elkaar, en vergelijken ons ook met anderen. En dan worden we toch snel jaloers als die ander een mooier huis heeft, een grotere auto en een exclusievere reis heeft gemaakt. Dan willen wij dat ook, en het liefst eroverheen. Maar dat moet wel betaald worden. Daarom werken we ons uit de naad. Of om sowieso beter af te steken bij die ander, die het zo voor elkaar lijkt te hebben. Ja, afgunst kan een mens een geweldige zet geven, en is vaak de reden dat we onszelf aan het opjagen zijn.
Prediker zet daar wat tegenover. Nou ‘wat’… Het is een totaal andere instelling, verwoord in een spreuk (ja, Prediker behoort tot de wijsheidsliteratuur, en dat merk je hier ook): ‘Maar beter is één hand gevuld met rust dan beide vuisten vol gezwoeg en najagen van wind.’
Ja, zo heeft de NBV dit vertaald. En dat is een prima vertaling, maar je kunt het ook nog anders vertalen: ‘Beter één handvol (gepaard gaand met rust) dan twee vuisten vol (gepaard gaand met moeitevol gezwoeg en najagen van wind).
Bij die tweede, alternatieve vertaling ligt de nadruk op het verschil tussen één handvol of twee vuisten vol. Een geopende hand die vol is of twee vuisten, die gebald zijn om het vast te houden. Die ene geopende en gevulde hand gaat gepaard met rust, maar die twee vuisten vol gaan juist gepaard met moeitevol gezwoeg en najagen van wind. Met andere woorden: een hoop gestress en uiteindelijk krijg je er nog geen grip op.
Zo vertaald doet Prediker dus een pleidooi om met minder tevreden te zijn, om eenvoudig te leven. Dat geeft rust, want dan hoef je niet steeds meer, en groter. Dan hoef je niet te graaien en dat uiteindelijk met gebalde vuisten vast te houden en te verdedigen. Met alle gevolgen van dien: frustratie, ontevredenheid en opbranden…
Nee, beter één handvol, die gepaard gaat met rust. Dat is wijs, dat schept vreugde. In het boek Spreuken lezen we: ‘Beter een schamel bezit en ontzag voor de HEER dan grote rijkdom en veel onrust.’ Dit rijmt toch helemaal op onze tekst? We denken vaak dat een economie van het genoeg, dat een eenvoudig leven, saai en schraal is, maar het kan juist rust en vrede geven.
Maar nu naar de eerste vertaling van onze tekst, die van de NBV dus. Dan ligt de nadruk op het verschil tussen rust en gezwoeg/najagen van wind: ‘Beter één hand gevuld met rust dan beide vuisten vol gezwoeg en najagen van wind.’ Die ene hand rust is dus beter dan die beide vuisten vol gezwoeg. Zo belangrijk, zo kostbaar is dus rust. Zo zijn we al geschapen, gemeente. We hebben rust nodig. We kunnen niet eindeloos doorgaan, als die Duracell-konijnen uit een reclame van weleer. Nee, we hebben rust nodig. Daarom is slaap ook zo belangrijk.
Vanmorgen noemde ik al het boek ‘Liturgie van het alledaagse’ van Tish Warren. Deze Anglicaanse priester deelt daarin hoe je juist je gebruiken en gewoonten in het alledaagse leven kunt verbinden met God. In het eerste hoofdstuk gaat het dan over wakker worden. Zij verbindt dat met de doop: prachtig. Want de doop duidt ook op opstaan, opstaan met Christus, in een nieuw leven. Vanmorgen verwees ik naar het hoofdstuk over eten. Dat verbindt Tish Warren met het avondmaal. En het laatste hoofdstuk gaat over slapen. Warren begint dat hoofdstuk met de opmerking dat onderzoek heeft aangetoond dat kinderen op dezelfde manier leren rusten als ze leren lopen en praten. Rust vereist oefening. Je hebt rituelen en gewoonten nodig om in slaap te leren vallen. Door een vaste bedtijd, zachte lampen, in bad, een boek lezen, in slaap wiegen ontwikkelt zich in hun jonge hersenen een patroon, een biochemisch pad naar rust. Zonder ritueel en routine worden ze hyperactief en vertonen ze vaak gedragsproblemen. ‘Bij volwassenen werkt dat grotendeels hetzelfde. Zeker bij mij’, merkt Warren dan eerlijk op. Ze noemt dat zelfs de liturgie van haar avond: deuren op slot doen, tandenpoetsen, een glas water nemen, de lampen uitdoen, het dekbed opendoen, in bed kruipen, jezelf oprollen, je ogen dichtdoen – het is een herhalend, alledaags en goed ritueel, waardoor je leert te vertragen, de dag achter je te laten en te gaan slapen.
