mededelingen
zingen Gezang 280:1
stil gebed
votum en groet
openingstekst ‘Zoals iemands moeder hem troost, zo zal Ik u troosten’, zegt de HERE. (Jesaja 66:13a)
zingen Gezang 14:2,3,5
geloofsbelijdenis met de woorden van zondag 1 uit de Heidelbergse Catechismus
zingen Gezang 403:1,2
gebed om verlichting met de Heilige Geest
kindermoment
Hebben jullie gezien wat hier op de avondmaalstafel staan? 14 kaarsjes… Waarom zouden die daar staan? Wat gaat ermee gebeuren?
Straks, na de kindernevendienst, als jullie weer terug zijn in de kerk, dan worden ze één voor één aangestoken. 13 kaarsjes voor mensen uit de kerk die het afgelopen jaar gestorven zijn. En nr. 14 is voor al die mensen die niet genoemd worden, maar die ook zijn overleden en die we ook heel erg missen.
Waarom zou je voor die overleden mensen een kaarsje aansteken? Doe jij dat ook wel eens? Waarom? Dat doe je om aan diegene te denken, diegene die je zo mist, waarvan je zoveel houdt. Het is licht in het donker. Verdriet, iemand missen, is eigenlijk net als het donker, niet fijn, naar. Maar er is licht, zegt dat kaarsje.
Waar worden die kaarsjes van aangestoken? Gaan ze vanzelf aan? Nee, ze worden aangestoken met een kaarsje en dat wordt weer aangestoken aan deze kaars. Wat is dat voor een kaars? Dat is de Paaskaars. Elk jaar met Pasen komt er een nieuwe te staan. En die brandt het hele jaar, elke zondag, om ons nooit te laten vergeten: het is Pasen geworden. De Here Jezus is opgestaan. Hij leeft. En daardoor mogen wij ook leven, zelfs als je gestorven bent. Bij Hem, in de hemel. Nou, is dat licht, of niet?! De Here Jezus, die opgestaan is, is hét Licht. En daarom steken we die kaarsjes aan aan de Paaskaars. Waarmee we zeggen: ook al is diegene gestorven. Jezus is sterker dan de dood. Zijn licht is sterker dan al het donker.
Vergeet dat nooit! Een goede kindernevendienst, en tot straks.
schriftlezing beurtelings zingen en lezen uit Psalm 71
zingen Psalm 71:1
lezen Psalm 71:3-11
zingen Psalm 71:7,8
lezen Psalm 71:17-22
zingen Psalm 71:14
tekstlezing ‘Omgeef mij met uw troost. Dan zal ik U loven bij het spel op de harp, U en uw trouw, mijn God.’ (Psalm 71:21b,22a)
verkondiging
Gemeente van Jezus Christus,
Een onvergetelijke ervaring: tijdens de kerkdienst in het zorgcentrum zit er een vrouw op de voorste rij. Ze zit in een rolstoel. Haar ogen zijn gesloten. Haar hoofd hangt scheef in de stoel. Ze lijkt ver weg. We zingen twee coupletten uit Psalm 84. In de Oude Berijming, want die is de meeste bewoners het meest bekend. Bij de eerste woorden ‘Hoe lieflijk, hoe vol heilgenot’ zie ik haar ogen én mond opengaan. Haar lippen bewegen mee, in volmaakte cadans met de woorden. Ook het tweede couplet, over de mus die een huis vindt en de zwaluw die haar jongskens neerlegt in ’t kunstig nest bij Uw altaren, zingt ze feilloos mee.
Net voor dat tweede couplet zie ik een vrijwilliger opstaan. Hij loopt naar een andere vrouw toe. Ook zij zit in een rolstoel. De vrijwilliger ziet dat ze het verkeerde blad van de liturgie voor zich heeft. Hij zoekt het snel voor haar op en wijst het lied aan. Haar reactie, op vol volume: ‘Maar die ken ik toch wel hoor!!’
Ik besef het weer. Dit is de generatie die liederen geleerd heeft. Uit het hoofd. Of zoals de Engelsen het nog mooier zeggen: by heart.
Als dan het hoofd niet helemaal meer goed werkt, kan het hart de liederen evengoed naar boven sluizen. Want die liederen liggen daar nu eenmaal, op de bodem van het hart: ooit geleerd en gezongen, telkens weer.
