welkom en mededelingen
zingen Psalm 67:1 ‘God zij ons gunstig en genadig’
stil gebed
votum en groet
aanvangtekst ‘Heilig, heilig, heilig is God, de Heer, de Almachtige, die was, die is en die komt.’ Telkens als deze wezens lof, eer en dank brengen aan degene die op de troon zit en die tot in eeuwigheid leeft, werpen de vierentwintig oudsten zich neer voor Hem die op de troon zit, en aanbidden Hem die leeft tot in eeuwigheid, en leggen hun kransen voor zijn troon met de woorden: ‘U komt alle lof, eer en macht toe, Heer, onze God, want U hebt alles geschapen: uw wil is de oorsprong van alles wat er is.’ (Openbaring 4:8-11)
zingen Lied 405:1, 2 en 3 ‘Heilig, heilig, heilig!’
lezing van gebod des Heren uit 1 Petrus 1:13-25
zingen Hemelhoog 380 ‘Jezus vol liefde’
gebed om de verlichting met de Heilige Geest
kindermoment
We gaan naar het scherm kijken.
Wat zien jullie hier? Op dat aambeeld?
Een pistool. Wie hebben er pistolen? De politie. Wie hebben er geweren? Soldaten.
Waarom zou een politie of een soldaat een pistool of geweer hebben? Om mee te schieten ja. Maar wanneer? Alleen als het nodig is. Als het levensgevaarlijk is. Om erger te voorkomen.
Daarvoor zijn wapens. Daarom hebben we een leger. Om ons te verdedigen. Zeker.
Maar er zijn ook andere mensen die wapens hebben, die dat helemaal niet mogen. Die er mee schieten. Die er kwaad mee doen. Dat is erg.
Gelukkig gebeurt het ook dat zulke wapens worden afgepakt, of dat mensen die vrijwillig inleveren.
En dan kun je er dit mee doen:
Wat is er hier met dat pistool gebeurd? Met de loop? Die is platgeslagen.
En vervolgens is er dit mee gebeurd:
Zie je wat er gebeurd is met dat ijzer van die platgeslagen pistool? Er is gereedschap van gemaakt. Mooi hè. Een wapen waar je iemand mee kunt doden of heel erg verwonden, een pistool waar je zoveel kwaad mee kunt doen is tuingereedschap geworden.
Weet je hoe ik hierop kwam? Omdat jullie straks in de kindernevendienst een prachtig verhaal uit de Bijbel zullen horen, waar God belooft dat er een tijd komt dat zwaarden, wapens dus, veranderd zullen worden in ploegen, en speren in snoeimessen. In gereedschap dus, waar je het land mee bewerkt, waar je bomen mee snoeit. Omdat wapens dan niet meer nodig zijn. Omdat het voor altijd vrede is.
Zou dat niet geweldig zijn? Nou, die tijd komt, op de nieuwe aarde, als Jezus terugkomt. En voor die tijd mogen we die vrede ook al zoeken. Nee, jullie hebben geen echte pistolen of geweren, maar we kunnen met onze woorden, met wat we zeggen iemand wel heel erg pijn doen. En ruzie is ook heel erg. En iemand pesten ook. Dat wil God niet. Nee, Hij wil dat we het goed met elkaar hebben, en goed met elkaar maken. Daar gaan we nu ook nog van zingen met Hemelhoog 705:1,3,4 ‘Wij willen samen vieren.’
zingen Hemelhoog 705:1,3,4 ‘Wij willen samen vieren’
schriftlezing 1 Exodus 25:10-22
zingen Psalm 99:1,3 ‘God is koning, Hij sticht zijn heerschappij’
schriftlezing 2 Psalm 99
zingen Psalm 99:4,8 ‘Maak Hem altezaam groot, verhef zijn naam’
verkondiging
Gemeente van Jezus Christus,
Vorige week zondagavond 4 mei begonnen wij de dodenherdenking bij het Metaheerhuis aan de Oosthaven hier in Gouda. Vroeger was daar een Joods bejaardenhuis. In het metaheerhuisje werden de lichamen van overleden bewoners gelegd en verzorgd. Het was dus een soort rouwkamer. Het bejaardenhuis is er niet meer, maar het metaheerhuisje bestaat nog wel. Nu staan daar binnen op de muur de namen van de 389 Goudse Joden die in de Tweede Wereldoorlog zijn vermoord. Ieder jaar is daar op 4 mei om 19.00 uur ’s avonds een herdenking.