Wat is slapen uiteindelijk anders dan je overgeven? Om niet langer te vertrouwen op je eigen moeiten en inspanningen, maar steunen op God die voldoende geeft.
Vervolgens steekt Tish Warren nog dieper af, en dat is helemaal in lijn met Prediker. Ze schrijft: ‘De slaap herinnert ons ook aan onze ultieme grens: we zullen sterven. Als we naar ons werk rijden, in de file staan, druk met vrienden en familie zijn, denken we niet aan onze sterfelijkheid, maar als je half in slaap in bed ligt, herinner je je dat je zult sterven.’ Anders gezegd: dat er een moment komt dat je niet meer wakker zult worden, althans niet hier in dit ondermaanse.
Dat is toch in lijn met Prediker? Vanmorgen zei ik het al: ‘Prediker is eigenlijk één lange meditatie over de dood.’ Ook in ons tekstgedeelte komt het voor. We zullen sterven. Daarin verschillen we ook niets van de dieren. Wij mensen zijn net als zij schepsels, we zijn tijdelijk en eindig. Er komt een moment dat we onze laatste adem uitblazen. En iedere slaap herinnert ons aan de doodsslaap. Of zoals Tish Warren schrijft: ‘Slaap dient als dagelijks memento mori, – gedenk te sterven – een dagelijkse herinnering aan onze dood.’
Maar tegelijk mogen we ook hierin voluit christelijk zijn. Want de dood is niet het enige. Het is Pasen geworden. Christus heeft de dood tenietgedaan. In en door Hem mogen we opstaan.
Iedere nacht als we gaan slapen, mogen we instemmen met de psalmdichter: ‘Ik ga liggen, val in slaap en word wakker – de HEER beschermt mij.’ Vanuit Christus mogen we zeggen en geloven: ‘We gaan liggen in dood, we worden weer wakker omdat de Heer echt is opgestaan.’
Dus slapen leert ons onze kwetsbaarheid, onze sterfelijkheid, onze afhankelijkheid. Maar tegelijk leert het ons ook te vertrouwen op God, op zijn bescherming, op zijn zorg en zegen, om te rusten in het besef dat ons leven en onze dood verborgen zijn in Christus.
Dat is toch de zegen van slaap, van rust: ‘Beter een handvol rust dan beide vuisten vol gezwoeg en najagen van wind.’ Niet voor niets begint onze tekst met die rust. Dat is ook bijbels, gemeente. In Genesis 1 lezen we telkens: ‘Het was avond geweest en het was morgen geweest.’ De dag begint dus met de nacht, oftewel met rust. Hoe diep en zegenrijk is dat: we beginnen de dag door tot rust te komen en te gaan slapen.
Diep, maar ook ontdekkend. We beginnen dus de dag met ogenschijnlijk nietsdoen. Of zoals Tish Warren dat plastisch verwoordt: ‘We beginnen door te rusten, te kwijlen op ons kussen, te vervallen tot hulpeloosheid. De bijbelse avond/morgen-volgorde richt ons op het ritme van genade. We gaan slapen en God begint zijn werk.’ De dag is nog donker, maar God is al aan het werk. Hij laat gewassen groeien, geneest wonden, geeft rust, beschermt, waakt, herstelt, redt. Hoe bevrijdend is dat. Hoe rustgevend, in de diepste zin van het woord!
Die rust, dat vertrouwen, hebben we iedere dag nodig. In een wereld waar zoveel onrecht en onderdrukking heerst. Prediker heeft dat gezien. Ja, die uitdrukking valt keer op keer in het boek: ‘Ik heb gezien dat…’ Prediker observeert. Hij beschouwt. Hij denkt erover na. Maar niet koel en onbewogen. O nee, betrokken en bewogen. Het grijpt Prediker aan als hij ziet hoe mensen onderdrukt worden. Hoe ze onder de duim gehouden worden, geknecht, misbruikt, als voetveeg behandeld.
Als Prediker al dat onrecht, al die onderdrukking ziet en overdenkt, roept hij uit (vers 2): ‘De doden zijn gelukkiger te prijzen dan de levenden.’ Maar het allerbest zijn diegenen af die nog niet geboren zijn en geen weet hebben van het onrecht.
Dat zijn heftige woorden. Die je trouwens niet moet veralgemeniseren. Alsof de dood altijd verkozen moet worden boven het leven. Nee, elders in Prediker luidt het juist: ‘Beter een levende hond dan een dode leeuw.’ Hij blijft het leven juist zien als geschenk van God. Maar als het leven zo beheerst wordt door onrecht en onderdrukking, als het leven hier voor mensen tot een hel wordt, dan zegt hij: ‘De doden hebben het beter, en zeker de ongeborenen: want dit hoeven zij niet meer of helemaal niet mee te maken.’ Zoals mensen in de verschrikkelijkste omstandigheden ook kunnen verzuchten: ‘Was ik maar dood.’ De dood als verlossing van het lijden. Het heet toch niet voor niets ‘overlijden’, over het lijden heengehaald worden! Zulk verschrikkelijk leven hoef je toch niet te ambiëren?