Ik moest daar aan denken bij Psalm 71. De dichter ervan is ook op leeftijd. Z’n stramme vingers beroeren de snaren van z’n harp. Met gebarsten stem zingt hij zijn lied, een Psalm. Maar het is een Psalm die deels is samengesteld uit andere Psalmfragmenten. Hij heeft hiervoor uit andere Psalmen geput, die hem lief zijn, die liggen op de bodem van zijn hart. Direct het begin van de Psalm: ‘Bij U, HEER, schuil ik, maak mij nooit te schande, red en bevrijd mij, doe mij recht, hoor mij en kom mij te hulp.’ Het is exact hetzelfde begin als Psalm 31. En verderop vinden we nog een citaat uit Psalm 22. Ook gebruikt hij in zijn lied bekende metaforen, beelden voor God, die je in talloze psalmen vindt: ‘rots, burcht en schuilplaats.’
Die Psalmist heeft het niet makkelijk. O nee, hij is oud en ervaart de gebreken van dien aan den lijve. Maar er zijn ook vijanden: schurken, onderdrukkers, die hem naar het leven staan, die uit zijn op zijn ongeluk. Z’n geloof wordt aangevochten. Kortom: ‘veel ellende en nood’, zoals hij dat zelf in vers 20 noemt. Maar juist dan grijpt hij dus terug op de Psalmen. Juist dan komen die liederen die hij geleerd heeft, by heart, omhoog, úit z’n hart. Ze gaan in hem zingen. Hij zingt het zelf uit, met een gebroken stem, tokkelend op z’n harp.
Het deed me denken aan het sterfbed van dat ene gemeentelid. We zaten daar met z’n drieën omheen: een kleinzoon, haar man en ik. Zelf was ze ver heen. Ze leek onbereikbaar. Ik vroeg wat haar lievelingslied was. Blijf bij mij, Heer, wanneer de avond daalt’, zei haar man direct. Ik pakte m’n liedboek en we zongen het. Hij met een gebarsten stem, maar recht uit z’n hart. Zo omringden we zijn vrouw met dit gezongen gebed, bij de avond van haar leven.
Ja, dat zulke geloofsliederen belangrijk zijn, heb ik het afgelopen jaar vaak gemerkt bij de afscheidsdiensten en de voorbereidingsgesprekken daarvoor. Dan kreeg ik een Liedboek in de handen gedrukt, met daarin allerlei briefjes bij lievelingsliederen. Of er kwam ergens een blaadje uit een laadje, waarop iemand in het netste handschrift de liederen had geschreven die eens klinken moesten. En hoe vaak heb ik het in een afscheidsdienst niet gezegd: dit lied heeft hij, heeft zij, zelf uitgekozen voor deze dienst. En dan zongen we het toch nog anders, alsof diegene het ons op het hart drukte: ‘Hier gaat het om! Vergeet dat niet. Vergeet Hem niet!’ Of de liedregel Ik ben een koninklijk kind op het grafsteentje van een voortijdig gestorven kindje. Ontroerend en zo troostend…Nee gemeente, de waarde van zulke liederen is niet te overschatten. Daardoor kunnen we niet alleen ons geloof uiten, maar vooral ook innen.
Dat gebeurt ook in Psalm 71. Juist te midden van ‘veel ellende en nood.’ Maar wacht even, beste dominee, je moet wel volledig citeren. Er staat in dat 20e vers: ‘U hebt mij doen zien veel ellende en nood.’ U! God dus! God heeft blijkbaar al die ellende en nood toebedeeld. Is God zo?! Als de veroorzaker van zulk leed?!’
Nee, dat God die nood en die ellende heeft doen zien, betekent niet dat Hij deze bewust veroorzaakt heeft. God is niet de veroorzaker van het kwaad. ‘In God is gans geen duisternis’ schrijft Johannes ergens, en terecht! Maar toch is er kwaad, is er nood en ellende. Blijkbaar laat God dat wel toe, in zijn ondoorgrondelijke wijsheid. En de nabestaanden van degenen van wie de namen straks genoemd zullen worden, kunnen denken aan dat wat hun geliefde overkwam: een kwaadaardige en slopende ziekte, een plotselinge herseninfarct, een acute harstilstand, waardoor er geen afscheid was, een duistere dementie die steeds meer gaten sloeg in de hersenen, met alle gevolgen van dien, een zwangerschap die niet voldragen kon worden, een kindje dat voortijdig stierf. En ongetwijfeld kunnen we m.b.t. onszelf, of onze omgeving, of deze wereld de nood, de ellende, het kwaad aanvullen dat gebeurt en God die het blijkbaar allemaal toelaat. Het is en blijft een raadsel. Ik las ergens: ‘Een christen heeft geen antwoord op alle vragen, maar hij/zij heeft wel genoeg antwoord om het met die vragen uit te houden.’