De korte plechtigheid werd afgesloten met het kaddisj, oftewel het Joodse gebed voor de doden. Eerst werd dat in het Nederlands gebeden en vervolgens in het Hebreeuws. De voorzitter van het bestuur van het Metaheerhuis legde uit dat het in dit gebed eigenlijk helemaal niet over de dood gaat. Nee, het is in feite één grote lofprijzing op God, één lange heiliging van zijn naam. Kaddisj is ook afgeleid van het Hebreeuwse woord ‘kaddoosj’, dat heilig betekent.
En dit gebed, deze lofprijzing, werd aangeheven, op deze gedenkplek, waar we stilstonden bij die 389 Joodse Gouwenaars, maar ook bij die miljoenen anderen die vermoord werden in de holocaust. ‘De Nacht’ noemde Elie Wiesel deze in dat aangrijpende en gelijknamige boek dat hij hierover schreef. Maar toch klonk ook nu, tegen deze inktzwarte achtergrond, het kaddisj: ‘Verheven en geheiligd worde Uw grote naam…’ Een Psalmregel ging door mij heen: ‘Ik zal zijn lof zelfs in de nacht/ zingen, daar ik Hem verwacht’…
‘Geheiligd worde Uw grote naam…’ Ja, dat kaddisj rijmt helemaal op die regel uit het Onze Vader: ‘Uw naam worde geheiligd’. Maar tegelijk ook op de Psalm die vanmorgen centraal staat: Psalm 99. Maar liefst drie keer klinkt daar (in vers 3, 5 en 9) als een refrein: ‘Heilig is de HEER – kaddoosj Adonai’.
‘Kaddoosj’ betekent eigenlijk ‘anders’. Gods heiligheid duidt dus op zijn anders zijn. Wat zeg ik: op zijn gans anders zijn. De HEER, de God van Israël, is wezenlijk anders dan de goden van de volken, dan de afgoden van deze wereld. Dat blijkt ook wel uit het verdere van deze Psalm.
Psalm 99 is een koningspsalm. Het gaat daarin over Gods koningschap. Ook daarin is Hij anders, is Hij heilig. Dat blijkt al direct in vers 1: ‘Hij troont op de cherubs’.
Kijk, de cherubs zijn engelen, eigenlijk wachters. Zo kom je ze ook tegen in het begin van de Bijbel, in Genesis 3, waar cherubs met een vlammend zwaard de toegang tot het verloren paradijs belemmeren, bewaken. Dreigend en onverbiddelijk.
Als wachters kom je die cherubs ook buiten Israël tegen. Bij de ingang van oude paleizen en tempels zijn afbeeldingen teruggevonden van zulke gevleugelde gestalten. Ze weren af. Ze schrikken af. Ze staan daar pal, als een soort poortwachters. Ze willen zeggen: je komt niet zomaar bij zo’n koning, bij zo’n god. Het is hier geen zoete inval. Integendeel.