Ik ben dankbaar – en ik zei dat vanmorgen ook al – toen we bij Prediker stuiten op zijn volstrekte eerlijkheid, dat hij zich niet verschuilt achter vrome stoplappen, dat hij echt z’n donkerste gedachten en gevoelens uitspreekt, ongefilterd. De Bijbel is ook zo diepmenselijk, zo volstrekt authentiek en bloedeerlijk.
Maar te midden van al dat verbijsterende onrecht zoekt Prediker het ook hierin bij God. In hoofdstuk 3:17 spreekt hij zichzelf en ons toe: ‘God zal oordelen. De rechtvaardigen en de goddelozen.’ Dat biedt hoop. Dat geeft ten diepste ook rust. Al dat onrecht en die onderdrukking hebben niet het laatste woord. God zal alles rechtzetten. Hij zal rechtspreken. Het kwaad zal worden weggedaan. De beulen houdt geen eeuwige voorsprong op hun slachtoffers. Dat is de diepe troost van het oordeel, gemeente. Dat God recht zal doen en alles zal rechtzetten. Dat schenkt rust: ‘Rust mijn ziel, uw God is koning.’
Laten we niet vergeten dat Prediker – Qohelet zoals hij in het Hebreeuws heet, oftewel degene die de gemeente samenroept en daarin voorgaat – dat hij dit dus in de gemeente deelt, in de gemeenschap van gelovigen, in de samenkomst.
Ja gemeente, komen we hier niet voor naar de kerkdienst? Op de rustdag, die de zondag is. Is dat trouwens ook al niet veelzeggend, dat de week begint met de zondag – want zo is het in Bijbels perspectief. De zondag is de eerste dag. We beginnen dus met de rustdag voordat we gaan werken. Net als bij die nacht/dag-volgorde gaat hier de rust voorop, oftewel de genade.
Want voordat we gaan werken, mogen we rusten. Voordat we van alles gaan doen, mogen we ontvangen. Wat is dat ook wijs! Maar dan moeten we er wel wijs mee omgaan: de zondag ook echt een dag laten zijn waar we pas op de plaats maken, om ons zo juist te focussen op het goede, op het mooie, op God. Kijk, als de zondag een dag wordt die helemaal niets verschilt met de andere dagen, van werken, doorjakkeren, dan worden het ook twee vuisten vol gezwoeg en najagen van wind. Dan ontberen we die hand van rust. Dan gaan we al moe en gestresst de week in. Dan doen we onszelf en God zo tekort. En dat is zonde. Dat is dwaas.
Laat de zondag daarom echt een rustdag zijn. De dag waarop we heel veel juist niet hoeven. De zondag als zo’n dag (het scheelt een spatie en een apostrof), maar het is zo waar, want zo is de eerste dag bedoeld: ‘De zondag als zo’n dag!’ Een feestdag, waarop we juist de lekkerste maaltijd van de week eten, de mooiste kleding die we hebben aantrekken, en met vreugde naar de kerk gaan. Toch?
En waarom zouden we naar de kerk gaan? Juist toch ook voor die handvol rust! Als je de hele week al druk bent, als je al die ballen in de lucht moet houden, dan verlang je toch naar een dienst, waarin je rust vindt?
In haar al eerder genoemde boek citeert Tish Warren een Amerikaans theoloog die waarschuwt dat de prestatiecultuur invloed heeft op onze kerkdienst. Die kan worden tot een plek van zelfvertrouwen en inspanning, waar we proberen om op eigen kracht een specifieke geestelijke stemming of ervaring te bereiken. In plaats daarvan roept Jezus ons om ons geloof in eigen geestelijke inspanning op te geven en in Hem te blijven. De liturgie is de plek waar we wachten tot Jezus zich laat zien. We hoeven niet veel te doen. De kerkdienst is geen reeks activiteiten die bedoeld zijn om een geestelijke of mentale staat te bereiken. In de eredienst komen we, blijven we en rusten we. En als we daar blijven, op onze plek, en geduldig wachten, dan zal Jezus zich laten zien.’ In Woord en Sacrament. Zoals vandaag…
Amen
zingen Hemelhoog 433 ‘Stil, mijn ziel, wees stil’
gezongen geloofsbelijdenis Lied 340b ‘Ik geloof in God de Vader’
gebed
collectemoment
slotlied Lied 245 ‘k Wil U, o God, mijn dank betalen’
zegen
0 Reacties