Dat geldt ook voor de psalmist. Het antwoord vindt hij ook door het gebed, waarin hij zijn nood tegen de Here God uit en vraagt (vers 20): ‘Laat mij nu herleven, laat mij herrijzen uit de diepten van de aarde.’ Het mooie van het Hebreeuws is trouwens dat je dit ook kunt vertalen als belofte: ‘U zult mij weer levend maken en mij doen herrijzen uit de diepten van de aarde.’ Het gebed heeft de belofte ín zich. Het gebed klampt zich ook vast aan Gods beloften. De belofte hier dat God doet herrijzen uit de diepten van de aarde. Dit klinkt naar een uitredding uit de dood. Of misschien nog wel sterker: zelfs door de dood heen, over de dood heen, doet God herrijzen. Hij is sterker dan de dood. Dat heeft Hij laten zien in Jezus Christus, die de dood overwon, die dwars door de dood heenging en aan de andere zijde opstond. Niet voor niets klonken bij elk graf afgelopen jaar of bij het crematorium deze woorden van Jezus: ‘Ik ben de opstanding en het leven. Wie in Mij gelooft, zal leven, ook al is hij gestorven.’ Aan die geweldige belofte mogen ook wij ons vastklampen, ons aan Hem vastklampen. Ook m.b.t. onze geliefden die gestorven zijn. Wat een troost!
Ja, daar gaat de Psalm ook over. Zoals onze tekst zegt: ‘Omgeef mij met uw troost.’ Of zoals de Willibrordvertaling het prachtig vertaalt: ‘Trek uw troostende kring om mij heen.’ Gods troost als een kring om je heen. Aan alle kanten Gods troost. En ook hier kan dat gebed vertaald worden als belofte, zoals de Herziene Statenvertaling ook doet: ‘U zult mij omringen met uw troost.’ God kan en wil en zal ons vertroosten, rondom. Zijn troost als een kring om je heen…
Juist omdat Hij daarvoor ook mensen inschakelt. Mensen zoals u, jij en ik: een troostende kring om mensen heen. Margriet v.d. Kooi, die een prachtig boekje schreef over verdriet en troosten, zegt daarin: ‘Het goede nieuws is dat troosten niet iets is dat aan hulpverleners moet worden overgelaten, maar dat iedereen met een warm hart en genoeg geduld en moed om met aandacht present te zijn, nabij kan zijn.’
Hoe dan?? ‘Nou’, zegt diezelfde Margriet v.d. Kooi: ‘Troost is geen oplossing, geen doekje voor het bloeden of afweer tegen te groot verdriet. Verdriet kan ook nooit worden weggetroost. Dat gebeurt als mensen ontijdig proberen het verdriet te stelpen.’ Als ze zeggen: ‘Het leven gaat door’ of ‘hij is zo wel voor verder lijden gespaard.’ Of meer van dat soort clichés.
We denken zo vaak dat troosten uit praten bestaat. En dat vinden we moeilijk: ‘Wat moet ik dan zeggen?!’ Maar troosten is veel meer dan praten. Troosten is ook kunnen zwijgen. Troosten is er eenvoudigweg voor die ander zijn, is luisteren naar het verhaal van die ander, ook al vertelt ze voor de tigste keer over de overledene. Dat is verwerken. Het is waardevol als de naam van die geliefde overledene genoemd blijft worden. Troosten is een arm om iemand heen, een hug, een ander gebaar. Troosten is de ander helpen met dingen die moeten gebeuren, heel praktisch. Troosten is iemand uitnodigen om te komen eten, eropuit gaan; is aandacht: een kaartje, een telefoontje.
Allemaal vormen van troost, die met elkaar die kring om iemand heen kunnen vormen. Ik hoop dat u en jij zich daarvoor laten inschakelen door God. Anders gezegd: dat die troost zo een verwijzing mag zijn naar de troost van God. Naar de diepste troost die er bij Hem, bij Christus te vinden is: ‘de enige troost in leven en in sterven’, zoals de Heidelbergse Catechismus dat zo mooi en diep zegt. Oftewel: dat wat je overhoudt, als je alles moet loslaten. En is sterven juist dat niet? En is dat ook niet één van de moeilijkste kanten van het sterven: het loslaten, van het leven hier, van de mensen met wie je verbonden bent, en voor de nabestaanden: het loslaten van je geliefde, die ‘uit de tijd gaat’, zoals ze dat vroeger zeiden. Dat geeft wel goed het definitieve en het onomkeerbare ervan aan. Maar het geweldige van die enige troost in leven en in sterven – het eigendom van Christus zijn, door het geloof, beleden we vanmorgen nog – het geweldige daarvan is, dat dat niet wegvalt, dat dat standhoudt, dat je door Hem vastgehouden wordt. Dat is de enige troost. Dat oud-Nederlandse woord ‘troost’ dat hier oorspronkelijk gebruikt wordt, heeft te maken met wat de Engelsen ‘trust’ noemen: oftewel ‘houvast’, ‘vertrouwen’.