Maar bij de HERE God is het hier in deze koningspsalm anders: ‘Hij troont óp de cherubs.’ Dus die cherubs staan niet naast Gods troon, maar Hij troont erop. Zo komen we die cherubs ook tegen, bijvoorbeeld bij de profeet Ezechiël, als deze in een visioen Gods troon mag zien. Dan wordt deze gedragen door engelen, door cherubs. Maar ik denk dat hier in Psalm 99 iets anders bedoeld wordt. Dat leid ik af uit het verdere van de Psalm. Daar gaat het namelijk over Mozes en Aäron, en specifieker nog, in vers 7, over de wet die God hun gaf. En als je dat combineert met die cherubs waar God op troont, dan moet ik vooral denken aan de ark van het verbond: die gouden kist die in de tabernakel, en later in de tempel stond. We lazen erover in Exodus 25. In die ark, in die kist, lagen onder andere de twee stenen tafels, de twee stenen platen, met daarop de Tien Woorden, de Tien Geboden, Gods wet dus. En op het deksel van die kist waren twee gouden engelen te zien, cherubs worden ze genoemd. Ze zijn gebogen naar dat deksel toe. En hoe heet dat deksel? Verzoendeksel!
En als de Psalm dan zegt dat Hij op de cherubs troont, mogen we hier aan denken. En daaruit blijkt Gods heiligheid zeker: hoe wezenlijk anders zijn koningschap is. Wezenlijk anders dan die andere goden en heersers toen. Daar stonden die cherubs immers als afwerende wachters. Maar hier bij die ark weren die cherubs niet af, maar zijn ze toegewend. Toegewend naar dat verzoendeksel. Ze beschermen deze, ze bewaken de verzoening. Hoe mooi is dat, gemeente, dat de Here God hierop troont! Hij regeert dus via de verzoening. Hij is naar ons toegewend.
Wat we ook gedaan hebben, wie we ook zijn: Hij is uit op verzoening. Of zoals vers 8 zegt: ‘U bent een God van vergeving.’
Daarvoor kom je toch ook naar de kerk? Om dat weer te horen. Om die vergeving te ontvangen. Om daar van op te horen en op te leven. Ik wel!
‘Zeker, maar die zin in vers 8 gaat wel door hè: ‘U bent ook een God die misdaden straft.’ En daar leef ik eerlijk gezegd niet van op. Alsof God met de ene hand streelt – de vergeving – en met de andere een klap verkoopt: de bestraffing.’
Maar wacht even: God is heilig. Hij is anders. We moeten God niet naar ons beeld vormen, Hem naar onze ideeën modelleren. God is niet soft, met eerbied gezegd. Hij laat niet met zich sollen. En laten we daar dankbaar voor zijn. Het kwaad heeft niet het laatste woord. Mensen die niet uit zijn op verzoening, op vergeving, maar doorgaan met het doen van kwaad, het kleineren, het beschadigen van anderen, die houden geen eeuwige voorsprong op hun slachtoffers. Nee, dat kwaad, die misdaden, worden uiteindelijk gestraft. De Here God zet de dingen recht. Dat is de diepe troost van zijn oordeel. Ook daarom is Hij prijzenswaardig: de Heilige, onze Koning.
Ja, Gods koningschap is anders. Heilig is Hij immers. Ook in zijn macht. Dat is bij Hem niet de macht van de willekeur, de macht van het ellenbogenwerk. Nee, vers 4 zegt het prachtig: ‘Machtige koning, die het recht bemint.’ Of zoals een Engelse vertaling luidt: ‘Mighty King, lover of justice.’ De Naardense Bijbel vertaalt het ook schitterend: ‘De kracht van een koning is dat Hij liefheeft het recht.’
De Here God is dus geen tiran, is niet zoals zoveel machthebbers, die anderen kleineren, die de waarheid verdraaien, die vooral uit zijn op eigen macht en gewin. Nee, de Here God is anders. Hij is heilig. Hij heeft een passie voor het recht.
En bij de Here God betekent dat juist dat Hij oog heeft voor mensen die over het hoofd gezien worden, die in de hoek zitten, waar de klappen vallen, die zichzelf niet kunnen redden. Hen wil God recht doen. En bij zijn koningschap hoort ook dat Hij ons daarbij inschakelt, dat wij zo aangestoken worden door Gods gerechtigheid, dat wij die gaan zoeken en betrachten. Dat we God, Jezus Christus, daarin navolgen.