Dat is ook het prachtige van Psalm 71. Het is een lied van vertrouwen. Die Psalmist blijft vertrouwen op God die hem hoort, die hem vasthoudt, die hem door al die ellende en nood heensleept, die hem omringt met zijn troost.
In het woord vertrouwen zit het woord ‘trouw’ verscholen. En ik las ergens dat ook het woord ‘troost’ familie is van het woord ‘trouw’. Dat laatste is veelzeggend. Troosten betekent trouw blijven, aan degene die verdrietig is, die het zwaar heeft.
Weer als een verwijzing naar de Here onze God, die ‘trouw houdt tot in eeuwigheid’, horen we aan het begin van elke kerkdienst. En daar is de Psalmist ook helemaal vol van. Hoor maar wat hij zingt in onze tekst: ‘Dan zal ik U loven bij het spel op de harp, U en uw trouw, mijn God.’
Wat bijzonder als je zo, ook in je oude dagen, hoog opgeeft van Gods trouw! Hoe kom je die op het spoor? De Psalm wijst de richting: allereerst door om te zien, door terug te kijken in je leven. Ja, dat doen oude mensen natuurlijk vaker, heel vaak: terugkijken, het over vroeger hebben. Maar hoe zie je om? In wrok of juist met dankbaarheid? De oude psalmist is, als hij omziet, vooral onder de indruk geraakt van Gods trouw. In vers 5 zingt hij: ‘U bent mijn enige hoop, HEER, mijn God, van jongs af vertrouw ik op U. Vanaf mijn geboorte steun ik op U, al in de moederschoot was U het die mij droeg, U wil ik altijd loven.’
Vanaf de moederschoot zelfs… Gods zorg, zijn trouw, omspant het hele leven. Kun je dat de dichter nazeggen? Zie je Gods trouw ook als de rode draad door je leven? Dat Hij je niet losgelaten heeft? Ook als jij Hem wel losliet, als jij ontrouw werd, Hem liet zitten, dat Hij toch niet moe was, en is, om je telkens weer op te zoeken, te laten merken dat Hij er voor je is, op je wacht met wijdgeopende armen? Dat deze dienst daar ook een bewijs van is, net als die ene afscheidsdienst, of dat bezoek van die ene persoon, die troost van anderen, in Zijn naam.
Omzien en zo Gods trouw ontdekken. Het is voor de psalmist aanleiding om op God te blijven vertrouwen, om te blijven hopen, dat Hij zo ook in de toekomst zal zijn. Dat hij niet uit Gods handen valt, dat zijn troost hem blijft omringen.
Dat vertrouwen, die hoop, gun ik u en jou ook. Ook als je hier bent omdat de naam van die ene wordt genoemd, of als je denkt aan iemand anders die je zo mist, of als je opziet tegen de toekomst, met dat stille verdriet, of die grote zorgen, die je hebt. Kijk dan mee met die Psalmist, achterwaarts: zie je die rode draad van Gods trouw? En merk je zijn troost, ook door anderen heen? Dan mag dat je vertrouwen en hoop geven voor de komende tijd.
Lees die Psalm, of een andere misschien, nog eens door en vul je eigen naam er in. En ontdek het geheim, dat ook Geert Bogaard eens ontdekte, toen hij dichtte:
DE PSALMEN
De psalmen staan
beschermend om mij heen.
Zij zingen dat mij
alles is vergeven.
Geen stem spreekt er
het schuldig uit, niet één.
Je zult niet sterven,
klinkt het, je zult leven.
Dat ik er was,
staat eenmaal op een steen.
Dat ik er zijn zal,
staat bij God geschreven.
Amen
meditatief muzikaal moment Pour Raphael door Emma Becker op harp
cantorij Cantabile zingt (in wisselzang met de gemeente) Ik zal er zijn van Sela
gedenken van de overledenen
gedicht
VERWACHTING
Als de dag begint te doven
en de zon mij niet meer ziet,
als de schemering gaat komen
en ik stil word van verdriet,
als de nacht valt en mijn vogel
niet meer opdaagt met een lied –
na mijn duisternis Uw licht,
na mijn zwijgen Uw gedicht.
dankgebed en voorbede
inzameling van de gaven
slotlied Evangelische Liedbundel 413:1,4 Lichtstad met uw paarlen poorten
zegen
0 Reacties