Gods heiligheid heeft dus ook alles te maken met onze heiliging. ‘Weest heilig, want Ik ben heilig’, hoorden we vanmorgen de Here God zeggen in zijn gebod. Dat wij dus, in zijn spoor, ook anders zijn dan hoe het doorgaans gaat. De heiliging van ons leven betekent dat wij in het spoor van onze goede God gaan. Dus ook verzoening zoeken, vergeving schenken, oog hebben voor mensen die om hulp verlegen zitten, er voor hen zijn, recht doen, opkomen voor de waarheid, enz. enz.
De heiliging van Gods naam en de heiliging van ons leven, dus lofprijzing en heiliging, horen echt bij elkaar, die zijn zeg maar hol en bol.
Iemand vergeleek het met een liefdesrelatie. De heiliging is dan dat je elkaar trouw blijft, duurzaam voor elkaar blijft kiezen en gaan. De lofprijzing is dan dat je ook je liefde aan die ander verklaart, dat je tegen elkaar zegt: ‘Ik houd van je’, of welke woorden je daar ook voor vindt.
Nou, zo is het met de Here God ook. De lofprijzing, de aanbidding, is dat we Hem onze liefde verklaren, dat we uitspreken, uitzingen hoeveel we van onze Heer houden. Hij die onze Koning is, onze Vader, onze Schuilplaats, onze Geliefde, wat zeg ik: de Allerliefste, de Allermooiste die er is. Reken maar dat de Here God daarvan houdt. In een andere Psalm staat dat Hij troont op de lofzangen van zijn volk. Dus Hij troont niet alleen op de cherubs, maar ook op onze lofprijzing. Daar zetelt Hij op, daar voelt Hij zich op thuis. Die raakt Hem en dat raakt ons.
Maar als die lofprijzing niet gepaard gaat met de heiliging van ons leven, als het alleen maar woorden zijn en we onze naaste vervolgens laten barsten, als onze daden haaks staan op die liederen die we zingen, ja dan is die lofprijzing zo leeg en loos als wat. Maar omgekeerd: heiliging zonder lofprijzing koelt af, dan wordt het een sleur, waar de spirit, de passie ontbreekt. De heiliging van Gods naam en de heiliging van ons leven horen dus bij elkaar.
Terug naar dat kaddisj bij het Metaheerhuis vorige week zondagavond. Het had iets tegendraads, om in het aangezicht van de dood, van de verschrikkingen die plaatsgevonden hebben, ook in onze stad, om daar Gods naam te heiligen, om Hem te loven en te prijzen om wie Hij is. Ja, daar is geloof voor nodig.
Zoals dat ook geldt voor de eerste mensen die Psalm 99, die koningspsalm, op de lippen namen, die deze Psalm zongen en baden. ‘De HEER is koning – volken, beef (…) alle volken moeten Uw naam loven.’
Alle volken?! Tja, dat gebeurde niet. In de tijd van het Oude Testament zeker niet. Israël was maar een heel klein volkje. De grote en machtige rijken toen hadden hun eigen goden, dus hoe dan: de God van Israël loven?! Dat was toch irreëel! Maar dat is nu precies het geloof, gemeente. Dan kijk je niet naar wat voor ogen is, dan kijk je met Gods ogen, dan kijk je dus verder. Zoals Israël ook verder keek dan de eigen kring. Het besefte: deze God is niet alleen onze God. Hij is de God van alles en iedereen, de Schepper van alles wat er is, de Koning der koningen, de Heer der heren. En daarom moet iedereen Hem vereren en hulde bieden. En als dat nu niet gebeurt, is dat in ieder geval een belofte, een vaste, een zekere belofte.
Weet je, daarin wijst deze Psalm ons ook anno 2025 de weg. Dat weidse perspectief, dat universele karakter ervan: dat alle volken God moeten loven en prijzen, dat heel de aarde voor Hem moet beven, diep ontzag moet tonen. Nee, dat gebeurt nu niet. Ook in ons eigen land niet. Als kerk, als christenen, zijn we marginaal geworden, een minderheid. En de heiliging van Gods naam en de heiliging van het leven is echt geen gemeengoed overal. Ook in deze wereld niet. Hoe volken juist met elkaar overhoop liggen: de Russen en de Oekraïners, de Joden en de Palestijnen, India en Pakistan, en ga zo maar door. Vrede en gerechtigheid zijn op zoveel plekken zo ver weg. Ook in ons eigen leven, als we eerlijk zijn.
En toch, toch schenkt deze Psalm ons de vaste belofte, net als Gods hele Woord, dat uiteindelijk iedere knie zich zal buigen en deze God, Jezus Christus, zal belijden als Heer. En hoe donker het nu nog kan zijn, we zijn op weg naar een land van louter licht, waar heiligen heersers zijn, zoals een ander lied zingt. En van dat land van louter licht, mogen nu al lichtjes schijnen, sterren twinkelen, als voorboden van dat algehele licht.
Ik moest daar ook aan denken toen ik op Bevrijdingsdag de laatste bladzijde voorlas uit het kinderboek ‘Mijn naam is Edith’ van Lianne Biemond.
Dat gaat over het Goudse Joodse meisje Edith Beek. Ook haar naam staat in het Metaheerhuis op de muur, naast die 388 andere namen. En op de Lange Tiendeweg, recht tegenover de Legowinkel, ligt in de straat een koperen stolperstein, met daarop de tekst: ‘Hier woonde Edith Roseij Beek, geboren 1934, ondergedoken, verraden in Zwammerdam, gedeporteerd 16-11-1943 uit Westerbork, vermoord 19-11-1943 in Auschwitz.’
In ‘Mijn naam is Edith’ vertelt Lianne Biemond het verhaal van dit heerlijk spontane meisje, dat hier voor 1940 zo genoot van het leven in de stad, van het spelen met haar vriendinnetjes, van de eerste klassen op de Casimirschool, van het zwemmen in de Reeuwijkse Plassen en in het Spaardersbad. Maar toen brak de oorlog uit. Steeds meer beperkingen kwamen voor de Joden. Ook voor Edith. Uiteindelijk moest ze onderduiken. Ze kwam terecht bij een dominee in Zwammerdam, ds. Günther, een vrouwelijke predikant, die Edith liefkozend ‘tante Abelia’ noemde. Deze zorgde liefdevol voor Edith. Maar helaas werd ze toch verraden. Alleen moest ze naar het politiebureau in Den Haag waar ze in de cel terechtkwam, alleen werd ze overgeplaatst naar Westerbork en uiteindelijk gedeporteerd met de trein naar Auschwitz, waar ze vrijwel direct daarna vergast werd. Negen jaar oud…
Maar dan schrijft Biemond op de laatste bladzijde van het boek: ‘Toch waren er steeds lichtjes in de nacht, warm als de kaarsen van Chanoeka.’ Ze somt een aantal van die lichtjes op: de omhelzing van Ediths moeder, de zegen van haar vader, de liefde van tante Abelia, de woorden van rabbijn Dasberg in de trein naar Auschwitz, de hand van Bert op weg naar de douche, die een gaskamer bleek.
En dan eindigt Biemond met: ‘Lichtjes die Edith tot het einde zag, de warmte ervan voelend. Zelfs met gesloten ogen. Laten wij kaarsen zijn voor de mensen om ons heen.’
Ja, ook wij, anno 2025: kaarsen voor de mensen om ons heen, oftewel voorboden van dat land van louter licht, de gerechtigheid waar onze grote Koning zo van houdt, de heiliging van het leven die zo past bij de Heilige, geprezen zij zijn naam. Amen
zingen Lied 753 ‘Er is een land van louter licht’
dankgebed en voorbeden
collectemoment
zingen Hemelhoog 216:1,3 ‘Kroon Hem met gouden kroon’
zegen
0 Reacties